Becker stelt het zo: ‘De Vooroorlogse Generatie (geb. 1910-1929) herbergt individuen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt in een periode in hun levensloop waarin zij als jonge volwassenen bewust gevaar liepen. De Stille Generatie (geb. 1930-1945) bestaat uit mensen die de Tweede Wereldoorlog als kind hebben meegemaakt. De Protestgeneratie, ook wel de Babyboom-generatie (geb 1946-1954) heeft haar jonge jaren in het teken van de babyboom doorgebracht, onder meer door in een overvol onderwijssysteem op te groeien. Tijdens haar formatieve periode zijn daar de indrukken van de Culturele Revolutie aan toegevoegd. De Verloren Generatie (geb. 1955-1970) kwam op de arbeidsmarkt ten tijde van de economische recessie en had een twee tot tweeënhalf keer zo grote kans op jeugdwerkloosheid als haar voorgangster. De Pragmatische Generatie (geb. na 1970) kwam op een arbeidsmarkt met relatief goede beginkansen.’
Becker, zelf van 1933, dus Stille Generatie, schetst in zijn boek een nogal suf en zielig beeld van de Verloren Generatie, en misschien is dat ook wel terecht: ‘De reputatie van de Verloren Generatie is in de jaren tachtig en de vroege jaren negentig uitgekristalliseerd. Vanaf het begin is die reputatie weinig spraakmakend geweest. De Verloren Generatie heeft nu eenmaal het ongeluk vlak na de Protestgeneratie op het toneel te zijn verschenen. Vergeleken met de explosie van creativiteit van de Protestgeneratie moet elke andere generatie saai lijken, althans op de korte termijn bezien.’
Het ligt voor de hand dat dit matte beeld een andere inkleuring krijgt als je er de leden van de Verloren Generatie zelf naar vraagt. In gesprek dus met Rick van der Ploeg (1956), econoom en lid van de Tweede Kamer voor de PvdA; Kees Vendrik (1963), politicoloog en medewerker van het Amsterdamse politiek-cultureel centrum De Balie; Jet Bussemaker (1961), docent aan de Vrije Universiteit bij de vakgroep Politicologie en Bestuurskunde; en Maarten van Poelgeest (1965), medewerker bij het Nederlands Instituut voor Zuidelijk Afrika.
KEES VENDRIK: ‘Ik ben in 1981 gaan studeren. Politicologie. Toen was het afscheid van de grote idealen en masse ingezet. Er heerste een doodse, kille, bijna antipolitieke sfeer op de universiteit. Zelfs bij politieke wetenschappen. De Protestgeneratie had de posities ingenomen en was de drager geworden van het grote cynisme. Van een studentenbeweging was nauwelijks meer sprake. En van een “erfenis” hebben we heel weinig gemerkt - de vorige generatie heeft geen wervelende, maatschappijkritische, idealistische beweging aan ons doorgegeven. Ik vond dat shockerend. En ik weet dat medestudenten dat ook vonden. Hoe is het mogelijk na de generatie die daar zoveel stampij over heeft gemaakt, die het publieke debat in de jaren zeventig heeft gedomineerd? Hans Righart heeft eens geschreven dat het die generatie eigenlijk heel ordinair ging om maatschappelijke posities. En zodra die bereikt waren, op de golven van de economische groei, was men klaar.’
Rick van der Ploeg: ‘Zelf heb ik als jong pikkie nog net het popfestival in Kralingen meegemaakt. Ik voel me in cultureel opzicht meer betrokken bij de Protestgeneratie. Ik heb geen last gehad met een inkrimpende banenmarkt. Maar ik was dan ook al op m'n achtentwintigste hoogleraar. Ik heb bovendien in Engeland gestudeerd, dus mijn situatie is niet vergelijkbaar. Het is voor de Verloren Generatie natuurlijk wel een stuk moeilijker geworden om aan de bak te komen. Vroeger werd je doctorandus en een jaar later was je hoogleraar. Nu mag je als doctorandus blij zijn als je een tijdelijke aanstelling krijgt.’
