Stelt Nederland een prijsplafond in voor energie? Komt er een fonds voor minima die hun gas en licht niet meer kunnen betalen? En wordt ook het bedrijfsleven gecompenseerd voor de torenhoge kosten die het maakt?

In de aanloop naar Prinsjesdag lagen de afgelopen weken alle mogelijke opties op tafel. Dát er iets moet gebeuren, is duidelijk. Zonder extra maatregelen zakt volgend jaar één op de tien kinderen door de armoedegrens. Het Centraal Planbureau waarschuwde deze zomer voor een historisch koopkrachtverlies van bijna zeven procent. De wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de energierekening brengt lagere en middeninkomens in acute problemen.

Het probleem is dat Den Haag reageert zoals het de afgelopen jaren telkens deed in noodsituaties: met brandjes blussen. In de coronacrisis dreigde klm om te vallen. De overheid sprong bij met miljarden, maar voor duurzame hervormingen was het hoegenaamd niet het juiste moment. Nu klagen transporteurs over hoge brandstofprijzen en leggen energie slurpende aluminiumsmelters en kunstmestfabrieken de productie stil. Meteen klinkt weer de roep om steun. Maar hoe verstandig is die reflex, met het oog op de lange termijn?

Zo ver weg is 2050 niet meer. De politiek moet zich aan haar beloften houden

Eén ding is zeker: in 2050 zijn we deze gascrisis al lang weer vergeten. Tegen die tijd komt onze stroom van windmolenparken op de Noordzee, draaien staalfabrieken op groene waterstof en is de benzineauto uit het straatbeeld verdwenen. Althans, als het officiële streven om binnen drie decennia klimaatneutraal te zijn gehaald wordt. Er zijn genoeg redenen om daaraan te twijfelen. De vaste lezers van De Groene Amsterdammer herinneren zich de verhalen over de krapte op het stroomnet, het gelobby rond CO2-rechten en politieke onwil waardoor menige duurzaamheidsambitie sneuvelt.

Voor de nieuwe Groene besloten we het anders aan te pakken. In plaats van nog eens op te sommen waar het allemaal misgaat, blikken we vooruit met een nuchter gedachte-experiment. Stel dat we de afspraken uit het Klimaatakkoord wél nakomen, hoe kán Nederland er dan uitzien? Het antwoord stemt hoopvol. Van de Gelderse Vallei tot Zuid-Limburg, van de Noordzee tot in steden als Utrecht wordt hard gewerkt aan de samenleving van de toekomst. Door alle negatieve berichten zouden we bijna vergeten dat de klimaatdoelen wel degelijk haalbaar zijn. Er is kennis en creativiteit in overvloed.

Opvallend genoeg noemen vrijwel alle betrokkenen dezelfde twee voorwaarden om deze transitie te doen slagen: duidelijkheid en durf. Politici moeten niet alleen fraaie akkoorden en verdragen sluiten, ze dienen ook de daad bij het woord te voegen. Dat betekent op z’n minst stoppen met fossiele subsidies. Een streng plafond voor het aantal vluchten, totdat er groene vliegtuigen komen. En een stabiel hoge prijs op CO2-uitstoot, zodat bedrijven die voor grote investeringen staan weten waar ze aan toe zijn en kunnen gaan concurreren op duurzaamheid. Voor dat laatste moet Europa ook vaart maken met de importheffing aan de buitengrenzen op vervuilende producten die niet aan onze maatstaven voldoen, zoals Indiaas staal of Russische kunstmest.

Dat is een overzichtelijk verlanglijstje. De meeste plannen liggen er ook al. Helaas dreigt de politiek voortdurend te zwichten voor de druk van oude lobby’s, van de intensieve veehouderij tot de energie-intensieve industrie. Dat is niet alleen zonde van het belastinggeld, dat weglekt naar fossiele activiteiten die eigenlijk niet langer levensvatbaar zijn. Het kost ook tijd. Zo heel ver weg is 2050 niet meer. Overal in Nederland worden de handen uit de mouwen gestoken. Aan Den Haag de taak om zich aan haar beloften te houden en dat proces te steunen, in plaats van steeds weer nieuwe verwarring te zaaien.