«De korporaal kon zich niet meer in zijn graf omdraaien, want dat had hij helemaal niet. Drie werst van Podrova vandaan, ongeveer veertig werst ten zuiden van Leningrad, was hij in een salvo van een raketwerper terechtgekomen, hij was de lucht in geslingerd en met afgerukte handen, met zijn hoofd naar beneden, blijven hangen aan een kaal stuk hout dat vroeger een boom was geweest.»

Het stalinorgel opent met een beschrijving van het lot van een naamloze Duitse korporaal. Zijn lijk wordt een half uur na zijn overlijden door midden gezaagd door een salvo uit een machinegeweer. Vervolgens worden de resten overhoop geschoten door een gevechtsvliegtuig, waarna een Russische tank de laatste flarden fijnmaalt. Wat volgt is een synchroon lopend verslag van wat een aantal Duitse en Russische soldaten gedurende twee dagen meemaken aan het front bij Leningrad, ergens in 1942. Als twintigjarige had Ledig, die in 1955 met deze roman debuteerde, daar zelf gevochten. In het boek verschuift het perspectief steeds van de ene naar de andere kant van het front, en dezelfde gebeurtenissen worden uit zowel Russisch als Duits gezichtspunt beschreven.

Het boek van Gert Ledig lijkt niet op de vele autobiografische geschriften die de Eerste Wereldoorlog had opgeleverd. In de meeste boeken over die Grote Oorlog waren de valse idealen en de holle retoriek reeds ontmaskerd, maar bleef in ieder geval de kameraadschap over als klein lichtpuntje in de waanzinnige nacht van de oorlog. Bij Ledig verdampt ook die loopgravensolidariteit in het helse vuur van de tankgranaten en raketten uit de stalinorgels. Het is ieder voor zich en God voor ons allen.

Ledigs boek is een droomdebuut. Vijftig uitgevers weigeren de roman van de voormalige soldaat, houthakker, bouwvakker en marskramer. Als de Hamburgse uitgeverij Claasen uiteindelijk de gok waagt, blijkt het boek een bestseller en wordt het binnen twee jaar in veertien talen vertaald. Niet alleen het publiek is onder de indruk, ook de literaire kritiek en collega-schrijvers zijn zeer lovend. Siegfried Lenz, Wolfgang Koeppen en Heinrich Böll herkennen onmiddellijk het literaire talent en roemen de wijze waarop Ledig zonder enig effectbejag en pathos het onbeschrijflijke heeft beschreven. De debutant wordt uitgenodigd om toe te treden tot de roemruchte Gruppe 47 en ook vanuit Oost-Duitsland is er belangstelling, zij het dat de stalinistische literatuurfunctionarissen moeite hebben met het feit dat de Russen in Ledigs boek niet allemaal frisgewassen en nobele helden van de Sovjet-Unie zijn.

Echt thuis voelt Ledig zich niet in het literaire wereldje en bovendien wordt zijn tweede roman Vergeltung (1956, vertaling 2001), veel minder positief ontvangen. In dat boek heeft hij het procédé waarbij synchrone gebeurtenissen op een mozaïekachtige wijze worden gemonteerd geperfectioneerd, en hiermee een ademstokkend verslag van een luchtbombardement geschreven. Deze nietsontziende, nihilistische beschrijving van de hel gaat de meeste critici te ver, wat ook geldt voor zijn derde roman, Faustrecht (1957), waarin enkele mannen op de puinhopen van het naoorlogse Duitsland proberen te overleven door middel van kleine criminaliteit.

Gedesillusioneerd neemt Ledig afscheid van de literatuur. Ondanks het succes van Het stalinorgel raakt hij in de vergetelheid, en pas kort voor zijn dood in juni 1999 wordt hij herontdekt door een literatuurwetenschapper die onderzoek verricht naar romans waarin de bombardementen op Duitse steden zijn beschreven. Hoewel er in Duitsland weerstand bestaat tegen boeken waarin het lijden van de Duitse bevolking wordt beschreven, omdat dit volgens sommigen een «relativering van Auschwitz» zou betekenen, komt men er al snel achter dat de waarde van Ledigs boeken niet alleen wordt gevormd door hun documentaire karakter, maar tevens door hun literaire klasse.