
Miljoenen Amerikanen, in een lange lijn door het land, keken op een zomermiddag naar de lucht terwijl de schaduw van de maan op het land neersloeg en de zon langzaam verdween en toen gevaarlijk fel ging schijnen. Slechts een groep mensen aan de Oostkust had oog voor iets anders, voor de president en zijn vrouw die, onder het flitsen van hun camera’s, verschenen op een balkon van het Witte Huis. Met de hoofden in hun nek aanschouwden ze het spektakel, als lagen ze naast elkaar op het strand, beschenen door een natuurlijke spotlight. De menigte keek toe terwijl zij keken. Toen zette Donald Trump resoluut zijn bril af, hij had genoeg gezien en stak zijn duim op naar het publiek. En keek toen toch nog een keer omhoog, met dichtgeknepen ogen en vertrokken mond, witte tanden naar het licht, en beschermd door niets dan het speldje met de vlag van zijn land op zijn jasje. ‘Niet kijken!’ riepen de mensen die naar hem keken hem toe.
Ruim twee eeuwen eerder en een stuk zuidelijker keek een wetenschapper naar de voltrekking van hetzelfde fenomeen. In oktober van het jaar 1799, aan de kust van het huidige Venezuela, stond Alexander von Humboldt om vijf uur in de ochtend op het terras van zijn huis instrumenten te prepareren en lenzen scherp te stellen. Zijn reisgezel Aimé Bonpland lag in bed na een onfortuinlijk incident de dag ervoor: tijdens een wandeling over het strand, op weg naar een meting van de getijden, kreeg hij een klap op zijn hoofd van een inheemse bewoner, die uit het niets te voorschijn was gekomen en uithaalde met een grote palmhouten stok waar Humboldt net op tijd voor bukte. De man greep naar de van zijn hoofd geslagen hoed, Bonpland rende achter hem aan en na een achtervolging door netelige cactussen werd hij, met hulp van toegesnelde kooplieden, gevangen genomen. Bij het verhoor bleek dat de man niet echt een hoed had willen stelen, maar gefrustreerd was door de behandeling van een kapitein van een schip waar hij op werkte, die hem in Cumaná had achtergelaten. Het Franse gebabbel van Bonpland en Humboldt had een gevoelige snaar bij hem geraakt.
Bonpland was na de klap geveld door koorts, maar Humboldt had een schitterend zicht op de dans van de zon en de maan. Na een reconstructie van de aanvaring op het strand beschrijft hij de eclips stap voor stap in het verslag van zijn eerste verre reis – vijf jaar door Zuid-Amerika – het 34-delige Voyage aux régions équinoxiales du Nouveau Continent fait en 1799-1804. Dankzij de heldere weersomstandigheden was er een waslijst van nauwkeurige cijfers bij precieze observaties. Maar hij noteerde ook gegevens van vreemde veranderingen in de atmosfeer, een rode gloed die al een paar weken aan de horizon hing, witte puntjes die direct na de zonsverduistering aan- en uitsprongen op de maan, als een flikkerend licht. En een paar dagen later was daar plots een aardbeving, twee schokken achter elkaar die Bonpland, die aan tafel planten zat te bestuderen, bijna opnieuw tegen de grond deden smakken. Humboldt hoorde van slaven die net op dat moment water uit een put haalden dat ze een explosie als van buskruit hadden gehoord, van diep onder de grond.
Het moest allemaal iets met elkaar te maken hebben, dacht Humboldt, onder de indruk van zijn eerste beving. Hij noteerde: ‘Wanneer een schok wordt gevoeld, wanneer de aarde schudt op haar oude grondvesten, die we voor zo stevig hadden aangezien, is een moment genoeg om langdurige illusies te vernietigen. Het is als wakker worden uit een droom; maar een pijnlijk ontwaken. We voelen ons bedrogen door de voorgewende kalmte van de natuur; we worden alert op het minste geluid; voor het eerst wantrouwen we de grond, waar we zo lang onze voeten op hadden neergezet.’ Zelfs de krokodillen verlieten de rivierbodem en liepen brullend naar het bos, voegde hij daar in een latere herinnering aan toe.
