
‘What the fuck is hier gebeurd?’ zo vatte Caroline van der Plas de uitslagenavond samen. ‘Dit is toch echt niet normaal? Of nou ja, ik zeg niet normaal maar het is wel normaal. Want wij zijn allemaal normale mensen en al die mensen die op ons hebben gestemd zijn normale burgers. Mensen die niet veel vragen, mensen die gewoon een biertje willen drinken in het weekend, met een caravannetje naar Frankrijk willen en gewoon de rekening willen betalen. Mensen die gemangeld worden door de overheid. Boeren die bang zijn voor hun voortbestaan, die al jaren vragen of de regering naar ze luistert maar niet gezien en gehoord zijn. Die zich niet serieus genomen voelen.’
Ze stond een avond lang betraand te dansen, aan haar vinger zat een Nederlands vlaggetje waar de drie kleuren in de juiste volgorde op waren geschilderd. Het onthullendste woord in haar emotionele toespraken was ‘normaal’, het ligt haar voor in de mond bestorven. Ze wil geen woedende populist zijn, maar ook in niets het Haags soort politicus dat zich verliest in spreadsheets. Overigens werden beide typen – de radicaal-rechtse populist en de Haagse technocraat – deze verkiezing afgestraft.
Hoewel het een politieke aardverschuiving was voor sommigen (‘het cda is midscheeps geraakt’, aldus Wopke Hoekstra) is het politieke landschap niet ingrijpend verkaveld. Wat deze verkiezingen toonden was vooral een herschikking van rechts. vvd, cda, pvv, FvD en de sgp verloren gezamenlijk achttien senaatszetels en nieuwkomers bbb (+16) en JA21 (+3) kregen er negentien zetels bij. Geen ruk naar rechts of extreem-rechts dus, wél een boerenopstand.
Hoe het uitpakt valt te bezien, maar de contouren van een volwassenwording bij populistisch rechts lijken nabij. 21 jaar na Pim Fortuyn breekt er een protestpartij door waarvan nog onduidelijk is wat ze precies wil op tal van thema’s, maar één verschil met haar voorgangers is onontkomelijk: Van der Plas wil heel graag meebesturen. ‘Het is een stem op een partij die poogt mee te doen’, zei electoraal geograaf Josse de Voogd bij de nos, tevens auteur van Atlas van afgehaakt Nederland. ‘Van mensen die weer willen aanhaken.’
Voor progressief Nederland is dat op een wrange manier wellicht angstaanjagender. Deze keer bonzen er geen populisten op de deur die zichzelf direct buitenspel zetten, maar populisten die binnenkort hun trekkers bij al die provinciehuizen parkeren om cruciale bestuursfuncties te vervullen. Om zo roet in het eten te strooien van Haagse klimaatambities. Om Baudet en Wilders kon het establishment nog heen, met Van der Plas moeten ze iets.
Als deze verkiezingen ergens over gingen dan was het het steeds fellere gevecht om schaarse ruimte. Waar komen huizen, vluchtelingen en boeren? Wie moet er wijken om klimaatdoelen te halen die het land op slot draaien? Commentatoren die al decennialang klagen dat het bij de Provinciale-Statenverkiezingen niet over provinciale thema’s ging, konden opgelucht ademhalen. Já, er waren tal van landelijke kopstukken, maar de conflictlijn lag ontegenzeggelijk precies daar waar die moest liggen: midden in de provincie.
Des te opmerkelijk was het dat partijen in dat land vol harde tegenstellingen op luide toon zochten naar een ‘stil midden’. Als partijen van centrum-links tot populistisch rechts ergens in verenigd waren, dan was het hun angst voor ‘polarisatie’. Als een soort spook steeg die term op uit de kelen van politici die inhoudelijk diametraal tegenover elkaar stonden. Voor het cda was het overbruggen van verschillen haar verkiezingsinzet geweest, de vvd schetste bij herhaling steeds twee extreme flanken en positioneerde zichzelf ferm in een gedepolitiseerd midden. Zelfs PvdA-leider Attje Kuiken zei bij het slotdebat: ‘Ik vind dat we niet verder moeten polariseren maar moeten samenwerken. In plaats van elkaar de schuld te geven en naar elkaar te wijzen.’
