
Op 29 oktober 1692 werd Daniel Defoe, de koopman die later wereldfaam zou verwerven als schrijver van Robinson Crusoe, opgesloten in King’s Bench Prison in Londen. Zijn onfortuinlijke handel in geïmporteerde Portugese wijn, de aanschaf van een dure duikersklok om naar diepzeeschatten te speuren en een investering in zeventig civetkatten om wille van hun in parfum verwerkte muskuslucht hadden Defoe opgezadeld met 140 schuldeisers en een schuld van zeventienduizend pond. Omdat hij die niet kon inlossen en de wet nog niet voorzag in het afwikkelen van schulden na een faillissement was Defoe veroordeeld tot een verblijf in debtors’ prison – de schuldenarenbajes, een van oorsprong middeleeuwse institutie waar debiteuren hun schuld moesten uitzitten.
In februari 1693 kwam Defoe na onderhandeling met zijn schuldeisers vrij, maar ze zouden hem nog vijftien jaar achtervolgen. In de tussentijd probeerde de latere avonturenboekenschrijver de politiek er met pamfletten van te overtuigen dat het financieel uitkleden en opsluiten van schuldenaren ook voor schuldeisers niks opleverde. Achter de tralies konden berooide schuldenaren immers geen economische activiteit ondernemen waarmee ze op termijn hun schulden konden aflossen. Het zou tot 1706 duren voor er een faillissementswet kwam die voorzag in het onder juridisch toezicht afschrijven van schulden en het maken van een nieuwe start. Voor de koopmansklasse dan; voor gewone sloebers was dat voorrecht niet weggelegd.
Het lot van Daniel Defoe en de geschiedenis van de schuldenarenbajes vormen de proloog van Robert Kuttners jongste boek Debtors’ Prison: The Politics of Austerity versus Possibility. De econoom, journalist en schrijver Robert Kuttner (1943) is medeoprichter en redacteur van The American Prospect, een progressief maandblad ‘dedicated to American liberalism’. Daarnaast is hij columnist voor The Boston Globe en The Huffington Post en maakt hij deel uit van de democratische denktank Demos.
Kuttners oeuvre bestaat hoofdzakelijk uit onheilspellende titels, waarin de geboren New Yorker zich keer op keer een scherpslijper toont van het Amerikaanse politiek-economisch bestel. Zo verscheen in 1997 Everything for Sale, waarin Kuttner de zaligmakende werking van vrije markten betwistte en de ‘orgie van deregulering’ van financiële markten bekritiseerde. ‘Ironisch genoeg is de markt der markten onvermijdelijk afhankelijk van de staat’, schreef hij, naar nu blijkt met een voorspellende blik. In The Squandering of America (2007) moest de Amerikaanse politiek het ontgelden. Die was volgens Kuttner sinds de jaren tachtig in de greep geraakt van het grote geld van zakelijke elites en financiële speculanten. Zo werden de democratie, de middenklasse, het milieu en het internationaal aanzien van de VS te grabbel gegooid.
In Debtors’ Prison houdt Kuttner de geschiedenis van de schuldenarenbajes als een spiegel voor aan de huidige financiële crisis. Regeringen, centrale banken en rating agencies hebben volgens hem met hun fixatie op begrotingsevenwicht en het aflossen van schulden een nieuwe schuldengevangenis opgetuigd. Morele aanspraken zijn in de soberheidspolitiek (‘politics of austerity’) opnieuw verstrengeld geraakt met economische logica. Bezuinigingen belemmeren volgens Kuttner economisch herstel. Toch wordt de broekriem aangehaald alsof collectief lijden de enige weg naar verlossing is.
Bovendien worden er net als in Defoe’s tijd dubbele standaards gehanteerd. Huiseigenaren worden onverbiddelijk hun woning uitgezet als ze hun maandlasten niet meer kunnen ophoesten. Maar ondertussen kunnen grote bedrijven via een boekhoudkundig handigheidje met een schone lei beginnen, en worden wankelende banken door overheden overeind gehouden. Eenzelfde ongerijmdheid doet zich voor op het niveau van landen. Daar waar de VS de geldpers aan kunnen zetten, wordt Griekenland op water en brood gezet om zijn schuld terug te dringen. De dubbele moraal is volgens Kuttner een kwestie van macht, niet van economische ratio.
