Bij cultuurpessimistische klaagzangen over de teloorgang der intellectuelen trek ik altijd hetzelfde boek uit de kast. Het is Michel Winock’s Le siècle des intellectuels (1997). Deze geschiedenis van de Franse intellectuelen in de twintigste eeuw is onderverdeeld in drie tijdperken, die van Barrès, Gide en Sartre. Dat waren de intellectuele bakens, dat waren de bergtoppen in het geestelijke landschap.

Maar hoe indrukwekkend waren deze intellectuelen? Barrès was de ideoloog van de Franse variant van het Blut-und-Boden-nationalisme, Gide geloofde in zijn ivoren toren een tijdlang dat de ijzige wind uit het oosten een nieuwe lente bracht en Sartre… tja… laten we daar maar over ophouden. Helemaal eerlijk is mijn pavlovreactie natuurlijk niet, want er zijn wel degelijk intellectuelen geweest die een positieve invloed hebben gehad. Maar die moesten meestal lange tijd wachten eer het grote publiek doorhad dat zij iets belangrijks te melden hadden.

Volgens Furedi zijn er geen toonaangevende intellectuelen meer omdat er sprake is van een algehele «verdomming» van onze samenleving. Daarmee bedoelt hij niet dat de mensen een lager IQ hebben, maar dat er minder waardering voor kennis is. Hij gaat tekeer tegen universiteitsbestuurders die van mening zijn dat studenten geen hele boeken meer hoeven te lezen en politici die zich in Jip en Janneke-taal tot de kiezer richten. Deze kritiek is tot op grote hoogte terecht en Furedi geeft voorbeelden van deze verdomming die als ze niet zo verontrustend waren hilarisch zouden zijn.

Minder overtuigend is Furedi’s verklaring van deze verdomming en infantilisering, die erop neerkomt dat vooral de linkse kritiek op de Verlichting ertoe heeft geleid dat het geloof in objectieve kennis is verdwenen. Nietzsche en de postmodernisten zijn verantwoordelijk voor een filosofisch relativisme dat «de waarheid» niet langer erkent. Omdat intellectuelen volgens Furedi de hoeders van die waarheid zijn, is het geen wonder dat hun positie marginaal is geworden.

Furedi’s probleem is dat hij niet inziet dat er, vooral buiten de natuurwetenschappen, veel kennis is die niet objectief is. Daardoor serveert hij Max Weber af, omdat deze inzag dat de ratio vaak niet zo relevant is wanneer we bepaalde waarden willen begrijpen. Ook suggereert hij dat Zygmunt Bauman heeft beweerd dat de moderniteit wel tot de holocaust moest leiden, terwijl hij er slechts op gewezen heeft dat de holocaust niet mogelijk was geweest zonder een groot aantal verschijnselen die inherent zijn aan de moderne samenleving. Blijkbaar heeft ook Furedi zich niet helemaal aan de verdomming kunnen onttrekken.