De koningin van het polarisatieverwijt bleek Caroline van der Plas, die in lijn met de door haar zo beleden normaliteit en gezond verstand tegenstanders verweet verdeeldheid te zaaien. ‘Dit is precies die polarisatie en waarom er zoveel onrust is in de samenleving’, zei zij bijvoorbeeld tegen Sigrid Kaag tijdens het nos-debat, nadat de D66-leider had gezegd dat veehouders niet langer zo’n groot beslag op het land konden leggen. ‘Zo’n term als “beslag leggen”. Op deze manier kun je geen discussie voeren.’ Op de achtergrond zweefde de geprojecteerde debatstelling ‘zijn pijnlijke keuzes te vermijden bij het verdelen van ruimte?’. Als iets de afgelopen weken opviel, dan was het dat met name rechtse partijen doken voor die vraag. Waar verkiezingen doorgaans zijn bedoeld om richtingenstrijd te tonen en burgers een kans bieden om scherpe keuzes mee te geven aan de politiek, overheerst na deze stembusgang vooral verwarring.
Want waar hebben al die normale mensen nu precies voor gekozen? Wie luistert naar Van der Plas ontsnapt niet aan de conclusie dat haar stemmers voor álles hebben gekozen. Voor landbouw, voor natuur en voor huizen bouwen. Of zoals stikstofminister Christianne van der Wal (vvd) het al vroeg op de uitslagenavond samenvatte: ‘Er is geen keuze. Je kunt niet zeggen: ik ga geen stikstofbeleid uitvoeren, maar wel huizen bouwen.’ Het lijkt erop dat de bbb-stemmers die ‘in het weekend gewoon een biertje willen drinken’ vooral heel veel gratis bier hebben besteld.
Aan de absentie van duidelijke keuzes bij deze verkiezingen zijn meer partijen schuldig. Zodra die op tafel kwam te liggen, sloegen ze op de vlucht. Met name vvd en cda worstelden zichtbaar als het onderwerp stikstof zich aandiende. Ze mompelden dan dat ze ‘niet wilden polariseren’, terwijl precies die polarisering in hun eigen gelederen allang een uitslaande brand was geworden. Iets wat Jeroen Pauw perfect samenvatte toen hij tijdens het verkiezingsdebat Linksom of rechtsom een kaartje van Nederland presenteerde dat toonde hoe in tien van de twaalf provincies vvd-afdelingen zich keren tegen de Haagse stikstofplannen van hun eigen minister. Pauw aan premier Mark Rutte: ‘Stel nou dat ik vvd’er zou zijn en ik sta in dat stemhokje en ik ben het helemaal eens met die kabinetsplannen. Dan stem ik in dat hokje eigenlijk tegen mezelf.’
Nadat Jesse Klaver zei dat Rutte niet eerlijk was tegen de boeren, liet Rutte’s antwoord zich raden: ‘Wat ik hier hoor, en misschien mag ik dat woord niet gebruiken, is echt polariserend.’ Enkele weken eerder had zijn partijgenoot Edith Schippers, lijsttrekker voor de Eerste Kamer, ook geweigerd antwoord te geven op een heldere stikstofstelling met dezelfde reden, ze wilde geen boeren ‘bashen’.
Het leek of alle campagneteams dit jaar zich suf hadden gestudeerd op een belangwekkend onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau, dat vlak voor de jaarwisseling verscheen. Driekwart van de Nederlanders zei zich zorgen te maken over polarisatie. Al bleek dat vooral ‘een gevoel’, want opvattingen zijn nauwelijks verschoven, de meningsverschillen die er wel zijn voltrekken zich langs voorspelbare ideologische lijnen. Het sociologeninstituut gaf het intrigerende advies aan politici om ‘in het politieke debat een harde toon en vijandige houding te vermijden en de inhoud centraal te stellen’. Daar kwam nog een extra waarschuwing bij om ‘meningsverschillen niet meteen polarisatie te noemen’. Precies het tegenovergestelde gebeurde. Belangrijke ideologische verschillen, daar waar het in campagnetijd over zou moeten gaan, werden een campagne lang kaltgesteld. Wie hard ‘polarisatie!’ brulde trok als het ware een joker uit de mouw op momenten dat politieke keuzes pijnlijk werden.