Machtige mannen en de zon gaan samen ver terug. Wetenschappers wilden alles over haar weten, koningen lieten zich naar de zon vernoemen en werden haar in hun beeltenis, grillig en vol vuur en toch een bron van leven, een hemellichaam bij uitstek om boven je te kunnen dulden. Duim omhoog: de zon is goed, die mag blijven.
42 presidenten van de Verenigde Staten scheiden Alexander von Humboldt (1769-1859) van een ontmoeting met Donald Trump. In 1804 zeilden hij en Bonpland van Cuba naar Amerika om Thomas Jefferson te ontmoeten. Een brief van Humboldt die spreekt van bewondering voor ‘Vos écrits, Vos actions et la libéralité de Vos idées’ – de president van de VS schreef je gerust aan in het Frans – ging aan de ontmoeting vooraf. Jefferson antwoordde – in het Engels – dat hij welkom was en stak al snel zijn nieuwsgierigheid naar informatie die Humboldt zou kunnen meebrengen niet onder stoelen of banken. Bijvoorbeeld over de grensgebieden van zijn land, over de relatie tussen ‘witte, rode en zwarte mensen’ en over de aanwezigheid van mijnen in het Zuiden. Dat verlangen naar kennis over nieuwe gebieden ‘no one will feel it more strongly than myself because no one perhaps views this new world with more partial hopes of it’s exhibiting an ameliorated state of the human condition’, aldus een president die het boerenleven bezong maar als slavenhouder de boeken in ging. De brieven die volgden (Alexander von Humboldt und die Vereinigten Staaten von Amerika: Briefwechsel, Berlijn 2004) zijn prachtige getuigen van een tijd van uitwisseling, van het vragen om raad en het geven van advies. Humboldt deed aan beide en ging als reizende wetenschapper door voor een van de belangrijkste personen op aarde. Geografische kennis betekende politieke en economische macht, dus naar hem werd geluisterd.
In de biografie die Andrea Wulf over Humboldt schreef, The Invention of Nature: The Adventures of Alexander von Humboldt, the Lost Hero of Science (2016), beslaat de relatie tussen de wetenschapper en de president slechts een hoofdstuk, maar wel een waar veel in samenkomt: kennis van de geografie als grond onder de voeten van de kolonisten en kennis van het gebruik van die grond als voedingsbodem voor de economie. Maar ook: misbruik van de grond als snelle winst maar onvermijdelijk begin van het einde van de economie, en dus rampspoed voor de bevolking. En misbruik van de bevolking zelf, de slaven die Humboldt sprak bij de put, de inheemse volkeren die hij op zijn reizen ontmoette, als moreel absoluut verwerpelijk. Geïnspireerd als hij was door de ideeën van de Franse Revolutie bewonderde Humboldt Jefferson, maar wist hij ook waar hij het land voor moest behoeden. Hij was de eerste om te zien hoe alles met elkaar samenhing, het kolonialisme, slavernij, klimaat en economie, hoe het leven balanceerde op de kwetsbare grondvesten van de natuur. Met publicaties als Essai politique sur le royaume de la Nouvelle-Espagne (1808-1811) informeerde hij Jefferson over veranderingen aan de zuidgrens, over de Spanjaarden die daar in hun koloniën verbleven en over een nieuwe wind die langzaam ging waaien. Tegelijkertijd waren het zijn beschrijvingen van de natuur die het volk trots op het land maakte en, zoals zijn vriend Simón Bolívar eens schreef, er mede voor zorgden dat ze in Zuid-Amerika wilden vechten voor hun onafhankelijkheid.
Een ontmoeting tussen de wetenschapper en de huidige president zou uitgesloten zijn. Kennis van geografie en geologie is geen sleutel meer tot welvaart, maar een steen om de nek van de economie, een vat slecht nieuws dat multinationals en ondernemende overheden liever ongeopend laten. Humboldt zou bij de feitenaandragers horen die het moeten opnemen tegen de roepende sceptici, hoewel zijn kijk op de wereld verder ging dan cijfers. Het is de verdienste van Andrea Wulf met haar boek dat de breedte van zijn visie doorgang heeft naar deze tijd. Zij beschrijft zijn leven met smaak vanaf het opgroeien samen met broer Wilhelm in Berlijn en op Schloss Tegel, waar hij wandelde door de bossen en terugkeerde met zijn zakken vol stenen, insecten en planten. Humboldt was al jong gegrepen door wat de Duitsers noemen Fernweh, een verlangen naar verre oorden. Hij ging experimenteren met elektriciteit en kikkerbillen, wilde alles eigenhandig testen en daartoe aanraken, alles meten en daartoe zelf ervaren. Wat hem als wetenschapper onderscheidde van tijdgenoten was dat hij keek met de ogen van Johann Wolfgang von Goethe, al vroeg een belangrijke vriend, en gevoel toeliet bij zijn observaties. Op zijn beurt zou Goethe zijn Faust naar zijn vriend hebben gemodelleerd.
