Met Scherven schreef Bret Easton Ellis geen cultuurkritiek maar een coming of age-verhaal © Image Source / Getty Images

Bijna veertig jaar zijn er verstreken. Bret Easton Ellis was pas 21 toen in 1985 Less Than Zero verscheen. Het is de roman die hem beroemd en berucht maakte, en de ultieme woordvoerder van Generatie X bovendien. Als geen ander wist hij destijds het levensgevoel van jongeren te vatten, hun nihilisme, de leegte, de manier waarop ze verweesd en ontheemd door het leven dwaalden. Hij zou er een carrière op bouwen vol succes en mislukkingen (vooral in de filmindustrie), rijk aan ophef, drugs en rock-’n-roll. En nu is daar dan The Shards – Scherven – waarin de protagonist de inmiddels 58-jarige Ellis zelf is die terugkijkt op de periode waarin hij als zeventienjarige scholier Less Than Zero schreef.

Wat is er in die veertig jaar veranderd? Zijn we nog dezelfde personen die we vroeger waren, zijn we ooit wel geweest wie we denken dat we waren, of passen we het verhaal dat we over onszelf vertellen telkens aan? Weet de Ellis van nu nog wel wie hij was toen hij Less Than Zero schreef?

In verschillende interviews die Ellis naar aanleiding van Scherven gaf, benadrukte hij dat dit een roman over verloren onschuld is. Zíjn verloren onschuld, want de verhaallijn mag dan fictie zijn – de nieuwe leerling die op school arriveert; de seriemoordenaar die tieners op de meest gruwelijke manier afslacht en die ‘de Treiler’ wordt genoemd – wat beleving betreft is het allemaal echt, aldus Ellis. Dit is hoe hij zich voelde en als je zijn hele oeuvre chronologisch wil lezen, is Scherven volgens hem het boek waarmee je moet beginnen. Het oerboek zogezegd. Het speelt in dezelfde wereld als zijn debuut, bevat dezelfde mensen, dezelfde feestjes, dezelfde muziek en dezelfde eindeloze autoritten, maar het was heus niet zo leeg als hij destijds deed voorkomen. Sterker nog, stelt hij nu, voor een deel was dit juist de tijd dat hij voor het laatst ‘volmaakt gelukkig’ was.

Hoe veranderlijk is een mens? Je zou ook kunnen vragen: hoeveel verandering staat zijn omgeving hem toe, zijn familie en vrienden en ook fans? Fans zoals ik bijvoorbeeld. Kan ik een nieuwe interpretatie van Less Than Zero wel aan?

Op de eerste paar bladzijden van Scherven beschrijft Ellis hoe hij al veertig jaar aan deze roman werkt (en dat is volgens de interviews echt waar), maar telkens vastliep omdat de herinneringen te veel van zijn zenuwen vergen. Hij heeft een trauma, schrijft hij, hij is een wrak, hij wordt overspoeld door golven van stress en angst, grijpt voortdurend naar de fles, hij denkt dat hij dood gaat en krijgt zelfs zulke heftige angstaanvallen dat hij naar het ziekenhuis moet. Maar ik, de fan, vond dit allemaal dus ontzettend grappig.

Dit is immers de schrijver die afgestompte distantie tot zijn handelsmerk heeft gemaakt. De schrijver bovendien die nog niet zo lang geleden op Twitter en in zijn non-fictiebundel White tekeerging tegen de door hem gedoopte Generatie Watje, overgevoelige millennials die niets meer kunnen hebben. Goed gevonden, dacht ik nog, om jezelf dan nu zo overgevoelig en labiel neer te zetten, daar komt natuurlijk een kwinkslag op, of een draai om je oren.

Alleen kwam die draai maar niet. In Scherven wordt de lezer werkelijk overspoeld door de meest grote en zware gevoelens. Waar Less Than Zero een schoolvoorbeeld was van het adagium show don’t tell, is het nu andersom. Alles wordt in de meest dramatische bewoordingen benoemd. Een vreemde blik of roddel kan al genoeg zijn voor een ‘doffe pijn’ in Brets borst, ‘een golf van ijs’ in zijn binnenste of om hem te laten ‘trillen van onbestemde angst’. Hij is voortdurend nerveus, ‘op het randje van paniek’, of valt bijna ‘stilletjes flauw’.

