Ik kijk af en toe naar Utopia op SBS, zoals ik destijds ook keek naar Big Brother.
De discipline om er elke dag naar te kijken, hou ik niet vol.
Ik mocht destijds een weekje in het Big Brother VIPS zitten. Razend interessant. Vooral wat men ervan had gemaakt. Degeen die monteerde had zich laten leiden door één gedachte: emotie.
Als we emoties toonden, dan werd dat eruit gefilterd, en als we over emoties spraken, dan was dat ook al goed. Ik vertelde ergens dat ik tamelijk depressief was geweest. Omdat ik dat nogal vrolijk zei, toonde men onder mijn verhaal tegenshots van mijn mede-Big Brother-genoten die bezorgd naar me keken.
Het vreemde is: ik denk aan die week met groot genoegen terug. Ik heb zeer gelachen. Helaas zag men daar te weinig van.
Verdriet gaat voor vreugde, leerde ik.
Bij Utopia merk ik dat er ook gemonteerd wordt op dat vermaledijde begrip emotie.
Maar er is in de afgelopen twaalf jaar wel iets veranderd.
Men weet dat er emotie wordt verwacht.
De emotie als aandachttrekker. Dus wordt er nu heel erg vaak en veel gehuild, somber gekeken, gek gedaan. Men legt niet rustig iets uit, men begint te schreeuwen of te grienen of trekt zich ostentatief terug.
Langs de tientallen verborgen camera’s druipt de stroop van de emotie.
Maar daar zit precies wat knelt.
Een acteur speelt een emotie; hij overdrijft, of hij doet juist iets minder, hij heeft een opvatting over de gevoelens die hij moet spelen in het kader van het stuk en past zich daarop aan. Een stille man zal niet snel schreeuwen, tenzij zijn rol dat eist, maar dan is er voor dat geschreeuw een dramatische reden.
In Big Brother en in Utopia is er nooit een dramatische reden. De gewone mensen in Utopia zijn inderdaad gewone mensen. Geen acteurs. Net als in het dagelijkse leven spelen zij de emoties die ze denken dat ze moeten spelen, maar omdat het geen acteurs zijn, is hun spel altijd slecht of lijkt het onoprecht.
Daarom is acteren zo’n prachtige kunst, omdat je door je spel zo veel meer kunt vertellen. Verdriet is geen verdriet, maar een veelvoud van gevoelens die daaronder, daartussen en daarboven liggen. Dat geldt voor alle kunsten. Als we een verhaal maken, dan is dat verhaal meer dan de anekdote. Houw ik een beeld, dan is dat beeld meer dan de simpele voorstelling.
Die artistieke waarde ontbreekt bij Big Brother en Utopia. Je ziet mensen met hun gevoelens – maar dat is het dan ook. De redacteuren in de montageruimten moeten er uit alle macht een verhaal uit zien te slepen en gebruiken daarvoor de wetten van de kunst.
Er is geen geconstrueerd narratief dat iets wil vertellen. Daarom is het soms zo saai.
Het filmidee, ‘hoe overleeft een aantal mensen die opgesloten zitten op een eiland’, is weliswaar eeuwen oud, maar zelfs in zijn ouderwetsigheid kun je daar iets spannenders van maken dan nu.
Waarom willen we de zaken niet meer vormgeven?
Ik vermoed vanwege de prijs.
Vormgeven is de techniek van het geoorloofd liegen. Daar moet je specialist voor zijn.
Als je naar Utopia kijkt, dan zie je slechts het idee van een film of toneelstuk, bedacht door een luie schrijver, waarna alleen wat toevallige decorstukken worden aangeleverd plus wat mensen van de straat die als acteurs dienst moeten doen. Ze hebben geen rol. Ze spelen wat ze zijn of denken te zijn, maar dat is niet veel.
Stel je eens voor dat men de beste schrijvers van Nederland en de beste acteurs, de beste decorbouwers en de beste regisseurs en de beste cameramensen gevraagd had met het idee van Utopia te spelen. Dan had men spannende kunst gekregen. Maar geen kijkcijfers.