Maarten van Poelgeest: ‘Ik ben nu 32. Een van de dingen die ik altijd erg opzienbarend vind bij mensen die vijftien jaar ouder zijn, is dat zij nooit die zorgen hebben gehad van wel of niet een baan krijgen. Ze studeerden af en konden de volgende dag gewoon medewerker worden aan het instituut. Toen ik op de universiteit kwam, was de tweefasenstructuur net ingevoerd. Ze hadden toen ook die taakverdelingsoperatie gehad. Dat was de eerste bezuinigingsronde op de universiteiten, waarbij taken tussen de instellingen onderling verdeeld moesten worden en studierichtingen opgeheven. Vanaf het moment dat ik studeerde stond alles in het teken dat het minder werd. Veel van mijn vrienden waren eerst een jaar werkloos en kregen toen een tijdelijk contract. Veel van hen zitten nog steeds op een tijdelijk contract. Ook in het politieke bestuur is het anders geworden. Jacques Wallage die op z'n zevenentwintigste wethouder werd van Groningen, dat waren andere tijden.’
Jet Bussemaker: ‘De Protestgeneratie is het allemaal komen aanwaaien, maar die is ook nooit gedwongen geweest een keer echt na te denken over de vraag wat ze wilde. De Verloren Generatie en de Pragmatische Generatie is beter getraind om daarover na te denken.’
Kees Vendrik: ‘Wij zijn ke employable. Je bent gewend niet al te zeer te vertrouwen op het instituut waaraan je verbonden bent, want het kan failliet gaan, of je ligt er weer uit.’
MAARTEN VAN Poelgeest: ‘De meeste babyboomers vind je in progressief Nederland. Bij de linkse media bijvoorbeeld. En die zitten er goed. Het is heel menselijk om een bepaalde zekerheid in je leven te willen. Maar het is een beetje raar als je je dan wel laat voorstaan op creativiteit, veranderlijkheid, dat soort normen. Ik bedoel: je kunt er ook gewoon voor uitkomen dat je ergens goed zit en geen zin hebt om te veranderen.’
Kees Vendrik: ‘Nogal wat mensen die gelijk met mij zijn afgestudeerd, werken nu bij de NRC. Met uitzondering van iemand als Frank Kalshoven ken ik bijna geen jonge mensen bij de Volkskrant.’
Jet Bussemaker: ‘Het is zelfs nog steeds de generatie van Marcel van Dam - die in de jaren zeventig in het kabinet kwam - die allerlei interessante posities heeft ingenomen. Van Dam die nu goddomme nog steeds columnist is in de Volkskrant, alsof ze niemand kunnen bedenken van een jongere generatie.’
Maarten van Poelgeest: ‘Ik weet nog dat we het ministerie van Onderwijs gingen bezetten. Dat was nog nooit eerder gedaan. Sterker nog: dat departement was in de jaren zeventig op de tekentafel zo geconstrueerd dat men ervan uitging dat die studenten niet binnen zouden kunnen komen. Wij wilden laten zien dat het wél mogelijk was. Met een bus erheen, hartstikke spannend. Er ging toen een journalist mee van De Groene, iemand uit de Babyboom-generatie, en die schreef daar op een heel cynische manier over. Wat natuurlijk makkelijk is. Zoiets is dan heel frustrerend.’
