Ik denk dat ons kiesstelsel failliet is. Eerlijk gezegd denk ik dat niet. Niet dat er aan ons stelsel geen haken en ogen zitten, maar failliet?

Doordat ik per ongeluk de aanhalingstekens was vergeten bij die eerste regel stond er iets anders dan de bedoeling was. Plotseling ging het over ons Nederlandse kiesstelsel en wat ik daarvan dacht. Dat was een wel heel uitgesproken mening, die bovendien de verplichting schept toch minstens het begin van een antwoord te weten op de voor de hand liggende vraag: hoe zou een ander kiesstelsel er dan wel uit moeten zien?

Het was Nigel Farage, leider van de Britse partij Ukip, die het kiesstelsel in zijn land vorige week failliet verklaarde. Farage’s partij kreeg op 7 mei bij de Britse verkiezingen maar één zetel in het Lagerhuis en bovendien was die zetel niet voor de Ukip-leider zelf. Farage verloor namelijk in zijn eigen kiesdistrict. Lekker makkelijk van hem om vervolgens te zeggen dat het kiesstelsel failliet is, zal er gedacht worden, Farage kan gewoon niet tegen zijn verlies.

Maar juist die reactie op de woorden van de Ukip-leider is te makkelijk. Ook naar de mening van iemand die heeft verloren moet je luisteren. En dat is eigenlijk precies wat ik een groot nadeel vind van het Britse kiesstelsel. Daar geldt ‘the winner takes all’.

Aan de hand van de uitslag van Ukip bij de recente verkiezingen is dat mooi te illustreren. En nee, daarbij gaat het niet over waar Ukip politiek voor staat of dat Farage vanuit de kroeg zijn campagne zou leiden. Juist dat mag er niet toe doen voor wie nadenkt over het ‘ideale’ kiesstelsel. Het zou wat zijn als het kiesstelsel wordt gebruikt om partijen buiten de deur te houden waarvan de politieke mening of het gedrag van de partijleider onwelgevallig is in de ogen van de meerderheid.

Ukip werd vorige week donderdag de derde partij in Groot-Brittannië. De partij van Farage boekte winst ten opzichte van de vorige verkiezingen. Afgerond stemde dertien procent van de Britten op de partij. En toch krijgt Ukip maar één zetel in het Lagerhuis. Dat is het gevolg van het Britse districtenstelsel. Per district is er maar één winnaar, alleen die man of vrouw – die uiteraard maar lid is van één partij – gaat zijn of haar district vertegenwoordigen in Londen.

Ook naar de mening van iemand die heeft verloren moet je luisteren

Probeer je eens voor te stellen dat je in een district woont waar de vvd altijd de grootste is, terwijl jij zelf de idealen van een andere partij aanhangt. Elke keer weer ga je naar de stembus. Maar nooit heeft jouw stem invloed. Ik zal het bij mezelf houden: dat lijkt me knap frustrerend. Een verloren stem, zo zou dat aanvoelen.

In Nederland was bij de laatste twee verkiezingen de pvv de derde partij, zoals nu dus Ukip in Groot-Brittannië. In 2010 haalde de partij van Geert Wilders met 15,5 procent van de stemmen 24 zetels, twee jaar later met ruim dertien procent van de stemmen vijftien zetels. Als Nederland het Britse districtenstelsel had gehad, was dat zetelaantal in ieder geval veel en veel kleiner geweest. Hoe klein is niet te zeggen, omdat dit van de indeling van de districten en de stemverhoudingen daarbinnen zou afhangen. Gezien de politieke opvattingen van Wilders zouden sommigen een gedecimeerde pvv mogelijk toejuichen, maar bedenk wel dat ook de fracties van bijvoorbeeld het cda en d66 dan kleiner zouden zijn.

Natuurlijk zitten er ook mooie kanten aan het Britse kiesstelsel. Elk Lagerhuislid heeft zelf een harde strijd moeten voeren in het eigen kiesdistrict. Geen Lagerhuislid dat anoniem met slechts een gering aantal stemmen op de slippen van de lijsttrekker zijn zetel mag innemen, zoals in het Nederlandse kiesstelsel wel kan.

Ook de regeerbaarheid is vaak groter als gevolg van het districtenstelsel. Mensen die houden van doorpakken zijn er daarom veelal voorstander van. Nu de Tories, net als vroeger, weer een absolute meerderheid hebben behaald, slaken die mensen een zucht van verlichting. Een absolute meerderheid maakt regeren inderdaad eenvoudiger. Het kan stroperigheid en wazige compromissen met coalitiepartners voorkomen. Je hoeft ook geen rekening te houden met wat de minderheid vindt, die heb je in het parlement immers niet nodig om je eigen beleid te kunnen voeren.

Wie democratie ziet als ‘ook rekening houden met de wil van de minderheid’ zal daarom niet zo snel voorstander zijn van een districtenstelsel, maar kiezen voor de evenredige vertegenwoordiging zoals wij die in Nederland kennen. Natuurlijk zitten ook daar nadelen aan. Wat te denken van de vele partijen in een gemeenteraad of het parlement die dat kan opleveren. De onregeerbaarheid waar dat toe zou kunnen leiden.

Maar met de uitkomst van de Britse verkiezingen op het netvlies zal ik niet concluderen dat ons kiesstelsel failliet is. Wel zal de versnippering in de vele kleine politieke partijtjes een halt moeten worden toegeroepen. Begin daar eens mee door de afsplitsingen van bestaande partijen aan te pakken, zodat een politicus niet meer zomaar voor zichzelf kan beginnen na eerst anoniem achter de rug van een partijleider een fractie te zijn binnengekomen. Daar hoeft het kiesstelsel echt niet rigoureus voor overhoop te worden gegooid. Woonde ik aan de andere kant van het Kanaal, dan zou ik over het Britse districtenstelsel eerder het faillissement uitspreken. Stemmen van kiezers mogen niet verloren gaan.