Er bestaat een speciaal geluid voor een sleutel die wordt omgedraaid in een slot in een lege ruimte. In het essay De grote man en het kleine meisje blikt de eerder dit jaar overleden Engelse schrijfster Jenny Diski terug op – zoals ze dat zelf in de loop van haar leven was gaan noemen – ‘die keer dat ik mezelf verkracht liet worden’. De geluidsstudio waarheen de toen veertienjarige Jenny in Londen werd meegelokt door een zo’n tien jaar oudere man die haar op straat was begonnen lastig te vallen, bleek een lege ruimte, zonder verder iemand in de nabijheid. En toen werd dus die sleutel omgedraaid.

‘Ik vroeg of ik weg mocht en zei dat ik naar huis wilde, ik was opeens bang’, schrijft Diski. ‘Maar hij stopte de sleutel in zijn achterzak en glimlachte. Ik wil naar huis, zei ik opnieuw tegen hem, enigszins in paniek. Pas als we plezier hebben gemaakt, zei hij, en het heeft geen enkele zin om te schreeuwen, want het is een opnamestudio en die is geluiddicht. Bij mijn bovenarm trok hij me verder de ruimte in.’

Diski publiceerde dit stuk in de London Review of Books – in vertaling opgenomen in De Groene Amsterdammer – tijdens de naweeën van de Polanski-affaire in november 2009. Er was nogal wat te doen toen, rond regisseur Roman Polanski die uitgeleverd dreigde te worden aan de Verenigde Staten op basis van een dertig jaar oude aanklacht van verkrachting van een dertienjarige. Waarom zou dit genie, bejaard, overlever van het nazisme en het stalinisme, vanwege een gebeurtenis die in Europa al over de verjaringstermijn zou zijn en waarvan de belangrijkste aanklager nadrukkelijk zei die achter zich te hebben gelaten en geen rechtszaak te willen, nu nog eens gestraft moeten worden? Aldus een petitie die door tout le intellectuele en artistieke monde werd ondertekend, van Paul Auster en Claude Lanzmann tot Diane von Furstenberg en Isabelle Huppert.

Ik kan me eerlijk gezegd niet herinneren hoe het is afgelopen met Polanski, behalve dan dat hij nog steeds leeft en inmiddels 82 moet zijn, maar de commotie weet ik nog goed, net zoals het stuk van Diski me altijd is bijgebleven. Ik moest er opnieuw aan denken toen ik de nieuwe film zag van Paul Verhoeven, Elle, die wordt gekarakteriseerd als een verkrachtingskomedie.

Luchtig doen over zoiets als een verkrachting is misschien zo gek nog niet overigens. Ik heb pas afgelopen week voor het eerst durven kijken naar Straw Dogs, de beruchte film van Sam Peckinpah uit 1971, die vanwege de aandacht voor seksueel geweld opdook in het filmhuiscircuit in de jaren tachtig, en waartegen toen net zo hard werd geageerd als het uit diezelfde jaren stammende pornografische Deep Throat. Allereerst was er het belastende feit dat een verkrachting zo uitgebreid, van begin tot einde, werd gefilmd. Maar kwalijker nog was de dubbelzinnigheid waarmee de reactie van het slachtoffer geregisseerd was: allengs zou het erop lijken alsof haar weerstand overging in overgave, verrukking misschien zelfs. Als een meisje nee zegt, wat bedoelt ze dan te zeggen? Het zou nog een paar jaar duren voordat een slogan de wereld in werd gestuurd: als een meisje nee zegt, bedoelt ze nee.

Ik heb Straw Dogs nu dus eindelijk met eigen ogen gezien, en ja, inderdaad, die snikken lijken kreten te worden, het wegduwen omhelzen. Wat misschien ter verzachting kan worden aangevoerd is dat de dader haar vroegere vriendje was, voor wiens niet-aflatende versierpogingen ze als inmiddels getrouwde, en seksueel gefrustreerde, vrouw gevoelig bleef. En dat dat vriendje nog best romantisch blijkt in zijn daad, want hij wordt kwaad – en beschermend – als zijn enge kompaan denkt te kunnen aansluiten. Tegelijkertijd besef ik hiermee helemaal méé te gaan in een discours waarin verkrachting begrijpelijk, acceptabel en zelfs gepassioneerd wordt voorgesteld.

Zou ik dat toen ook zo gezien kunnen hebben?