Bret is voortdurend nerveus, ‘op het randje van paniek’, of valt bijna ‘stilletjes flauw’. Het gaat maar door

Het gaat maar door. In Scherven heeft Ellis zelden aan één woord genoeg. ‘Ik was bang van hem – hij joeg me angst aan.’ Bret aanschouwt ‘de breuk, de ineenstorting, de herschikking van onze wereld’. Een uitgestorven club is ‘een waarschuwing, een voorteken, een omen’. Het lijkt alsof Ellis zijn zinnen niet wil laten stoppen, net zoals hij ook sommige scènes niet wil laten eindigen, zoals de vijf pagina’s dialoog die hij uittrekt voor Susan die geen homecoming queen meer wil zijn, want ‘het is te stom, ik doe het niet’, en Debbie die zegt dat Susan niet zo belachelijk moet doen en Bret die woedend wordt, ‘ik bedoel, tsjiezus’, en bij wie het duizelt ‘omdat alles naar de knoppen zou gaan’, en dat dus vijf pagina’s lang, en ik, de fan, die al na twee pagina’s in de kantlijn noteert: ‘Was Ellis high tijdens het schrijven van dit boek?? Hou op!’ maar toch doorzet.

Bret wil terug, zo wordt in Scherven steeds weer vermeld, terug naar de tijd dat alles nog goed was, voordat die nieuwe leerling op school kwam en alles verpestte, maar hetzelfde lijkt te gelden voor de 58-jarige Ellis van nu. Het zit in al die onmogelijke details (niemand herinnert zich woordelijk gesprekken van veertig jaar geleden, en zeker geen gesprekken die de lezer al tijdens het lezen vergeet), al die opwellende gevoelens, Susan die haar haar net iets anders draagt, Thoms wegtrekkende glimlach, een oogopslag, een te snelle kus, het eindeloos analyseren wat dit allemaal betekent, wie het met wie doet, wie geilt op wie, wie er aan de lunchtafel zit: het beeld dat opdoemt is niet van een schrijver die terugkijkt op zijn verleden, maar van een die daar weer wil zíjn, toen de lichamen nog mooi en strak waren, de seks nog goed was en het verval van volwassenheid (of succes?) nog niet was ingezet.

Hoe veranderlijk is een mens? Less Than Zero vormt bij herlezing nog steeds een mokerslag, omdat de jonge Ellis liet zien hoezeer mensen het product zijn van de tijd waarin ze leven. Het nihilisme en de ontheemding zitten niet in hen maar in de wereld om hen heen. Die wereld die gevuld is met weelde, maar gespeend van waarde. Waarin kinderen worden verdoofd met spullen en schermen. En niemand nog weet hoe te leven, of wat het betekent om mens te zijn. De ‘grootkapitalistische bedrijfscultuur’ zoals Ellis het later zou noemen, maakt mensen zo hongerig en onbevredigd dat ze elkaar consumeren.

Veertig jaar later daarentegen houdt Ellis het allemaal bij zichzelf. In Scherven is de cultuurkritiek verdwenen, dit is gewoon een coming of age-verhaal van een jongen met een probleem en wat halfslachtige horror die nooit méér wordt dan achtergrondruis. Er zitten geen diepere lagen in, alles wordt uitgespeld, de plot is knullig, het vertelperspectief correspondeert niet met de inhoud, de roman is zowel saai als larmoyant, en zeker tweehonderd bladzijden te lang.

En toch ontroerde Scherven me uiteindelijk, meer dan ik had verwacht. Omdat ondanks alle verschillen met Less Than Zero zo duidelijk nog dezelfde emoties overheersen. Het is het onvermogen om het leven te raken, of er werkelijk aan deel te nemen, dat nooit verdwenen is. Ellis denkt zelf misschien dat hij met zijn ‘verloren onschuld’ iets nieuws aanboort, maar in Less Than Zero wilden zijn personages ook al terug naar vroeger. Alleen lag dat toen in hun onbezorgde kindertijd.

Verloren onschuld is altijd al Ellis’ thema geweest. Ook op zijn 58ste blijft hij verlangen naar een tijd die mooier en beter is dan de zijne of onze. En blijft hij, zou je kunnen zeggen, proberen om de scherven van zijn bestaan weer samen te smeden tot een geheel (of om het punt te vinden waarop dat geheel explodeerde).

Kennelijk gaat het nooit voorbij. Die discrepantie tussen jezelf en je omgeving, het gevoel dat je altijd een rol moet spelen, de haat jegens een cultuur en wereld die deze rol afdwingt, of het nu aan een lunchtafel van een geprivilegieerde school in Los Angeles is of op sociale media. Er is niets veranderd, we worden alleen ouder. Het is zoals Jan Eijkelboom ooit al dichtte: ‘De tijd staat stil, wij zijn het die voorbijgaan.’

En op de vraag hoe veranderlijk een mens is, antwoordt Ellis veertig jaar later: niet.