Afgelopen weekeinde was ik in Groningen. De aanleiding was de opening van een tentoonstelling van het eindexamenwerk van studenten aan de Klassieke Academie, ik was er niet voor een reportage over de aardbevingsschade. Maar tijdens een lunch ging het daar al snel over. Met Shell als symbool voor wat de Groningers – maar niet alleen hen – dwars zit: dat multinationals macht over regeringen hebben en voorkeursbehandelingen krijgen op kosten van de gewone belastingbetaler.

De Groningers verbinden de recente afspraak tussen vvd-minister Eric Wiebes van Economische Zaken met de nam – voor de helft in handen van Shell – over de inkomsten uit de gaswinning en de bijdrage aan de kosten van de aardbevingsschade met het omstreden voornemen van het kabinet om de dividendbelasting voor buitenlandse aandeelhouders te schrappen. Dividere is het Latijnse woord waar dividend van is afgeleid, verdelen dus. Maar die verdeling, daar zijn de Groningers van overtuigd, is niet eerlijk. Volgens hen komt multinational Shell er in beide gevallen gunstig uit en heeft de gewone werkende mens het nakijken.

Het uit Groningen afkomstige pvda-Kamerlid Henk Nijboer had het na de gasdeal van Wiebes over vele miljarden die dit de belastingbetaler kost. De regionale omroep RTV Noord rekende de deal door en zette de extra inkomsten die de nam uit de gaswinning mag houden af tegen de uitgaven aan aardbevingsschade die de nam moet betalen. En concludeerde dat de gaswinningsmaatschappij vijf jaar lang de kosten van de versterking van huizen kan betalen uit de extra inkomsten die ze als gevolg van de gasdeal krijgt. Wie betaalt die kosten dan eigenlijk?

Aandacht is er op het Binnenhof vooral voor de dividendbelasting. Vorige week sprak de Tweede Kamer al weer over de afschaffing van deze belasting voor buitenlandse aandeelhouders van in Nederland gevestigde multinationals, een felle discussie waarbij opnieuw Shell opduikt. De oppositie heeft in de dividendbelasting een onderwerp gevonden waarmee ze het kabinet in verlegenheid kan brengen, de coalitie van vvd, cda, d66 en ChristenUnie in potentie uit elkaar kan spelen en waarmee ze – net als de Groningers – een fundamenteel onderwerp kan aansnijden: de grote macht van de multinationals. Deze discussie doet een oude sociale kwestie herleven: de macht van de factor kapitaal anno nu versus de onmacht van de factor arbeid.

‘In een democratie past dat niet. Dat riekt naar vriendjespolitiek’

Toen veertien jaar geleden de Belastingdienst met diezelfde Shell een afspraak maakte over de dividendbelasting voor buitenlandse aandeelhouders kraaide daar op het Binnenhof geen haan naar. Het waren andere tijden. De economie groeide en bloeide. Het geloof dat de bomen deze keer toch echt tot voorbij de hemel zouden groeien was groot.

De economische crisis bracht daar echter verandering in. Toen de banken gered moesten worden van de ondergang werd voor iedereen duidelijk dat het de belastingbetaler was die daarvoor moest opdraaien. Zoals het toenmalig GroenLinks-Kamerlid Kees Vendrik het onlangs in de Volkskrant zei, ontstond ‘toen de onvrede over het feit dat multinationals hun kosten afwentelen op de samenleving, op de burgers’. Zijn pvda-collega van toen, Paul Tang, zei in datzelfde artikel: ‘Er is ruimte voor moraliteit… De onrechtvaardigheid van deze Shell-deal wordt zelfs gezien door rechtse kiezers.’

Het is in dat nieuwe klimaat dat de oppositie haar kans ruikt en heeft besloten tot frappez toujours. Met name GroenLinks, SP en pvda voelen zich in hun verzet tegen de maatregel gesterkt door twee dingen. De afschaffing van de dividendbelasting stond in geen enkel verkiezingsprogramma en is dat, op z’n zachtst gezegd, niet vreemd tegenover de kiezers? Ook blijkt uit onderzoek dat de opbrengst van de afschaffing er in termen van werkgelegenheid niet is, maakt dat de maatregel niet nog vreemder?

Het geeft GroenLinks-leider Jesse Klaver de kans om het onderwerp naar een hoger plan te trekken en te spreken over een democratisch vraagstuk: hoe kan het dat één bedrijf zoveel macht heeft? Klaver nam vorige week de gelegenheid van het debat te baat om er ook meteen een oordeel over te vellen. ‘In een democratie past dat niet. Dat riekt naar vriendjespolitiek.’ pvda-fractievoorzitter Lodewijk Asscher had het om diezelfde reden over het kabinet-Shell I. En hun SP-collega Lilian Marijnissen riep minister-president Mark Rutte op ‘een premier te zijn voor alle Nederlanders en niet alleen voor Shell en co’.

Twee van de vier coalitiepartijen, d66 en ChristenUnie, verdedigen de afschaffing van de dividendbelasting al vanaf het ondertekenen van het regeerakkoord niet van harte, maar bij elk debat erover lijkt de animo ervoor verder af te nemen. Het argument van de kant van het kabinet dat tegenover deze lastenverlichting voor het bedrijfsleven ook lastenverzwaringen staan, komt mede daardoor niet over het voetlicht. Het is bovendien een argument dat in geld wordt uitgedrukt, terwijl daar het principiële argument tegenover staat dat hier de democratie op zich in het geding is, en dat is niet in geld uit te drukken, laat staan dat je het voor geld verkwanselt.

Dat over de dividendbelasting het laatste woord nog niet is gezegd, is in korte tijd een cliché geworden op het Binnenhof. Mij intrigeert inmiddels de vraag hoe premier Rutte eventueel de draai gaat maken. Zijn er argumenten te verzinnen die geen bergladingen hoon over hem doen komen als hij op de maatregel terugkomt? Of maakt het aanhoudende verzet tegen de dividendbelasting Rutte extra koppig? Hoe langer je iets blijft verdedigen, hoe moeilijker het immers wordt je fout toe te geven.