‘Zoiets geks’, zegt ze terloops tijdens een dineetje, tussen ander gechitchat door, ‘maar ik geloof dat ik onlangs verkracht ben’

Ik denk het eigenlijk niet. Mijn vroegere ik keek elke week in het filmhuis van De Melkweg op een hard bankje naar ijzige docudrama’s geïmporteerd door Cinemien, met titels als Not a Pretty Picture en Rape Culture, en ontspande zich door in het tegenoverliggende Cinecenter retrospectieven van Antonioni en Kurosawa over zich heen te laten komen. Ik denk dat het begrip ambiguïteit nog niet tot mijn actieve vocabulaire behoorde.

Er was nog iets in die tijd, diep jaren tachtig: de weerzin überhaupt tegen commercie en entertainment. Het idee dat zoiets onnoemelijks als verkrachting, of incest, zou kunnen worden ingezet als een spannende verhaallijn was in feite taboe. Jodie Foster had dan wel iets feministisch aan zich kleven, maar de film waarin zij het slachtoffer van een verkrachting speelde, The Accused (1988) van Jonathan Kaplan, was toch net even te sensationeel om echt te kunnen deugen. De verlekkering waarmee het moment suprême een film lang in het vooruitzicht werd gesteld ging door voor ranzig. Thelma Louise (1991) van Ridley Scott was in z’n cartooneske radicaliteit op alle fronten beter te verteren: een roadmovie waarin de heldinnen zich wrekend en schietend tezamen de afgrond in storten. Op de verkrachting van Louise (Susan Sarandon) in het verleden wordt slechts gezinspeeld door begrijpende politieman Harvey Keitel, waardoor het trauma intact blijft, en evenzogoed haar moorddadigheid wordt gelegitimeerd.

In Elle zijn we vanaf de openingsscène waar we wezen moeten: op de vloer van een appartement, kreunend en steunend onder de gewelddadige penetratie van een man met een bivakmuts op. De kat is de enige getuige, en diens sfinxachtige verschijning, de onbewogen blik, maakt de verkrachting huiselijker, en akeliger. Ik verraad niets van de plot als ik zeg dat het slachtoffer, gespeeld door Isabelle Huppert, zich na deze gewelddaad herneemt door de rotzooi op te ruimen en in een schuimbad bij te komen van haar verwondingen. Dit is waarover de film in eerste instantie lijkt te gaan: de weerzin van een volwassen, autonome vrouw om zich tot slachtoffer te laten maken. ‘Zoiets geks’, zegt ze een paar dagen later terloops tijdens een dineetje met vrienden, gewoon tussen ander gechitchat door, ‘maar ik geloof dat ik onlangs verkracht ben.’

Huppert speelt een rol die haar op het lijf is geschreven, verwant aan hoe ze een harde, ongrijpbare pianolerares neerzet in Michael Haneke’s La pianiste. Samen met een vriendin runt deze Michèle Leblanc een bedrijf in videogames, waar ze jonge bronstige nerds aanstuurt in het ontwerpen van gewelddadige en seksistische spelletjes; jongens die, vanzelfsprekend, ook zo hun fantasieën over háár blijken te hebben. Elle staat stijf van verlangende, foute, geheime, verveelde en perverse seks, en Michèle beziet en ondergaat alles met vileine superioriteit en nauwelijks opgetrokken wenkbrauwen. Haar moeder maakt zich belachelijk met een jonge minnaar, haar zoon is een sukkel want duidelijk niet de vader van het kind van zijn vriendin, haar ex is beklagenswaardig met zijn nieuwe zweverige vrouw, haar compagnon tevens beste vriendin heeft geen idee dat zij degene is met wie haar man vreemdgaat, en deze man heeft op zijn beurt weer geen idee van de verveelde blik waarmee zij naar het plafond staart als hij op haar tekeergaat.

Hoe zou je Michèle Leblanc kunnen duiden? Is ze eigenlijk heel eenzaam, want hopeloos alleen in haar minachting voor het gedoetje om haar heen, niet in staat tot echte intimiteit? Is ze eigenlijk het slachtoffer van een traumatische jeugd, als dochter en onwetende handlanger van een vader die zich tot een seriemoordenaar ontpopte? Of is ze wat je ziet dat ze is: een sterke, onafhankelijke vrouw die zich door niemand laat onderschoffelen, zelfs niet door een verkrachter?