En dan zijn de pijlen in het publieke debat ook nog eens op de verkeerde schulden gericht. De drie-procentnorm, de EU-limiet op het begrotingstekort van de overheid, wordt als een heilige graal aanbeden. Maar Kuttner wijst erop dat niet te hoge publieke schulden maar te hoge private schulden de crisis inluidden, toen in 2007 bleek dat veel Amerikanen hun hypotheeklasten niet konden betalen. Nu houden schulden de wereldeconomie gevangen. Niet omdat we ze hebben, maar omdat we er alles aan doen om ze af te lossen. De laatste schuldenbajes werd in de negentiende eeuw gesloten, de ideologie van schuld en boete lijkt levendiger dan ooit. Dat is funest, zegt Kuttner. ‘Als de economie het moeilijk heeft maar bezuinigen blijft het devies, dan komen we nooit uit het dal. De economie is geen huishoudboekje. Overheden moeten juist in crisistijd investeren om de vraag te stimuleren. De enigen die soberheid een goed idee vinden zijn bankiers die paranoïde zijn over inflatie – waar geen sprake van is. In Europa is dat waanidee nog hardnekkiger dan in de VS. Maar ook bij ons zijn levensstandaarden verslechterd en is de inkomensverdeling ongelijker geworden.’
Met dit pleidooi plaatst Kuttner zich in de keynesiaanse traditie, waar ook Nobelprijswinnaar en toonaangevend Princeton-econoom Paul Krugman zich sterk voor maakt. Joseph Stiglitz, die andere Nobelprijswinnaar, noemt Debtors’ Prison op de achterflap ‘a clear way out of the morass’. Kuttner profileert zich echter nog politieker dan zijn collega-economen. Zo krijgt hij bijval van senator Elizabeth Warren, de gedroomde presidentskandidaat van de linkse vleugel binnen de Democratische Partij voor de verkiezingen van 2016. In Nederland is Kuttner een graag geziene gast bij de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de pvda. Want terwijl de keynesiaanse economen in Amerika zo langzamerhand de overhand hebben in het publieke debat, krijgen ze op het Europese vasteland met moeite voet aan de grond.
Hoe verklaart u de huidige obsessie met begrotingsevenwichten en het beperken van schulden, zelfs als dat economisch gezien contraproductief is?
‘Het is masochisme, het is jullie calvinistische inborst, het is het geloof in boetedoening voor je zonden. Het ontluikende kapitalisme was lokaal georganiseerd, handelsrelaties waren persoonlijk. Als een lening niet werd terugbetaald bleef je niet alleen zakelijk in gebreke, je verbrak ook een afspraak. Die morele erfenis is schuld nooit kwijtgeraakt, zelfs niet nu het kapitalisme onpersoonlijk, wereldwijd en grotendeels virtueel is. Austerians blijven erop hameren dat we “verantwoordelijkheid moeten dragen voor de excessen van het verleden” en dat we “slecht gedrag niet moeten belonen”. Laten we aannemen dat de Griekse overheid er tien jaar geleden inderdaad een potje van heeft gemaakt en haar staatsschuld heeft proberen te maskeren. Wie moeten we daar dan voor laten boeten en wat bereiken we daarmee? We straffen de Grieken nu al vijf jaar en hun economie is met een kwart gekrompen. We hebben van een macro-economisch vraagstuk een morele kwestie gemaakt.’
Hoe verweven de zedelijke en economische connotaties van schuld zijn, blijkt volgens Kuttner uit de inwisselbare manier waarop de begrippen ‘schuld’ en ‘zonde’ worden gebruikt. Zo bidden protestanten het Onze Vader zoals gepredikt in het evangelie volgens Mattheüs: ‘Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.’ Katholieken verkiezen liever de versie van Lucas: ‘Vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven aan ieder die ons iets schuldig is.’ In sommige talen zijn ‘schuld’ en ‘zonde’ zelfs een en hetzelfde woord.
Boetedoening is niet het enige morele argument dat pleitbezorgers van bezuinigingen gebruiken. Ze zeggen ook: we moeten onze kleinkinderen niet opzadelen met onze schulden.
‘Maar ook toekomstige generaties hebben er geen belang bij dat we ons nu laten gijzelen door schulden. Zo kan de economie niet groeien en krijgen juist jongeren straks minder kansen. De wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog is ook met schulden gefinancierd.’
