In Europa behoorden bijvoorbeeld George Orwell, Albert Camus en Arthur Koestler tot deze categorie en in de Verenigde Staten had je de zogenoemde New York Intellectuals die zich verzamelden rond bladen als The Partisan Review, Commentary en Dissent. Tot deze groep behoorden onder anderen Sidney Hook, Philip Rahv, Daniel Bell, Irving Howe, Lionel Trilling, Irving Kristol, Norman Podhoretz en Mary McCarthy.

In haar dissertatie Complexe consensus (1996) vergeleek de Groningse historicus Tity de Vries deze groep Amerikaanse intellectuelen met een aantal Nederlandse progressieve intellectuelen die in de jaren 1946-1960 een belangrijk stempel op de debatten over politiek en cultuur hadden gedrukt. Hoe interessant dit boek ook was, een van de zwakke punten was dat de door De Vries behandelde Nederlandse intellectuelen geen echte groep vormden, en van hen waren Jacques de Kadt en Sal Tas de enigen die enigszins te vergelijken waren met de, overwegend joodse, New York Intellectuals.

Van deze twee heeft Jacques de Kadt (1897-1988) altijd de meeste aandacht gekregen, en helemaal onterecht is dat niet. Sal Tas werd vaak gezien als niet meer dan zijn schildknaap, en omdat velen in De Kadt vooral een Don Quichot zagen die tegen windmolens vocht, was Tas in hun ogen een soort Sancho Panza. En dat is nu ook weer een beetje overdreven, zodat het goed is dat De Vries serieus onderzoek heeft gedaan naar deze vergeten intellectueel, wiens reputatie in tegenstelling tot die van De Kadt niet heeft geprofiteerd van de val van de Muur.

Evenals de acht jaar oudere De Kadt was Tas een autodidact die zich in de linkse beweging schoolde tot politiek propagandist en zich uiteindelijk opwerkte tot intellectueel. Hij maakte deel uit van de linkse oppositie binnen de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij en in 1932 behoorde hij tot degenen die zich afsplitsten en de Onafhankelijke Socialistische Partij (osp) oprichtten, waarvan De Kadt een van de leiders was. De osp propageerde een revolutionaire politiek en eiste ‘Het Socialisme – NU!’ Na het Jordaanoproer van 1934 verlieten beide mannen echter dit splinterpartijtje, dat zich in hun ogen verlustigde in ‘politieke romantiek’ en geen realistische kijk op de toekomst had. Op de vlucht voor justitie richtten ze in België het blad De Nieuwe Kern op, dat pleitte voor een cultuursocialisme dat werd gedragen door een kleine intellectuele elite.

De voormalige ­socialistische revolutionair Sal Tas stond volledig achter Amerika’s anti­communistische politiek

Hoewel de verhouding tussen De Kadt en Tas aanvankelijk die van leermeester en leerling was geweest, ontwikkelde Tas zich in deze jaren tot een zelfstandig intellectueel. Meer dan de door en door rationalistische De Kadt had hij oog voor de psychologie en de irrationele drijfveren van mensen, en besteedde hij serieus aandacht aan de houding van de kerken ten opzichte van actuele problemen als het fascisme en het communisme, twee totalitaire bewegingen die in de ogen van De Kadt en Tas even kwalijk waren. Ook maakte hij intensief studie van het werk van Machiavelli, die volgens hem een realistische kijk had op de menselijke natuur en de betekenis van macht.

Nadat hij als jood tijdens de oorlog jarenlang ondergedoken had gezeten, en boeken had geschreven als De grenzen van het Machiavellisme en De illusie van de ondergang – waarin hij zich keerde tegen het cultuurpessimisme – ging hij in 1945 voor Het Parool werken. Aanvankelijk was hij buitenlandredacteur – in welke periode hij een relatie had met de nog onbekende Annie M.G. Schmidt – maar al spoedig werd hij correspondent in Parijs en vervolgens ‘reisredacteur’, in welke hoedanigheid hij de hele wereld over vloog en verslag deed uit brandhaarden als Algerije en Vietnam. De voormalige socialistische revolutionair stond volledig achter de anticommunistische politiek van de VS en had intensief contact met Amerikaanse intellectuelen, politici en vakbondsleiders, van wie sommigen voor de cia werkten. Regelmatig publiceerde hij in het linkse maar fel anticommunistische blad The New Leader.

Als zoveel intellectuelen was Tas geen oorspronkelijk denker, maar kon hij wel op heldere wijze over politiek en cultuur schrijven en had hij zodoende een voorlichtende taak. Tijdens de Koude Oorlog sloot zijn engagement goed aan bij de meerderheid van het grote publiek; dit moet zijn glorietijd geweest zijn. Met de kenterende tijdgeest van de jaren zestig had hij net als veel andere intellectuelen van zijn generatie grote moeite.

Terwijl in Amerika figuren als Hook, Kristol en Podhoretz zich ontpopten tot de woordvoerders van een nieuw conservatisme, werd Tas rond 1970 door het rechtse weekblad Accent en omroep Tros binnengehaald als iemand die een stem kon geven aan de ‘zwijgende meerderheid’. Vooral zijn tv-optredens veroorzaakten sensatie, omdat hij fel van leer trok tegen ‘het rapalje met de baard in de keel’ dat het politieke en maatschappelijke leven begon te domineren en volgens hem dacht dat ‘niet zindelijk worden zalig is, en dit in politiek vertaalt’.

De aansluiting met de ‘tijdgeest’ was Tas behoorlijk kwijt, en de laatste jaren van zijn leven was hij behoorlijk verbitterd. Hij vond het onbegrijpelijk dat de verwende jeugd van die jaren opnieuw bezweek voor politieke romantiek en geen oog had voor de gevaren die de broze democratie bedreigden. Echt kwalijk kun je hem dat natuurlijk niet nemen.


Beeld: Sal Tas in Vietnam (privé-collectie)