De schrijver van de roman waarop Verhoeven zijn script baseerde, Philippe Djian, van wie eerder een roman succesvol werd verfilmd (Betty Blue, 1986), gaat in Frankrijk door voor een feminist. ‘Ze probeert vrij te zijn’, zegt Djian zelf over het personage dat hij in het leven heeft geroepen. En als verklaring voor het schokeffect dat de film heeft op sommige kijkers: ‘Mensen vinden het angstaanjagend om naar een vrouw te kijken die zich vrij voelt te doen wat ze wil, niet gehinderd door enige maatschappelijke code.’

Ook Paul Verhoeven benadrukt graag hoe sterk zijn vrouwen zijn, en dat Michèle Leblanc helemaal in zijn rijtje femmes fatales past. Zijn heldinnen zijn vrouwen die onberoerd blijven onder welke reuring dan ook, die berekenend zijn en hun omgeving manipuleren. Tegelijkertijd suggereren de zinspelingen op de achtergrond van déze femme fatale dat ze zwaar beschadigd is, een suggestie die nog wordt versterkt door de bizarre wending die de plot uiteindelijk neemt. En dan lijkt de scheidslijn tussen onaangedaanheid en catatonie opeens best vaag, en zou je de permanente staat van onberoerd-zijn waarin Michèle verkeert ook kunnen interpreteren als een stevige depressie.

Erna was hij tevreden dat ze zoveel geschreeuwd had, het was een teken dat ze het lekker had gevonden

Het meest plausibele wat over haar karakter te zeggen lijkt, is afkomstig van degene die zich in haar heeft moeten verplaatsen voor haar rol. Op de vraag of ze haar personage begreep, antwoordde Huppert: ‘Niet helemaal, eigenlijk. En daar hou ik van. Ik begrijp haar zoals je beslissingen in het echte leven begrijpt: begrip volgt pas na verloop van tijd, je krijgt de clou niet zomaar aangereikt. We gaan overwegend instinctief en intuïtief door het leven. Analyse en reflectie zijn begrippen uit fictie. In het echte leven moet je meestal gewoon door. Daarover maakt de film een zeer intelligent statement.’

Elle ontspint zich op geen enkele manier als de klassieke wraakfilm, zoals Straw Dogs dat wel doet. Man neemt wraak op de belagers van zijn vrouw, is het geijkte scenario, waarbij het altijd de vraag is wie en wat hij precies wreekt. Is het de geschonden eer van zijn vrouw die hij wil redden, of gaat het om die van hemzelf? In Straw Dogs moet de slappe intellectueel, gespeeld door Dustin Hoffman, die zijn vrouw eigenlijk al niet eens de baas kan, laten zien dat hij wel degelijk een echte man is en het opnemen tegen de plaatselijke macho’s.

De meer recente en ook beruchte verkrachtingsfilm van regisseur Gaspar Noé, Irréversible (2002), draait ook geheel en al om de wraak die de man van het slachtoffer neemt op haar verkrachter. Net als in The Accused wordt het vertelprocedé deels omgedraaid en begint de film als de misdaad gepleegd is. Hier houdt de vergelijking op. Irréversible is een kunstzinnige, filosofische film over de vraag wat een gerechtigde straf is voor verkrachting, of die wel bestaat. Én het is een ongelooflijk brute film, waar geen enkele dubbelzinnigheid wordt toegelaten over het mogelijke plezier dat de vrouw, gespeeld door Monica Bellucci, beleeft aan haar verkrachting.

Het misselijkmakende effect dat de film op de kijker heeft wordt niet alleen veroorzaakt door de uitgebreide en gedetailleerde manier waarop de uiterst gewelddadige verkrachting is vastgelegd, maar ook doordat hij de boven- en onderwereld van seks en lust naast elkaar laat zien. Alles wat lieflijk, geil en sexy is wordt uiteindelijk tenietgedaan door de tijd. De vrolijke overmoed van het Bellucci-personage in de gesprekken met haar geliefde, dat het altijd de vrouw is die beslist, en dat ze geen ding is, is in het licht van wat de kijker al weet niet goed om aan te zien, net als de manier waarop haar vriend tijdens het vrijen de haren uit haar gezicht haalt, zijn hand op haar mond houdt. Het zijn geperverteerde handelingen geworden.