Humboldt zag in alles eerst de natuur, zoals hij van jongs af aan had gedaan in een omgeving die werd gedomineerd door de mens. De natuur was een eenheid in verscheidenheid die over de hele wereld verspreid kon liggen, zoals een stukje mos dat hij vond in het Andesgebergte dat hem deed denken aan het mos in het bos in Duitsland. Op een nacht in het regenwoud aan de rivier de Orinoco, schrijft Wulf, schrok Alexander von Humboldt wakker van een hels gekrijs. Het waren jaguars die jaagden op tapirs die in paniek door het woud renden en de apen aan het schrikken maakten, die met hun geschreeuw vervolgens de vogels wekten tot het hele dierenrijk wakker was. ‘Leven ging schuil achter ieder bosje, in de gebarsten stam van bomen en in de grond. De hele commotie, zei Humboldt, was het resultaat van “een of andere strijd” in de diepte van het regenwoud.’ Elke observatie was slechts een onderdeel van iets groters, iets met een gedeeld kloppend hart. Humboldt was in zijn werk niet op zoek naar de oorsprong van het één, maar naar de uitwerking op het ander.
En pas in de natuur, buiten de druk bewoonde wereld, zag hij de mens. Waar bossen verdwenen droogden waterbronnen uit waardoor, als het dan regende, het land onder kolkende stromingen gebukt ging. Wie die bossen neerhaalden zag hij ook, dat waren de Europeanen op hun overzees grondgebied. Hij zag hoe in een afgelegen deel van het regenwoud Spaanse monniken, om de kerk te verlichten, hun fakkels lieten branden op olie die ze trokken uit schildpadeieren. Die dieren waren rap aan het uitsterven.
Alexander Von Humboldt was actief in een tijd waarin de wereld benaderd werd als een tuin die aangeharkt moest worden, de natuur getemd en de wilden opgevoed, in het bijzonder in de koloniën. De wetenschap gold als een internationaal paspoort, de wetenschapper toebehorend aan de wereld, al een ‘republiek van letteren’, waarin kennis grenzen en zelfs conflicten kon overstijgen.
Wie vandaag het Teylers Museum in Haarlem bezoekt, iets wat Humboldt deed in 1789, tien jaar voor zijn eerste reis, wandelt door een schijnbaar meetbaar tijdperk. De Ovale Zaal staat er nog zo bij als toen: instrumenten met minutieuze schaalverdelingen, gewichten en lenzen in vitrinekasten aan de wanden, puntige kasten in piramidevorm met bijzondere mineralen en op de eerste verdieping van de zaal, achter de balustrade, een ring van boeken. Het is een zaal vol feiten, maar niet zonder gevoel voor poëzie, zoals het ‘topje’ van de Mont Blanc dat bewaard wordt in een van de vitrines, in 1787 mee naar beneden gebracht door de Zwitserse geoloog Horace-Bénédict de Saussure tijdens de eerste beklimming van de berg.
Een maquette van die expeditie, in 1799 door het museum aangekocht, toont de berg met gletsjers en sneeuw en rode puntjes als voetstappen van de mens. Onderzoek en verbeeldingskracht kwamen samen in dergelijke nieuwe modellen, in een nieuwe kunst. Ook aan die ontwikkeling leverde Humboldt een belangrijke bijdrage, onder andere met zijn Naturgemälde: een schildering van de natuur waarin informatie op schaal met een gevoel voor schoonheid werd verenigd. Na zijn beklimming van de Chimborazo, de hoogste vulkaan van de Andes, begon Humboldt te schetsen en op zijn uiteindelijke tekening is de vulkaan een berg van letters. Namen van planten die hij er onderweg tegenkwam staan op de juiste hoogte in de omtrek van de berg getekend, kriskras door elkaar met steeds meer ruimte naarmate hij de top dichter naderde. De relatie tussen plantensoorten, klimaat en hoogte werd op de Naturgemälde in één keer zichtbaar, de grote tekening verscheen als fold-out in zijn Ideen zu einer Geographie der Pflanzen uit 1807.