Je begon je stilletjes aan af te vragen of politici zelf wel wisten wat het woord polarisatie betekent, tal van interpretaties en definities vlogen over tafel. Wat dat betreft was het boek Politieke polarisatie in Nederland (2022) verhelderend. Daarin onderneemt een bonte stoet van politicologen en sociologen een poging om ‘reële gevaren en spookbeelden’ te onderscheiden van elkaar.
‘Polarisatie kan zich op heel verschillende manieren manifesteren: ideologisch en politiek, maar ook affectief en epistemologisch’, schrijft bijvoorbeeld Paul Schnabel. Eenvoudiger samengevat: strijd je tegen elkaars ideeën of strijd je tegen elkaar? In tal van hoofdstukken verkent het boek verschillende vormen van het begrip. In een afsluitend hoofdstuk concludeert Schnabel: ‘Waar links polariseert in traditioneel politieke zin doet rechts dat vooral in de modern populistische zin.’
Dat verschil uitte zich tijdens debatten op een opvallende manier. De linkse tandem van PvdA en GroenLinks klonk overwegend hoopvol en optimistisch en benadrukte een alternatief voor de status quo: ‘Het kan wel.’ Esther Ouwehand verkocht de ingrijpende omwenteling van de landbouw en de economie als een gezamenlijk proces waar boeren een belangrijke plek in zouden krijgen. Links polariseerde op inhoud. Zelfs regeringspartij D66 deed daaraan mee. De reeds ingezette veranderingen moesten sneller, in ieder geval niet tot stilstand komen. ‘Iets agenderen waar al decennialang niet over is gesproken is iets anders dan polariseren’, zei Kaag terecht tijdens het nos-debat.
Ondertussen zette de vvd in Hoorn pontificaal een bord op de markt met daarop de tekst: ‘U ziet het goed. Wij zijn niet aanwezig. Wij willen dat u rustig kunt winkelen. Kies vvd’. Vrij vertaald: wij komen u niet overtuigen, stem op ons! Rond diezelfde tijd ging er een spotje online waarin woedende racisten die in Staphorst activisten aanvielen werden vergeleken met de klimaatrebellen van Extinction Rebellion. Het blies flanken en sentimenten op tot grote proporties om vervolgens het punt te maken: stem op ons, anders vervalt u in chaos.
Eigenlijk was dat de boodschap van al die politici die wegvluchtten voor pijnlijke besluiten: wie polariseert is onredelijk. Die zet de aanval in op de gemoedelijkheid, die breekt het kwetsbare vaasje. Hoe onzinnig het is om ‘redelijkheid’ te plaatsen tegenover ‘polarisatie’ beschrijft filosoof Jeroen de Ridder in een essay dat is opgenomen in de eerdergenoemde polarisatiebundel. ‘Redelijkheid is een ideaal voor goed denken. Dat ideaal bevat onder andere regels over hoe je omgaat met verschillende bronnen van informatie en wie je vertrouwt’, schrijft hij. Maar zelfs wie al die denkregels braaf volgt, kan alsnog tot volstrekt andere conclusies komen. De Ridder noemt dat ‘rationele polarisatie’. Zelfs de meest redelijke mensen, zelfs zij die als wiskundigen op zoek zouden gaan naar ‘het gelijk’, belanden onherroepelijk tegenover elkaar in discussie. ‘Zelfs onder mensen die, als een soort kapitein Spock uit Star Trek (…) rationaliteit volgen, kan polarisatie ontstaan.’
Maar voor rationele polarisatie was tijdens deze campagne weinig ruimte, er was vooral veel sentiment. Een hoop ‘normaal doen’ en ‘boerenverstand’. Met als pijnlijke conclusie dat er deze verkiezingen geen heldere keuze is gemaakt.
