LEZERS WILLEN emoties. Echte levens. Schitterende verhalen. Grote geschiedenissen. Dat bleek althans uit de gesprekjes met gewone lezers als Hedy d'Ancona, Thom de Graaff en Paul Rosenmöller ter gelegenheid van de uitreiking van de Trouw Publieksprijs voor het boek van het jaar. In de categorie Nederlandse literatuur won Yvonne Keuls met het autobiografische document over haar moeder, Mevrouw mijn moeder.
Nu zijn emoties en echte levens inderdaad zaken die je eerder associeert met de boeken van Yvonne Keuls en Isabel Allende dan met die van Gerrit Krol of Andreas Burnier. Of met Willem Elsschot, wiens Kaas mij initieerde in de wereld van de literatuur.
Vanaf het moment dat ik dat boek las, wist ik dat de vraag ‘waar gaat het boek over’ niet allesbepalend is. Want hoe kon het dat een onaantrekkelijk gegeven zo'n magisch boek opleverde? Emoties, echt leven, een schitterend verhaal of een grote geschiedenis bestaan uiteindelijk bij de gratie van stijl, oftewel de manier waarop het een en ander wordt verteld of opgeroepen.
IK MOEST WEER aan Kaas denken toen ik Hart van glas las, de nieuwe roman van H.M. van den Brink. Want hoe kan het dat een boeiend gegeven, adequaat verteld, je zo onberoerd laat? Dat een verhaal vol seks en romantiek zich laat lezen als een accountantsrapport?
Hart van glas is de geschiedenis van een man in crisis. Erik Loeff is 46 jaar oud en wil voordat hij vijftig is een glaspaleis realiseren. Zolang hij die droom heeft, is hij niet verloren. In zijn geval is een dergelijk architectonisch streven geen onhaalbare zaak, want hij werkt voor een vastgoedbedrijf dat wel wat in zijn plan ziet, mits hij financiers warm weet te maken voor het project. People Plaza moet het glazen woon-winkel-leefgebeuren gaan heten.
Misschien zou Loeff zijn droom kunnen verwezenlijken, als hij niet een fatale liefde op zijn pad vond. Hij ziet haar op een feestje van de zaak en valt als een blok. ‘Ze heeft een vreemde manier van bewegen, dansend ook als ze niet danst, zelfverzekerd maar op een dromerige manier, soepel en toch ook weer niet helemaal natuurlijk en daarbij lijkt het alsof ze een klein beetje boven de grond zweeft terwijl ze loopt.’ De hitsige achtervolging die hij inzet in zijn auto naar de buitenwijk waar zij woont, zet de toon voor de verhouding die Loeff met deze Julia krijgt. Zij laat zich achtervolgen, neerdrukken, penetreren als het haar zo uitkomt, maar geeft meestal niet thuis. Loeffs verloedering groeit naarmate hij bezetener en afhankelijker wordt van Julia. Hij verliest de greep op zijn leven, en dus ook op People Plaza.
Zie hier het hartverscheurende drama van een man die alles op een rijtje had: een redelijke omgang met ex-vrouw en volwassen kinderen, een prachtig huis aan de mooiste gracht van Amsterdam, interessante baan met perspectieven en een grote persoonlijke ambitie. Met open ogen stevent hij af op zijn ondergang. Dankzij Julia. Wie is deze femme fatale? Mooi, slank en liefhebster van amaretto met ijs. Gaat nooit op reis zonder beautycase. Zegt om de haverklap ‘hee’. Ruikt lekker, smaakt lekker, zoent lekker. Even onweerstaanbaar kortom als onbetekenend. Als het Julia niet was ge weest, was er wel een ander die de bressen in Loeffs leven had gehakt. Want onder die geordende laag is Loeff zweterig, dikkig, drankzuchtig en een dromer. Met last van hoogtevrees bovendien.
ZO WIL DE verteller het ons althans doen geloven, maar echt voelbaar wordt Loeffs wankel evenwicht niet. Misschien had Van den Brink de onderlaag van Loeffs bewustzijn kunnen openbaren als hij een ander vertelperspectief had genomen. Nu lijkt het weliswaar alsof hij vanuit Loeff schrijft, hij is het enige personage van wie je de gedachten kunt lezen bijvoorbeeld, maar tegelijkertijd blijft hij hem consequent aanduiden met het afstandelijke ‘Loeff’.
Dit procédé levert zinnen op als: ‘Loeff is zich er niet van bewust dat hij heeft geslapen’; ‘De stilte zoemt en Loeff doet wat hij altijd doet wanneer het hem moeite kost om aan een ingewikkeld vraagstuk te beginnen’; en ‘Loeff heeft nu alles geregeld.’ De schrijver is niet ín zijn personage gekropen, maar doet aan gevalsbeschrijving.
Een dergelijke distantie tussen de schrijver en zijn personage heeft meestal een ironische functie, zoals onlangs werd gedemonstreerd in Het zesde bedrijf van P.F. Thomése. Van enige ironische werking is echter geen sprake in Hart van glas, wel van een sterk vervreemdend effect. Ondanks alle nauwgezette beschrijvingen van ‘s mans fysieke en emotionele onbehagen, wil Erik Loeff maar niet tot leven komen.
De nadrukkelijke glasmetafoor en het nogal uitleggerige proza versterken de levenloze indruk die de roman als geheel maakt. Dat glas hard en toch breekbaar is, materie en antimaterie, en het 'bezwijkgedrag’ van Loeff moet symboliseren, is al snel meer dan duidelijk en wordt zelfs al in de titel weggegeven. Dat hoogtevrees niet de angst om te vallen is, maar angst is voor de rand, en dat angst voor de ruimte angst is voor het onbekende - ook dat zal de lezer niet gauw meer vergeten.
BOEIENDER IS de rol die popmuziek speelt in deze roman. ‘Ook wie dertig jaar geleden zijn haar niet over zijn boord droeg, heeft nu aanvaard dat popmuziek geen stuiptrekking van een generatie is. Ze is het hart van een cultuur die de wereld en dus ook de projectontwikkeling en de vastgoedfinanciering domineert.’ Loeff heeft thuis een jukebox staan waarin hij zijn verleden in muziek heeft opgeslagen. Hij houdt van liedjes met een begin en een einde, niet van thema’s die ongemerkt in elkaar overgaan, en al helemaal niet van een suggestieve melodie die niet eindigt. ‘Zijn muziek moet lokken en verleiden, maar na een paar minuten ook afgelopen zijn.’
Op verschillende pagina’s wordt de geluksmuziek bezongen van Loeff die, ongelukkig, ontvankelijker dan ooit is voor de liedjes van Elvis Costello, de Red Hot Chili Peppers en Todd Rundgren. In de auto, op weg naar de beslissende bespreking over het glaspaleis, draait hij de muziek die hem gelukkig maakt. ‘Loeff is bleek, Loeff is gespannen, (…), Loeff klemt zijn handen om het stuur. The Small Faces zingen All or Nothing. Loeff is op weg naar zijn kantoor.’ Met de verleidingskunsten van popmuziek heeft Hart van glas uiteindelijk weinig van doen. Jammer genoeg evenmin met die van literatuur.
Verleidingskunsten
In ‘Hart van glas’ verwoordt H.M. van den Brink het hartverscheurende drama van een man die alles op een rijtje had.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1999/45
www.groene.nl/1999/45