Vergeleken met Irréversible is Elle inderdaad een verkrachtingskomedie, waar het tot en met de slotscène de vraag is wie nu wie voor de gek houdt. Zelfs rijst de vraag of Michèle Leblanc niet een masochiste is, die meer in scène heeft gezet dan de kijker kon bevroeden. Niet voor niets moest ik terugdenken aan het stuk dat Jenny Diski schreef over die keer dat ze zichzelf als veertienjarige ‘verkracht liet worden’. Bij haar liep het anders dan bij het dertienjarige meisje dat graag filmster wilde worden en zich door de beroemde Polanski liet overreden met behulp van drugs en alcohol. Diski’s coole samenvatting van wat ze zelf meemaakte: ‘Ik werd in verlegenheid gebracht en had seks.’ Er liep een man op straat die maar tegen haar blééf praten, en zelfs op zeker moment in gezang uitbarstte. Ze zei dat hij moest ophouden, ze schaamde zich dood. Hij zou pas ophouden als ze zijn liedje helemaal goed zou beluisteren, in een opnamestudio vlakbij, een paar minuten ook van haar eigen huis. Tijdens de verkrachting huilde ze onophoudelijk, en ze schreeuwde het uit van de pijn. ‘Hij ging gewoon door, weigerde op te houden, zei telkens weer dat ik geen maagd was en schonk er geen aandacht aan als ik zei dat het pijn deed.’

Erna was hij tevreden dat ze zoveel geschreeuwd had, het was een teken dat ze het lekker had gevonden. En of ze nog ergens koffie zouden drinken. Hij liet haar pas gaan toen ze hem haar telefoonnummer had gegeven.

Hij zei dat hij me geen pijn zou doen als ik precies deed wat hij zei. Hij was bijna vriendelijk. Toen hij klaar was nam hij afscheid

Diski beschrijft dat ze achteraf meer minachting dan schaamte voelde. En dat het niet het allerergste was dat haar ooit was overkomen. ‘In 1961 sprak het niet vanzelf dat geslachtsgemeenschap tegen de wil van een vrouw een soort spirituele moord was. Ik walgde meer van hem dan dat ik me beschaamd voelde of gekleineerd. Een andere Zeitgeist, gelukkig voor mij.’

Even voor alle duidelijkheid: Diski schrijft dit niet om de handelwijze van Polanski te relativeren zoals de ondertekenaars van die petitie deden, die Polanski uit de gevangenis wilden houden. Met de minutieuze beschrijving van haar eigen verkrachting roept ze juist een invoelende, en stuitende, versie op van wat er gebeurd moet zijn tussen de grote man en het kleine meisje. Wél geeft ze blijk van een soort nuchterheid, gevoed door de tijdgeest. Het is eenzelfde nuchterheid als de schrijfster Mensje van Keulen tentoonspreidt in een recent interview over wat het betekent om vrouw te zijn. Ironisch genoeg wordt het thema wat het betekent om verkracht te zijn. Gevraagd hoe ze over mannen denkt, antwoordt ze ‘wisselvallig’. Ze heeft met een aantal veel plezier gehad, en voelde zich gelijkwaardig behandeld. ‘Maar’, zegt ze dan, ‘je hebt er ook ellendelingen tussen. Die bijvoorbeeld ’s nachts bij je in bed kruipen en je dan in feite verkrachten omdat ze denken: die is toch dronken.’

Als de interviewster vraagt wat ze ‘daarna’ deed, zegt ze weliswaar op het zieke af teleurgesteld te zijn geweest, maar dat ze toch geen aangifte heeft gedaan. ‘Je mag blij zijn als je zoiets overleeft.’ En: ‘Voor een andere vrouw, die minder gedisciplineerd is, is zoiets misschien erger dan voor mij. Ik ga op basis van die ervaring ook niet alle mannen veroordelen. De meeste mannen doen dit niet.’

‘Gedisciplineerd’ is een interessante term in deze, die ook onmiddellijk de ijzerenheinigheid van Michèle Leblanc in Elle in herinnering roept. Mensje van Keulen lijkt ermee te bedoelen ‘streng voor zichzelf’, maar er zit ook iets in van ‘toegerust op’. Nu is de grap natuurlijk dat de meeste mannen, zoals zij ook zegt, geen verkrachters zijn, maar dat de meeste vrouwen wél te maken krijgen met seksuele vergrijpen, in vele gradaties en vormen. De Amerikaanse schrijfster Hanya Yanagihara, wier bestseller A Little Life ook in Nederland al een tijd in de top-tien van best verkochte boeken staat, vertelde expres over een mánnelijk slachtoffer van misbruik en mishandeling te hebben willen schrijven, omdat vrouwen al van jongs af aan in zekere zin een leven lang worden voorbereid op seksueel misbruik. Het hoeft niet altijd een gewelddadige ervaring te zijn, het kan ook zijn dat een meisje seksueel wordt benaderd voordat ze zelf enig idee heeft een meisje te zijn (‘Ik wist er niks van’, zoals Diski schrijft, ‘ik schaamde me voor de naaktheid van mijn onderlichaam’). Yanagihara was op zoek naar een ander soort drama, vanuit de gedachte dat jongens of mannen die worden verkracht zwaarder letsel oplopen. Het is een groter taboe, het heeft een ingrijpender gevolg voor hun besef van mannelijkheid, en er rust een hogere zwijgplicht op.

