Groene stukken kauwgom vormen de letters a t/m z. Navid Nuur kauwde hun vorm, ‘proefde’ de letters en liet zijn alfabet inlijsten. In je mond bevindt zich een concentratie van zenuwen en dus, zo is zijn gedachtegang, kun je met je tong beter voelen dan met je handen. In het Bonnefantenmuseum in Maastricht hangt de kauwgom aan de muur.
Nuur timmert aan de weg. In 2010 won hij de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs en de Charlotte Köhler Prijs voor beeldende kunst. In 2011 volgde de prestigieuze Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst en in 2013 was hij samen met schilder Adrian Ghenie de winnaar van 25.000 dollar op Art Basel Hongkong. Dat hij niet werd genomineerd voor de Prix de Rome 2013 zou goed kunnen komen doordat hij al in de jury zit.
De Haagse kunstenaar, geboren in Teheran, begon als grafisch vormgever en illustrator, maar sinds hij tien jaar geleden de overstap maakte naar de beeldende kunst heeft zijn carrière een internationale vlucht genomen. Solo- en groepstentoonstellingen trokken van De Hallen Haarlem naar het Centre Pompidou in Parijs, deelname aan de Biënnale van Venetië in 2011 bezorgde bekendheid wereldwijd.
Nuur (1976) maakt deel uit van een jonge generatie conceptuele kunstenaars. Hij begeeft zich met zijn kunstwerken in een Nederlandse kunsttraditie die ontstond in de jaren zestig, met kunstenaars als Marinus Boezem, Ger van Elk en Bas Jan Ader. Wat ‘conceptueel’ in zijn oeuvre betekent, is te zien in een heel persoonlijke overzichtstentoonstelling in het Bonnefantenmuseum. Persoonlijk, want de kunstenaar maakt de bezoeker expliciet deel van hemzelf. Bij binnenkomst krijgt deze een clipje met de tekst ‘We share air’ opgespeld. In de museumwinkel is voor een euro een fles water te koop, gevuld met water uit Nuurs eigen kraan. Hij demonteerde de waterkraan uit zijn studio en sloot deze aan op het waternet van het museum. Kratten vol glazen flessen worden op zaal gevuld met dit ‘gezegende’ water en voorzien van het label ‘Let us meet inside you’. Op donderdagmiddag kan de bezoeker ook nog kosteloos een ontwerp van Nuur laten tatoeëren. Museumdirecteur Stijn Huijts ging u voor. Een groot zwart ontwerp siert nu zijn kuit om een ‘diepgaand en blijvend engagement’ met de kunst te onderstrepen. Intiemer dan dit wordt het niet.
Hedendaagse conceptuele kunst kan veeleisend zijn. Met name de Franse variant levert hersenkrakers waarin het gedachtegoed van Gilles Deleuze gerust in geometrische vorm wordt gegoten met en passant een verwijzing naar de invloed van psychoanalyticus Jacques Lacan op de filosoof Alain Badiou. Nuur daarentegen bouwt zijn sculpturen, tekeningen, installaties en video’s op uit transparante bouwstenen. Bij hem geen in zichzelf gekeerde filosofie, maar een nieuwsgierigheid voor de dingen om ons heen. Het conceptuele schuilt in zijn kunst in het oprekken van de grenzen van materiaal en het destilleren van betekenis uit woorden. Steeds duikt hij in de gaten die hij in de verschillende betekenislagen aantreft. Licht bijvoorbeeld loopt als een rode draad door zijn oeuvre. De lichtserie Tentacle Thought bestaat uit woorden die hij vormde met tl-buizen. Felgele elektriciteitsdraden lopen als tentakels uit de lampen en liggen in kluwens op de grond. Ze doen denken aan slierten zenuwen die gedachten van hoofd naar handen leiden.
Nuurs interesse in de overdrachtelijkheid van taal komt voort uit zijn dyslexie. Letters vormen het hart van de tentoonstelling, waar ze deel uitmaken van poëtische woorden en spitsvondige zinnen. Die overigens behoorlijk flauw kunnen worden wanneer ze slechts drijven op woordspelingen. Dan bekt een tekst alleen maar lekker, zonder dat er echt iets staat. ‘It’s not about getting lost in translation, but about translating that which is lost’ bijvoorbeeld, of ‘Absence of evidence is not evidence of absence’.
In de serie ‘dripworks’ laat Nuur woorden van hun drager druipen. Hun uitgelopen vorm verkreeg hij door gebruik te maken van de techniek van de chromatografie. Hij schreef met een zwarte marker letters op papier, schildersdoek, een vaatdoekje en een handdoek. Doordat de inkt met water werd bewerkt liepen de letters uit in de kleuren waar het zwart eigenlijk uit bestaat. Met vaak alarmerende boodschappen als ‘OMG’ doen de wazige blauwe en groene letters denken aan verschijningen in een horrorfilm, die opgloeien en weer verdwijnen. Een groot doek met de tekst ‘What ever’ bekogelde Nuur met waterballonnen. De zwarte letters zijn uitgelopen in blauw in roze, restanten gekleurd rubber liggen op de vloer. De woorden ‘Try to deal’ dreigen ten onder te gaan in een golf van uitgelopen inkt, maar blijven net boven water. Watertrappelend. In de volgende zaal laat Nuur zijn woorden alsnog verdrinken, door een doek met tekst en al om te draaien.