Volgens Kuttner is er net als toen maar één ontsnappingsweg uit de mondiale schuldenbajes: schulden kwijtschelden, stoppen met bezuinigen en de economie oppoken met een omvangrijk stimuleringspakket, zoals ook Roosevelt ten tijde van de Great Depression probeerde met de New Deal. ‘Dit is een uitzonderlijke crisis die om uitzonderingen vraagt. Het kwijtschelden van schulden zal gepaard moeten gaan met strikte voorwaarden voor lenen in de toekomst. Het is een crisismaatregel. De afgelopen tweehonderd jaar zijn er heel wat landen geweest die hun schulden niet meer konden betalen. Na vijf jaar kwamen investeringsbanken altijd terug. Wat we nodig hebben is een faillissementsregeling voor landen, zoals die er ook voor bedrijven is, zodat ze met een schone lei kunnen werken aan economisch herstel.’
U pleit daarom voor meer steun aan zwakke landen in de eurozone. Maar hoe legt u aan Nederlanders en Duitsers uit dat ze de Griekse misère moeten compenseren?
‘Ten eerste zouden niet de belastingbetalers maar de obligatiehouders moeten opdraaien voor het kwijtschelden van schulden. De investeerders die de Griekse bubble opgeblazen hebben omdat ze dachten dat Duitsland toch wel garant stond, moeten hun geld kwijtraken. Een “knipbeurt”, zoals dat heet. Vervolgens moeten we schuld europeaniseren, zodat Griekse obligaties Europese obligaties en Griekse schulden Europese schulden worden. Ik begrijp dat het een enorme politieke uitdaging is om die solidariteit te bewerkstelligen en ik wil jullie niet als buitenstaander de les lezen. Maar als de Europese Unie en de Europese Centrale Bank naar Griekenland waren gegaan met het aanbod de economie op orde te helpen, dan hadden we een andere situatie gehad dan nu, wanneer tegen de Grieken gezegd wordt: hervorm jullie economie en we belonen jullie met twintig jaar recessie.’
U bent tamelijk verbolgen over de rol die Duitsland speelt in Europa. Wat neemt u kanselier Merkel het meest kwalijk?
‘Duitsland heeft in de vorige eeuw twee keer oorlog gevoerd met de rest van Europa en veel vernietigd. Na de Eerste Wereldoorlog zeiden de geallieerden: we zullen de Duitsers uitknijpen. Zo zette Versailles de deur open voor Hitler. Na de Tweede Wereldoorlog werd de Duitse oorlogsschuld daarom kwijtgescholden en werd er gewerkt aan economisch en democratisch herstel. Je zou toch denken dat Duitsland daar iets van onthouden heeft en daarom iets meer genade met Griekenland zou hebben. Maar nee. De afgedwongen bezuinigingen en het orthodoxe monetaire beleid zijn goed voor Duitsland en misschien goed voor landen als Nederland en Finland. Maar het doet de rest van Europa pijn. Een politiek succes voor Merkel, ze is herkozen en razend populair. Duitsland profileert zich wel als leider van Europa, maar Duitsland heeft geen Europees geweten. Het heeft een Duits geweten.’
De Europese Unie is tot stand gebracht om ultra-nationalistische krachten te beteugelen. Nu zijn de door Brussel opgelegde bezuinigingen ‘sociaal dynamiet’, stelt u. Riskeren we een nieuw Versailles?
‘Misschien wordt het systeem niet in één klap opgeblazen, maar veel mensen hebben het vertrouwen in de politiek verloren. De aantrekkingskracht van rechts-populistische bewegingen is groot. Dat maakt het voor regeringen nog moeilijker te regeren. Er is bovendien geen serieuze politieke oppositie. Links heeft ook niets beters te bieden dan bezuinigingen. In de jaren negentig zijn linkse partijen medeplichtig geweest aan het neoliberale recept van deregulering. Toen de crisis uitbrak, hebben ze hun geloofwaardigheid verloren. Ze zijn opgehouden op te komen voor gewone mensen. Het maakt mensen cynisch. Ze geloven niet meer dat de politiek problemen oplost.
De verzorgingsstaat beschermt ouderen en werknemers met traditionele contracten nog enigszins, maar jongeren zijn de klos. Zij worden gedwongen schulden te maken om te studeren, ze komen in onzekere baantjes terecht waarmee ze niet genoeg verdienen om een gezin te beginnen of een huis te kopen. Ik begrijp niet waarom ze niet massaal de straat op gaan. We hebben Occupy gehad. Maar zoals een oude grap luidt: “Wij anarchisten moeten ons organiseren.” Het was ongericht protest, geen politieke beweging. De financiële crisis is een politieke crisis geworden. Ik zie geen leiderschap, geen vergezichten. Ik ken geen crisis die zo weinig leiders heeft voortgebracht als deze.’