Jet Bussemaker: ‘Die Protestgeneratie heeft zo waanzinnig veel aandacht gehad, ook met de meest marginale activiteiten, dat wat er in de volgende generatie op cultureel gebied gebeurde, onderbelicht is gebleven. Ik heb Aktie Tomaat niet meegemaakt, maar wel de verhalen gehoord van de mensen die erbij betrokken waren. Terwijl punk in de tijd dat ik op de middelbare school zat, enorm invloedrijk was. Mijn indruk is alleen - maar misschien is dat ingegeven door persoonlijke ervaringen - dat de mensen die het meest punk waren ook verreweg het meest depressief werden. Punk heeft die depressiviteit denk ik niet gebruikt om politiek iets los te maken. Ik heb zelf in het NRC Handelsblad gebouw gewoond, dat toen gekraakt was. Van de kraakbeweging wordt nu ook gezegd: het stelde eigenlijk niet veel voor. Maar ik denk dat die niet minder belangrijk was dan een heleboel bewegingen uit de jaren zestig. Niet alleen om het politieke gevecht, ook om de culturele vernieuwing. Toen ik op de middelbare school zat, had je een derdewereldbeweging die uitermate actief was. Dat is volgens mij echt een beweging van na de jaren zestig. Ik denk dat de Verloren Generatie ook die van Dodewaard was. Het lijkt wel of het huwelijk van Beatrix in 1967 belangrijker is geweest dan haar kroning dertien jaar later. Maar dat zou ik nog wel eens willen zien. Met de kroning waren er gigantische rellen in Amsterdam. Of de Vondelstraat, de eerste tank in Amsterdam. Op mij heeft dat enorm veel indruk gemaakt. Die stem door de megafoon: “Verwijder u, verwijder u!” Dat zal ik echt nooit vergeten. Dat was voor het eerst dat je dacht dat oorlog ook hier mogelijk was.’
Kees Vendrik: ‘De Verloren Generatie was wel degelijk ook een generatie met een ideologie. De Verloren Generatie komt niet naar de klassieke deelraadsvergadering van de PvdA, stadsdeel Oud-West, maar heeft wel achttien lidmaatschappen lopen, van Amnesty tot Greenpeace. Ook dat zijn vormen van politieke betrokkenheid. Wat Jan Willem Duyvendak in een aantal studies heeft laten zien, is dat de politiek-sociale beweging in de jaren tachtig, gedragen door de jonge generatie, veel en veel groter was - qua volume, qua aandacht en thematiek - dan de jaren zestig. Het is de geschiedenisvervalsing van de Protestgeneratie dat het toen allemaal groots en meeslepend, ruimdenkend en allesomvattend was en dat het daarna ophield. Niets is minder waar. De jaren zestig zoals wij die zijn gaan kennen, werden misschien gedragen door een paar duizend mensen. Op de universiteiten, in de kunst. In de jaren tachtig waren tienduizenden mensen op alle mogelijke plekken, in politieke partijen en daarbuiten, bezig met de kruisraketten, de neutronenbom, het milieu, weet ik veel. Veel geprofileerder en massaler dan in de jaren zestig het geval was.’
Maarten van Poelgeest: ‘Mijn generatie heeft een andere houding in de politiek. Het machtsdenken, positiespel, dat is niet een stijl die bij mijn generatie past. Ik ben groot geworden in een tijd waarin het debat minder gepolariseerd was. Dus dan ga je je ook anders gedragen. En je ziet het ook niet meer zozeer als een levensvervulling. Terwijl die suggestie er bij de babyboomers in elk geval verbaal wel in zat. Het mogen genieten van het leven is niet iets wat in hun stijl een rol speelt. Je mag politiek niet leuk vinden. Je moet geroepen worden tot een ambt en na veel zuchten en steunen doe je het wel.
Ik denk dat mijn generatie eerlijker uitkomt voor haar ambities. Ik vind het leuk om te doen, ik denk dat ik daar goed in ben. Als je op die manier dingen zegt, wordt het al heel gauw gekarakteriseerd als arrogant, over het paard getild, welvaartskinderen, patatgeneratie. In partijorganisaties waarin babyboomers de toon zetten, word je daarop afgerekend. Het is heel moeilijk daar doorheen te komen. Maar ik geloof niet dat men met opzet mensen buiten de deur wil houden. Ik denk dat het een stuk makkelijker zal gaan op het moment dat je hun taal wilt spreken. De vraag is alleen of je oprecht hun taal kunt spreken, want je bent gesocialiseerd in een ander milieu, een andere tijd.’
