De reden is eenvoudig: een stukje papier, het uiteinde van een potlood en een nietmachine beroeren ons niet zo als het krijgen of verliezen van een liefde.
Ook bestaat er volgens mij niet zo veel poëzie over oprechte liefde voor een tweede geliefde. Laat staan een derde of vierde geliefde.
In mijn vriendenkring – veel jongens, zeg ik erbij – zijn er geen die net zo verliefd zijn op hun minnares of minnaar als op hun eigen geliefde. Verliefd zijn is blijkbaar ook persoonsgebonden.
Toch is dat vreemd. Ik weet zeker dat verliefd zijn cultuurgebonden is, net als ons huwelijk met slechts één persoon. Er moeten culturen zijn waar mannen en vrouwen op meerdere personen verliefd kunnen zijn.
Torn between four lovers.
In het jaar 2001 – een paar weken na 9/11 – sprak ik voor Het Parool een Nederlandse man die veel contacten had gehad met al-Qaeda. Hij vertelde over de manier van leven van deze sekte. Bin Laden had meerdere vrouwen bij wie hij ook kinderen maakte, maar hij sliep bij de mannen. Dat deden alle leden van al-Qaeda volgens hem. Sterker: hij vertelde dat ze in elkaars armen lagen, en met elkaar knuffelden. Dat was iets anders dan de liefde bedrijven. ‘Maar bevredigen ze elkaar?’ wilde ik weten. Dat wist de man niet, hij dacht van wel, maar hij kon geen zekerheid verschaffen.
Het was dit verhaal waardoor ik mijn woordvoerder enigszins wantrouwde. Al-Qaeda stond de fundamentalistische islam voor. Homoseks was daar streng verboden. Dus gingen die mannen toch niet met elkaar knuffelen en elkaar bevredigen?
Maar tegenwoordig denk ik daar iets anders over.
Wat is hetero- en wat is homoseksualiteit precies?
Ik bedoel: ik word niet geil van een man, maar ik heb vaker verdriet gehad omdat een vriendschap verloren ging dan dat ik een vrouw niet meer zag met wie ik heerlijk naar bed was geweest.
Onlangs stierf een vriendin van mij aan kanker met wie ik vroeger, 35 jaar geleden, heerlijk had gevreeën. Maar zodra het vrijen was afgelopen, was ik dolblij dat ik naar mijn eigen studentenflatje en naar mijn eigen vrienden terug kon. Ik kon, als het neuken voorbij was, haar aanwezigheid niet verdragen. Terwijl ik de volgende dag weer met een pakje condooms in mijn mond aan haar voordeur stond te kloppen. Ik dacht destijds ook al: wat gek is dit, ik ben bloedgeil op dat kind, maar ik hou niet van haar. Ik zou me zelfs voor haar hebben geschaamd als ik haar mee zou nemen naar ons stamcafé.
Met mijn vrienden had ik geen lichamelijk contact. Dat heb ik met niemand als ik niet vrij. Ik hou daar niet van. Maar ik heb, als ik terugdenk, alleen maar mannen idioot bewonderd. Sartre, Dylan, Warhol, Reve, Hermans, Karel van het Reve, Nabokov, Shakespeare, Willem Wilmink. Mijn vriendin houdt inderdaad van Hannah Arendt, Simone de Beauvoir, Belle van Zuylen, Renate Rubinstein – allemaal schrijfsters die ik ook ken en waardeer, maar die ik toch niet zo aanbid als mijn helden.
Ooit vertelde Pierre Bokma mij dat Othello volgens hem draaide om ‘soldatenliefde’. Jago verried Othello, niet omdat hij verhuld homoseksueel was, maar omdat Othello ‘op hem’, Jago, als soldaat had moeten zijn. Jago was immers altijd trouw, behulpzaam, moedig geweest, kortom: een echte ondergeschikte. Volgens Pierre was er dus niets seksueel aan.
Destijds geloofde ik dat niet.
Nu wel.
Seksualiteit en liefde hadden misschien veel met elkaar te maken, maar de cultuur verandert, dus ook die verhoudingen.