De kunst van wetenschapper Humboldt wordt gekenmerkt door het letterlijk denken in grote lijnen. Op zijn Isothermenkarte uit 1817 lopen zwarte lijnen over een schematisch weergegeven aarde, een plat vlak dat slechts bestaat uit de namen van vier gebieden, Amerika, de Atlantische Oceaan, Europa en Azië. Ze laten zien hoe constante temperaturen in banden over het noordelijk halfrond lopen – Florida, Madeira en Caïro hadden voor het eerst aanwijsbaar iets met elkaar gemeen.

Op hoge leeftijd was Alexander von Humboldt een groot wetenschapper die zijn huis op tropische temperaturen gestookt hield, iemand aan wie een buitenstaander bij leven vast om zijn schedel vroeg, maar die te armoedig was om zelf alle delen van zijn gepubliceerde werk te bezitten. The Invention of Nature van Andrea Wulf werd een besteller en maakte van de ‘verloren wetenschapper’ uit de titel, hoewel daar in de wetenschap zelf geen sprake van is, een talking head, een stem uit het verleden met een boodschap voor het heden. Want hoewel er standbeelden van hem zijn gemaakt – bij de ingang van de Humboldt Universiteit in Berlijn zit hij naast broer Wilhelm op een sokkel – was hij toch uit beeld verdwenen. Wulf geeft onder meer als reden dat Alexander von Humboldt weliswaar verantwoordelijk was voor een heel nieuw wereldbeeld, maar geen heel grote ontdekking heeft gedaan: een continent of een natuurwet. Daar kwam de golf van ‘anti-Duits sentiment’ na de Eerste Wereldoorlog overheen, en weg was hij.
Aan het einde van de biografie schuift Wulf Humboldt, die ze haar hele boek al als niets minder heeft omschreven, naar voren als de nieuwe held voor de nieuwste tijd. Ze laat je denken: hadden zij toen maar beter geluisterd, konden wij nu maar luisteren naar iemand zoals hij. Haar biografie is nagenoeg kritiekloos, je reinste gejubel dat je met gretigheid blijft lezen, want inderdaad.
Keer op keer had Humboldt de aarde geschilderd als een levende planeet met een grote huid, die ademt en op haar uitademing de temperaturen laat schommelen, die ziek kan worden en dan symptomen vertoont. Hij deed dat in zijn kaarten en in zijn reisverhalen, sommige geschreven voor een groot publiek, en later nog in een lange serie lezingen in Berlijn die voor iedereen, ook voor vrouwen, gratis toegankelijk was. Alles behoorde toe aan de kosmos, vertelde hij, en het vijfdelige werk waar hij zijn laatste jaren aan wijdde was: Kosmos: Entwurf einer physischen Weltbeschreibung, uitgegeven tussen 1845 en 1862. De eerste twee delen werden regelrechte bestsellers, in 1851 al beschikbaar in tien talen. In het eerste deel geeft Humboldt een zo volledig mogelijke omschrijving van de uiterlijke wereld, de wereld steunend op eigen observaties en op de tijdens een van zijn reizen in zijn zak gestoken gesteenten. Alles wat hij zag komt in dit boek met heerlijke zijsprongen, met Arabische schrijvers die vallende sterren met een sprinkhanenzwerm hadden vergeleken, en links en rechts een sneer, bijvoorbeeld naar de licht ontvlambare fantasie van Columbus. Het tweede deel is vervolgens gewijd aan de gevoelens die die wereld oproept, aan de dichters die goed naar haar hadden gekeken.