ER LIGT ECHTER een tijdbom onder de maatschappij, stelt Becker in De toekomst van de verloren generatie: ‘De discussie over de solidariteit tussen de generaties staat sinds enkele jaren in het teken van het generatiecontract. Het generatiecontract levert geen problemen op indien de opeenvolgende generaties ongeveer even groot zijn en zij evenveel voor hun oude dag hebben gespaard. Zodra de omvang grote verschillen vertoont, bijvoorbeeld ten gevolge van een babyboom, wordt het contract problematisch. Er zijn ook bezwaren tegen het contract zodra een generatie relatief weinig voor haar eigen oudedag opzij heeft gelegd. Cumuleren de twee verschillen, dan is Leiden dubbel in last. Een dergelijke cumulatie treedt in ons land thans op en zal ook in de komende jaren optreden.’
Zien de leden van de Verloren Generatie de toekomst ook zo explosief?
Rick van der Ploeg: ‘Vanaf 2020 tot 2050 zal het aantal 65-plussers verdubbelen. De grijze druk wordt dus groter. Nu moet er al geld opzij worden gezet, anders zou het tekort wel eens snel kunnen oplopen. Alle verkiezingsprogramma’s besteden aandacht aan het opvoeren van een AOW-pot. Ook moeten meer mensen gaan werken. Nu gaan mensen vrij snel in de VUT, en veel vrouwen werken niet. De babyboomers hebben relatief meer geprofiteerd van de bestaande voorzieningen. Meer dan bijvoorbeeld de Stille en de Vooroorlogse Generatie. De toekomstige 65-plussers, dus de babyboomers van nu, zullen zelf meer naar draagkracht moeten gaan betalen. Nu betalen AOW'ers veel minder belasting, gemiddeld 17 procent in plaats van 37 procent, met name omdat ze veel minder sociale premies hoeven te betalen. Je moet die babyboomers nu gaan aanspreken. Er zal een maatschappelijke discussie moeten ontstaan tussen de groenen en de grijzen.’
Jet Bussemaker: ‘Het ergst denkbare scenario gaat zo: de Protestgeneratie, daar is alles voor geregeld. Die mag met 65 met pensioen. De VUT bestaat weliswaar niet meer, maar er zijn nog wel andere manieren voor vervroegde uittreding. En ze krijgen een geweldige AOW-uitkering. Stel dat je vervolgens in het jaar 2015 plotseling wordt geconfronteerd met een vrij harde economische crisis. Die oudere generatie heeft het dan nog goed, maar degenen die dan nog werken moeten dat blijven doen, alleen niet meer vanzelfsprekend in een baan die interessant genoeg is. Terwijl tegelijkertijd hun pensioengerechtige leeftijd verhoogd wordt om het geld voor de Protestgeneratie te blijven opbrengen. Alles wat ze nu in levensverzekeringen en spaarsystemen hebben gestopt, of in aandelen, wordt door een enorme crash veel minder waard. In dit scenario staat de oudere generatie tegenover alle jongere generaties.
Het meest treurige scenario is: de babyboomers zitten in het bejaardenhuis met goede pensioenen, en hebben ondertussen tijd genoeg om nog steeds politiek te bedrijven en de opiniepagina’s van de kranten vol te schrijven. Terwijl de generatie daaronder nergens tijd voor heeft, want die zijn alleen maar keihard aan het werk om de AOW te betalen. Dat explodeert. En dan gaat het niet meer alleen om economische aspecten. Dan wordt het een echt cultuurconflict.’