Bent u teleurgesteld in president Obama?
‘Ik was erg hoopvol toen Obama verkozen werd. Maar het stimuleringsprogramma van 2008 was te beperkt en Obamacare is een ramp. Het is geen goede manier om de gezondheidszorg te organiseren. Het is vooral subsidie voor zorgverzekeraars en bovendien is het veel te ingewikkeld en inefficiënt. Ik ben geen voorstander van alle publieke uitgaven. In 2008 schreef ik in Obama’s Challenge: zorg eerst voor economisch herstel en verspil niet al je politieke energie aan de gezondheidszorg. De Democraten hebben nog nooit zo veel zetels verloren als bij de tussentijdse verkiezingen van 2010. Als Obama economisch herstel had ingeluid, dan had hij veel meer krediet gehad. Obama is een zwakke leider, hij neemt geen beslissingen.’
Volgens u heeft de crisis niet tot betere regulering van banken geleid. Toch kreeg de Rabobank in het recente Libor-schandaal een forse boete van de Amerikaanse toezichthouder CFTC.
‘Maar niemand is opgepakt en er wordt altijd geschikt. Het verdienmodel dat de crisis heeft veroorzaakt is niet veranderd. Obama heeft de mensen die verantwoordelijk waren voor het dereguleren van de financiële markten aangesteld om de rommel op te ruimen. Alsof Roosevelt na de Great Depression de economische adviseurs van Hoover had aangesteld!’
U bepleit in de VS een nieuwe New Deal en een sterkere verzorgingsstaat als medicijn tegen de werkloosheid. Maar in Nederland en veel andere Europese landen hebben we al een grote publieke sector. Waarin zouden wij moeten investeren?
‘Jullie hebben ook behoefte aan een betere infrastructuur en een duurzame energievoorziening. Waarom investeren jullie niet in Griekse zonnepanelen? Je moderniseert Griekenland, je creëert banen, je verschoont de energievoorziening en het bespaart de Grieken een hoop geld. Met meer publieke uitgaven kan de crisis in drie jaar voorbij zijn.’
Financiële markten en multinationals functioneren in toenemende mate op wereldschaal. Maar alle politiek is in zekere zin lokaal. Bent u optimistisch over het vermogen van samenlevingen om toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden?
‘Er is een tijd geweest waarin landen tegen bedrijven zeiden: als jullie handel willen drijven binnen onze grenzen, dan moet je je aan onze spelregels houden. Dat kan nog steeds, zelfs in kleine landen. Globalisering maakt het voor bedrijven misschien makkelijker landen tegen elkaar uit te spelen en globalisering vereist meer internationale samenwerking. Maar als er een politieke wil is, kun je baas blijven in eigen huis. Er wordt vaak gedacht dat toenemende ongelijkheid een onvermijdelijke consequentie van het hedendaagse kapitalisme is, dat hevige concurrentie meer flexibiliteit vergt en tot lagere lonen leidt. Zo zijn arbeidsovereenkomsten geërodeerd. Zo kan iemand die het bruto nationaal product schade berokkent tien miljoen per jaar opstrijken, terwijl verplegers en leraressen steeds minder verdienen. Maar dat zijn geen economische onvermijdelijkheden. Dat is politiek.’
Heerlijke nieuwe wereld?
De wereld bevindt zich op een snijvlak. De alomtegenwoordige crisis – niet alleen in de economie, maar ook in de politiek en het milieu – doet vermoeden dat er een tijdperk is afgesloten. ‘Niets wordt meer als vroeger’, betogen politici van links tot rechts. Maar hoe wordt het dan wel? Hoe moeten we de huidige crises begrijpen, wat kunnen we verwachten van de stormachtige technologische ontwikkelingen, wat betekent dit voor ons mensbeeld, en waar gloort er hoop?
In een serie interviews met De Groene Amsterdammer buigen de meest toonaangevende denkers van het moment, uit binnen- en buitenland, zich over deze vragen – en komen al tastend tot een antwoord: hoe ziet die heerlijke nieuwe wereld eruit?