Het intuïtieve aspect van Nuurs werk geeft een persoonlijke draai aan de conceptuele kunst. In een brief die aan een muur hangt vraagt hij een anoniem persoon om zijn as in een kunstwerk te mogen verwerken, mocht diegene komen te overlijden. Hij kan dan onderzoeken welke kleuren een mensenlichaam eigenlijk in zich meedraagt. Nuur, ook fervent skateboarder, zoekt poëtische kunst in de botsing van elementen. Water, lucht en as zijn voor hem de dragers van universele natuurwetten en esoterische krachten. Bij de tijdelijke heropening van het Stedelijk Museum in Amsterdam, in de tentoonstelling Taking Place, schreef hij met een steen uit het oude gebouw op een nieuw gerenoveerde museummuur: ‘What is lost in time, will be found by time.’
In het Stedelijk hangen dit najaar ook woorden als kunstwerk aan de muren. De letters in de tentoonstelling Op de wind geschreven zijn kaarsrecht, alsof ze met een sjabloon zijn getekend, en worden omcirkeld door trefzekere lijnen. Net als Nuurs woorden verkondigen ze raadselachtige boodschappen als: ‘After any given time’. De kunstenaar, Lawrence Weiner, behoort tot de conceptuele generatie van de jaren zestig. Zijn kunst definieerde hij als ‘taal + de materialen waarnaar wordt verwezen’. Weiner ziet woorden als losse entiteiten, als sculpturen zelfs van de betekenissen waar ze naar verwijzen.
Voor Nuur is taal een glijmiddel. Woorden zijn voor hem dingen om over uit te glijden, maar ook een vluchtig materiaal dat betekenis in een ruimte kan laten glippen. Of betekenis uit een materiaal kan laten ontsnappen, zoals in de ‘dripworks’. LUBE LOVE luidt niet voor niets de zinnenprikkelende titel van de tentoonstelling in Maastricht. En waar papier en schildersdoek voor Weiner slechts de dragers van zijn kunstwerk zijn, laat Nuur zich leiden door zijn materie. In een videowerk dat niet in de expositie is opgenomen, opent Nuur tergend langzaam een deur in het donker van de nacht, op zoek naar het moment waarop de lichtsensor zijn beweging signaleert en het licht aanspringt. Ook legde hij meermalen een lekkend raketje op de lens van een beamer. Het resultaat was een lawine van ijsschotsen waar je bang van zou worden.
Zijn onbegrensde aanpak brengt hem zo in aanraking met allerlei natuurwetten. In het Bonnefantenmuseum bouwde hij een hoge sculptuur van dozen wasmiddel, die hij aan een zijde opensneed. Het waspoeder ligt over de vloer verspreid, de zwaardere blauwe korrels als een aura om de witte korrels heen. Zwaartekracht staat een aantal keer als materiaal op de bordjes vermeld.
Nuurs freestyle aanpak, zoals het museum de ongeremde werkwijze typeert, vertoont wel degelijk verwantschap met de conceptuele voorvaders. Marinus Boezem bijvoorbeeld dronk voor zijn Pis Project (1969) een glas zeewater uit de Noordzee, stapte in de auto naar het IJsselmeer en plaste het water daar weer uit. Ger van Elk dobberde in een opblaasbaar bootje in een Hollandse sloot en probeerde met een roeispaan het golvende wateroppervlak weer glad te strijken. Van deze acties resteert nu slechts de documentatie, kunst in de vorm van foto’s en een video. Waar de materialiteit van kunst door de vroege conceptuele kunstenaars werd ontvlucht – deels om de kunstwereld zelf te ontvluchten – onderstreept Nuur juist het materiaal van zijn bevindingen.
De tentoonstelling omvat veel uiteenlopende kunstwerken en zoveel ‘vondsten’ bijeen zorgen na een tijdje niet echt meer voor een verrassing. De video-installatie waar de tentoonstelling mee eindigt voelt meer als een samenvatting dan een apotheose. Op drie schermen is te zien hoe de Roemeense schilder Adrian Ghenie vier uur aan een schilderij werkt. Steeds als zijn kwast het doek raakt, maakt Nuur, achter hem staand, beatbox-achtige geluiden in een microfoon. Hij lijkt zijn geluiden als een extra dimensie de verf in te willen blazen. Voice over (voice) ontkracht zichzelf enigszins, doordat ook het uiteindelijke schilderij in de zaal hangt. Dat best saai is en bovenal stil.
LUBE LOVE is een aanstekelijk overzicht van een persoonlijk gedreven conceptuele kunst. Nuur dartelt door het museum, stotterend en struikelend over zijn omgeving. Dan blijkt de verf op de muren ook nog eens besmeurd te zijn met ‘vitamines’. Iedere zaal voorzag Nuur van een andere vitaminesoort, met aan het eind van de tentoonstelling een verklarende lijst waarin alle vermeende heilzame werkingen worden uitgelegd. Vitamine C bevordert de weerstand, vitamine A het gezichtsvermogen, vitamine K de bloedstolling en botstofwisseling. De bezoeker kon er niet aan ontkomen. We ademen nu eenmaal dezelfde lucht.
LUBE LOVE, 27 september t/m 26 januari, [Bonnefantenmuseum,](bonnefanten.nl)[Maastricht](bonnefanten.nl). Nuur exposeert ook in Amsterdam, van 12 oktober t/m 23 november bij Galerie Martin van Zomeren. Lawrence Weiner exposeert t/m 5 januari in het Stedelijk Museum, Amsterdam