Dat te veel rationaliteit ook een valkuil kan zijn, werd deze verkiezingen duidelijk. Kijk naar de uitslagenkaart en je ziet hoe scherp Nederland zich laat verdelen. In de grote steden wonnen PvdA en GroenLinks. Maar fiets de stad uit, een ringweg over, de polder in en electoraal bevind je je direct in bbb-land. Dat is meer dan een stad-platteland-tegenstelling. Het is een tegenstelling tussen de grote stad en álles daarbuiten, dat wat je de Nederlandse suburbs zou kunnen noemen. Alphen aan den Rijn, Woerden, Nieuwegein, Landsmeer. Plaatsen waar voorheen de tevredenheid over een gaaf Nederland zegevierde, vielen nu voor de ontevredenheid van de BoerBurgerBeweging.
De ontevredenheid die 21 jaar geleden onder Pim Fortuyn doorbrak is verschoven naar het platteland. Iets wat in een rapport dat anderhalf jaar geleden door het ministerie van Landbouw werd besteld de ‘Fortuyn-fuik’ werd genoemd. Terwijl politici en pers zich blindstaarden op de onvrede die de kop opstak in oude stadse volkspartijen, verloren ze de gebieden daarbuiten uit het oog en misten ze de sluimerende veenbrand. Daar waar buslijnen werden opgeheven, bibliotheken sloten en basisscholen werden teruggebracht, groeide het onbehagen.
Deze verkiezingen waren een revanche van die wereld. En hoewel klassieke middenpartijen die de regio de afgelopen decennia vergaten – cda en PvdA – er deze verkiezingen volledig op inzetten met veelbelovende herstelplannen, kwam hun draai te laat. Caroline van der Plas is ontegenzeggelijk de verzinnebeelding van het protest tegen Haagse vervreemding.
Je kunt nou eenmaal niet na decennia van afzijdigheid plots een landbouwrevolutie afkondigen en erop vertrouwen dat mensen dat zonder slag of stoot accepteren, zeker als je geen perspectief schetst voor hen die in die nieuwe wereld mee moeten veranderen. Zo werkt democratie niet, in tegenstelling tot wat Van der Wal dacht toen ze op de uitslagenavond met there is no alternative-achtige uitspraken benadrukte dat het stopzetten van stikstofbeleid geen optie is.
Met name voor D66, de partij bij uitstek die zich in technocratisch denken zo kan verliezen dat het vergeet uit te leggen waarom hun plannen de juiste zijn, is dat een klap. Een jaar geleden won het de formatieonderhandelingen door vvd en cda te overtuigen van ambitieus klimaatbeleid en ingrijpend stikstofbeleid. Je kunt de systeemwereld van Den Haag veroveren maar het land verliezen.
Dat het nu moeilijk wordt voor het kabinet is zijn eigen schuld. Tijdens de formatie haalde D66 de ambitieuze doelen binnen, maar ging het akkoord met de cda-wens om de uitvoering van die doelen in de provincie te laten liggen. Nu de provinciehuizen de komende maanden zullen worden ingenomen door boerenvertegenwoordigers, dreigt Den Haag te botsen op de tegenmacht die het zelf heeft gecreëerd. Wat nu dreigt is klem komen te zitten tussen de wensen uit Europa en onvrede in de provincie.
De intern al gespleten regeringspartijen vvd en cda zullen de komende maanden zien dat hun eigen lokale bestuurders in provinciale colleges stappen met partijgenoten van Van der Plas. Dat zal hun allerminst milder stemmen.
Is er dan helemaal geen lichtpuntje? Misschien ééntje. Johan Remkes waarschuwde vorig jaar voor de diepe kloof die gaapt tussen de Haagse systeemwereld waar kille kaartjes beleid voorschrijven en hoe dat tot ‘oprechte wanhoop’ leidt in de ‘ogen van redelijke mensen’. Ook daarbij kon je de oorzaak zoeken in een te lange weerzin tegen polarisatie: er was een kamp dat Haags beleid verkocht als: ‘Het moet van Brussel’ en een kamp dat riep: ‘Het probleem bestaat niet.’
Nu die werelden hard zijn gebotst, zijn ze tot elkaar veroordeeld. In de komende maanden moeten een technocratisch Den Haag en emotionele provinciehuizen er samen uitkomen. Als ze slagen vinden ze misschien een compromis tussen dwingende klimaatnormen en hoopvol perspectief.