Maarten van Poelgeest: ‘Bij het onheilspellende scenario van Beck*== er kan ik me wel iets voorstellen. Ik hoef mijn generatie niet te idealiseren. Die zal zich gaan afvragen: wil ik dubbel betalen? Veel mensen zullen daar “nee” op antwoorden. En dan is er een conflict. Maar of dat ook in de politiek tot uitdrukking komt, is nog maar de vraag. Want hoe groot is de Verloren Generatie, en hoe interessant is ze voor politieke partijen? Want de Pragmatische Generatie kan wel weer aan de bak komen. Aan de andere kant: doordat er dan minder mensen op de arbeidsmarkt komen, zullen de uitgaven voor bijstands- en andere werkloosheidsuitkeringen enorm omlaag gaan. De besparingen die je daardoor hebt, kun je dan weer gebruiken om de AOW te betalen. Je zou zelfs nog kunnen zeggen: als er straks krapte is op de arbeidsmarkt, kunnen mensen van mijn generatie op latere leeftijd ook hogere salarissen eisen, waar ze dan weer relatief meer van zullen afdragen. Er is een grote kans dat de babyboomers gedwongen worden langer op de arbeidsmarkt te blijven. Dat zie je nu al in allerlei discussies over de pensioenleeftijd. Bovendien; die babyboomers vinden hun werk leuk, die willen er helemaal nog niet mee ophouden.’
Jet Bussemaker: ‘Ik zie wel een serieus probleem, en dat zou nu opgelost moeten worden. Ik geloof dat De Kam en Nypels hebben voorgesteld dat er een pot gemaakt moest worden om later de AOW voor de Protestgeneratie te betalen. Daar moet je over praten. Je zou kunnen zeggen: we zouden een deel van de economische groei, waar Nederland van profiteert, niet in de infrastructuur moeten investeren. Ik zou dat geen slecht idee vinden. Het lijkt me eerlijker dan maar tien jaar te wachten op de gevolgen.’
Maarten van Poelgeest: ‘Ik geloof niet dat het in de Nederlandse cultuur past om je te verenigen op grond van een generatiebelang. Die ouderenpartijen zijn ook geen lang leven beschoren. Het past niet in het politieke discours om gelijk voor je eigen belang op te treden. Ik verwacht dat ook niet van mijn generatie. Je verenigt je weliswaar niet meer op een ideologie, maar wel op een ideaal, een sentiment. Ik zou me in elk geval niet bij een Verloren Generatie Partij aansluiten. Al die one issue-bewegingen, zoals bijvoorbeeld Greenpeace, hebben nu een veel politieker en breder verhaal. Dat is niet alleen die zielige zeehond. Dat gaat ook om het industrieel complex dat achter die CO(in2(-uitstoot zit, of om de structuur van de samenleving, die zou moeten veranderen. Het generatieconflict waarover Becker het heeft, zal misschien eerder tussen de overheid en de individuele belastingbetaler ontstaan. Ik weet niet of dat automatisch verrechtsing betekent. Is het verrechtsing om te zeggen dat ik niet bereid ben te betalen voor de zorgvoorziening van iemand die zelf nog een paar ton op de bank heeft staan? Links zal zo moeten gaan redeneren. En niet meer stellen dat collectieve voorzieningen sowieso goed zijn. Men zal preciezer moeten opereren, in de trant van: “We hebben het over dit soort collectieve voorzieningen onder die en die voorwaarden, waarvan wij het waard vinden dat die in stand blijven en daar vragen wij uw steun voor”. Ik denk wel dat het een aspect van mijn generatie is dat steun voorwaardelijk is, en niet voor het leven. Er zal per keer een afweging worden gemaakt.’
Kees Vendrik: ‘Maar die AOW wordt relatief steeds minder belangrijk. Het is niet zo dat wij met z'n allen dat inkomen van die bejaarden staan te spekken. Je ziet bij de huidige generatie al dat zestig à zeventig procent van het inkomen dat ze als 65-plusser hebben, van aanvullende regelingen komt. Daar hebben ze zelf voor gespaard. Via een bedrijfstakpensioenfonds of een koopsompolis of weet ik veel wat. De verloren generatie draait dus bij lange na niet op voor de kosten van de pensioenen van de Protestgeneratie.