Alexander von Humboldt maakte deel uit van het systeem van zijn eigen tijd, was voor zijn reizen afhankelijk van de toestemming van machthebbers, kreeg te maken met geldschietende partijen, handelsroutes en nukkige regimes, zoals op zijn laatste grote reis door Rusland. Ook toen lag Europa min of meer in puin, en in oorlog, raakte de handel met het Verenigd Koninkrijk in het geding, was Rusland niet zonder meer toegankelijk en waren er zelfs al klimaatsceptici. In een voetnoot vertelt Wulf over een voetnoot die in de publicatie van zijn expeditie naar Rusland verscheen, een noot van de vertaler (in het Duits in een Frans boek) dat de invloed van ontbossing, zoals de auteur die beschreef, ‘twijfelachtig’ te noemen was.
Hoe Humboldt over de huidige stand van het klimaatdebat zou hebben gedacht laat zich raden. In Kosmos merkt hij op: ‘Voornaam doende twijfelzucht, die feiten verwerpt, zonder ze te willen onderzoeken, is in sommige gevallen bijna nog verderflijker dan onkritische lichtgeloovigheid.’ En dus ook: ‘De zóó dikwijls opgeworpen vraag, of de gemiddelde luchttemperatuur in den loop der eeuwen aanmerkelijke veranderingen heeft ondergaan, of het klimaat van een land minder geworden is, of de winters niet zachter en de zomers niet koeler geworden zijn, kan slechts door den thermometer worden beslist; en de uitvinding van dit instrument is nauwelijks 250 jaar, zijne doelmatige toepassing nauwelijks 120 jaar oud. De aard en de nieuwheid van dit middel stelt hier dus aan navorschingen over de luchttemperatuur zeer enge grenzen.’
Kennis kwam in de achttiende eeuw op gang met een lawine en Humboldt wist deze over de wereld te verdelen. Maar hoe hoog hij ook klom, altijd zag hij de wereld vanaf de grond; waar wij de wereld kunnen overzien vanuit de lucht, en monitoren door de lenzen van satellieten. In zijn tijd was natuur een plek om de actualiteit te ontvluchten, om te ontkomen aan de politiek; wij zijn verbaasd wanneer blijkt dat iemand in onze in kaart gebrachte wereld nog kan verdwalen. Het internet ligt als een raster over ons heen, maar soms komt er toch nog iets bovendrijven. De zoektocht naar de mh370 bijvoorbeeld, bracht niet het gezochte vliegtuig maar wel onontgonnen gebied in de Indische Oceaan boven water. In de oceaan werden nieuwe vulkanen gevonden en bergketens van zes kilometer breed en vijftien kilometer lang die tot vijftienhonderd meter boven de bodem van de oceaan reiken, evenals kloven van twaalfhonderd meter diep. Tragisch noemen de onderzoekers het feit dat de zoektocht nog niet is geslaagd, maar wat zijn ze trots op het zicht op de geologie van de diepe wereld. Een interactieve story map op een website maakt de resultaten inzichtelijk voor belangstellenden.
De laatste woorden uit zijn beschrijving van het heelal in Kosmos liet Alexander von Humboldt aan zijn broer Wilhelm: ‘Reeds het kind strekt zijn verlangen uit vèr over de heuvelen, vèr over de meren zijner woonplaats; want dit is het treffende en het schoone in den mensch, dat heimwee naar het gewenschte en naar het verlorene hem altijd er voor bewaart uitsluitend aan het heden te hangen.’
Voor echte helden zijn we vandaag misschien ongevoelig, maar de natuur is opnieuw politiek geworden, het klimaat opnieuw economisch. Kolonialisme is vervangen door globalisme, bedrijven verenigen nu landen met elkaar, gebruiken het ene voor de grondstof, het volgende voor de arbeid, het laatste voor de markt. Gesmolten ijs in de Noordelijke IJszee levert een gedroomde vaarroute. Een kosmische visie is wat we kunnen gebruiken.
Citaten uit Kosmos zijn afkomstig uit de Nederlandse bewerking van Paul Schettlers Humboldts Kosmos in verkürzter Gestalt herausgegeben, uitgegeven door Van Holkema en Warendorf, 1911. In Berlijn is momenteel een tentoonstelling met kunstenaars wier werk aansluit bij Alexander von Humboldts gedachtegoed: Jaguars and Electric Eels, t/m 26 november, Julia Stoscheck Collection Berlin, jsc.berlin