Nu is het vergelijken van soorten leed altijd nogal tricky, en ook een beetje onzinnig, maar je kunt je inderdaad niet voorstellen dat mannen ooit grappen zullen maken over hun verkrachting. Al denk ik dat ik dat ook niet had kunnen bedenken van vrouwen, tot ik het stand-up comedian Amy Schumer zag doen. ‘We’ve all been a little bit raped’, verkondigt ze in een van haar shows met haar typische lijzige dictie, en ze maakt er wegwuivende gebaren bij. ‘Like, not totes consench. There is a grey area of rape.’ Soms is het gewoon te veel gedoe om er echt een zaak van te maken, te zeer een life-changer. You know… ‘Every girl I know has had some experience that is kind of like “grape”.’

De verkrachting in Elle is duidelijk geen geval van ‘grape’, gezien de bivakmuts, het glasgerinkel, het bloed. Michèle slaapt met een beiteltje of iets dergelijks naast haar kussen, ze stopt een flesje pepperspray in haar tas. En toch laat de film je achter met de vraag waarnaar je hebt gekeken, en waarom zij handelt zoals ze handelt. Je kunt heel literair denken á la Huppert dat beweegredenen niet duidelijk hoeven te zijn, dat het net als in het echte leven aankomt op instinct en intuïtie. Ik merk zelf dat uiteindelijk onbevredigend te vinden, zo niet naargeestig, domweg omdat het hier toch gaat om een film die over verkrachting gaat. Wat is het ‘komedie’-aspect precies?

Ver voor ze over haar reële verkrachtingservaring schreef in de London Review of Books verwerkte Jenny Diski die in een roman, in haar debuutroman om precies te zijn. Nothing Natural (1986), in het Nederlands verschenen als Onnatuurlijk, is een creepy roman, waarin verkrachting en bevrijding in elkaars verlengde komen te liggen op een manier die sterk doet denken aan hoe dat ook in Elle gebeurt. Als de Londense dertiger Rachel Kee – gescheiden, moeder, maatschappelijk werkster – de getrouwde Joshua ontmoet, weet hij in een mum van tijd haar grenzen van toelaatbaarheid op te rekken, tot haar eigen opwinding. Ze verlangt naar zijn gewelddadigheid, als hij niet bij haar is fantaseert ze over hem. Rachel is zich bewust van de discrepantie tussen wat ze voelt en wat ze hoort te voelen, wat wel en niet ‘lekker’ hoort te zijn.

Weer laat Diski het geluid horen van een sleutel die wordt omgedraaid, maar nu gaat de deur open. Hij leidt naar duistere gangen en smoezelige kamers, waar, onzichtbaar voor de rest van de wereld, haar ‘echte’ leven zich afspeelt. De rest is alleen maar schone schijn, dekmantel. Als Joshua een tijdje op vakantie is, leest ze in de krant een bericht over een man die in Schotland een minderjarig meisje heeft verkracht. Het meisje vertelt: hij zei dat hij me geen pijn zou doen als ik precies deed wat hij zei. Hij was bijna vriendelijk. Toen hij klaar was nam hij afscheid en ging weg.

Diski weet duidelijk waarover ze het heeft als ze Rachel over dit meisje laat denken dat seks nooit meer hetzelfde voor haar zal zijn. Niet omdat ze verkracht is, maar omdat ze die klank in zijn stem heeft gehoord. Ze zal er haar hele leven schuldig naar blijven terugverlangen, zij het niet bewust. De werkelijke verkrachting is dat iemand haar nu die kant van haarzelf heeft laten zien. De werkelijk verschrikkelijke ervaring is dat dat knopje in haar binnenste is omgedraaid. Tegelijkertijd denkt Rachel – intelligente, volwassen, sterke Rachel die het kleine meisje zou moeten zijn ontgroeid: verkrachting is verkrachting. En ze lokt haar belager in de val. Ik denk zoals dat ook in Elle gebeurt, ik hoop zoals dat ook in Elle gebeurt.


Beeld: (1) Elle (Independent Films); (2) Straw Dogs (Netherlands Fox Film Corporation)