Dan is er nog een andere kostenpost, de gezondheidszorg. Daarvan gaat aantoonbaar meer dan de helft naar die groep, maar daar betalen ze zelf aan mee. Een bejaarde betaalt ook ziekenfondspremie of particuliere premie. Daar zit een vorm van overdracht in, maar het is niet zo dat wij als 65-minners voor de kosten van de 65-plussers opdraaien. En dan heb je ook weer die verschillen tussen arm en rijk. Tussen bejaarden die niet en bejaarden die wel een pensioen hebben opgebouwd - dat maakt ontzettend veel verschil uit. Die AOW is nu nog heel wezenlijk voor vijf-, zeshonderdduizend bejaarden die geen aanvullend pensioen hebben. Het is misschien niet zo slecht dat in de toekomst de AOW inkomensafhankelijk wordt. In dat geval bevatten de goudgerande pensioenen van de protestgeneratie geen AOW meer.’
Jet Bussemaker: ‘Heel schematisch gesteld is het beeld: de Protestgeneratie verlaat de arbeidsmarkt en dan moeten wij er allemaal alsnog op. Dan doet zich een ander probleem voor, want dat betekent ook dat steeds meer vrouwen de arbeidsmarkt op gaan, en dan zijn er minder mensen die tijd hebben om de zorg voor anderen op zich te nemen. Met de huidige economische groei kunnen we meer nadenken over de kwaliteit van het bestaan. Maar dat doe je niet alleen door, zoals Becker, het generatieprobleem naar voren te halen. Dat vind ik een te enge benadering. Hij heeft het over banen en over werk. Daarbij speelt de verhouding tussen de seksen ook een grote rol. In de generatie voor de babyboomers werkten de vrouwen nauwelijks. In 1956 werd je als vrouwelijke ambtenaar nog ontslagen als je ging trouwen. In 1960 werkte zeven procent van de gehuwde Nederlandse vrouwen. Het maakt nogal wat uit voor de leden van een generatie of ze ervan uitgaan dat ze kostwinner respectievelijk huisvrouw worden of dat ze arbeid en zorg later met hun partner zullen delen. Dus ik zou er behoefte aan hebben de dynamiek binnen die generaties veel duidelijker naar voren te krijgen.’
Kees Vendrik: ‘Als je het allemaal gaat optellen en aftrekken zal het best zo zijn dat de Protestgeneratie nog wat ruimhartiger aan het profiteren is van allerlei voorzieningen. Ik ken verhalen van uitwassen in de gezondheidszorg, waar je een soort onderklasse hebt van verplegers die nauwelijks voldoende geld bij elkaar weten te sprokkelen om het bestaan een beetje aanvaardbaar te maken. Stel dat tegenover een gevestigde orde van specialisten en managers - en dat zijn vaak babyboomers, zegt men dan - die met riante regelingen van hun eenenvijftigste tot hun vijfenzestigste op wachtgeld staan. Aan de andere kant zie ik veel meer het patroon dat er door alle generaties heen winnaars en verliezers zijn. Er zijn ook heel veel verliezers onder de babyboomers. Dat is niet alleen de generatie die nu aan de top van de media en de onderwijsinstellingen zit, maar ook de generatie die begin jaren tachtig de scheepsbouw uitgeflikkerd is. Dat zijn ook de havenarbeiders die niks anders kunnen dan sjorren of stapelen of sjouwen en die jaar in jaar uit tegen de saneringen in de haven aan lopen. Het waren ook de babyboomers die in de jaren tachtig met de WAO de deur uitgewerkt zijn onder het motto: “Geen baan hebben is rot, maar jij krijgt in ieder geval geld”. Om vervolgens op hun veertigste, vijftigste te zien hoe er wordt gesodemieterd met hun uitkering. Veel mensen profiteren helemaal niet van het poldermodel en de groeiende werkgelegenheid. En die vind je onder de Protestgeneratie net zo hard als onder de Verloren Generatie.’