TEL AVIV – Op onze weg terug van een demonstratie hoorden we dat de Israëlische minister-president Ehoed Olmert bekend had gemaakt dat hij zou aftreden. De demonstratie was een protest tegen de dood van de tienjarige Ahmad Moessa, vermoord tijdens een demonstratie tegen de scheidingsmuur in het dorp Na’ilin. De muur berooft het dorp van het grootste deel van zijn grond ten gunste van de joodse nederzetting daar in de buurt. Een soldaat had met dodelijke ammunitie van dichtbij op het kind geschoten.
De demonstranten stonden onder de ramen van het luxeappartement van de minister van Defensie in Tel Aviv en riepen: ‘Ehoed Barak, minister van Defensie. Hoeveel kinderen heb je tot nu toe vermoord?’ Even later sprak Olmert over zijn inspanningen voor de vrede en beloofde die tot zijn laatste dag in functie vol te zullen houden.
Deze twee gebeurtenissen – de demonstratie en de toespraak – zijn nauw met elkaar verbonden. Samen geven ze een accuraat beeld van dit tijdperk: vredestoespraken hoog in de lucht en gruwelijkheden beneden op de grond.
Ik wil me niet voegen bij het koor van helden in retrospectief die zich nu op het politieke lijk van Olmert werpen om het in stukken te scheuren. Het is geen aangenaam gezicht. Ik heb het vaker gezien en iedere keer wekt het walging bij me op.
Dit verschijnsel kom je niet alleen in Israël tegen. Je kunt het terugvinden in de geschiedenis en de literatuur van vele tijden en plaatsen: ‘De Opkomst en Val van…’ Het is een oud verhaal. Mensen kruipen door het stof aan de voeten van hun held. De ambitieuzen en de hebzuchtigen verdringen zich om hem heen, hofdichters en hofnarren zingen hun lofzangen en hun moderne opvolgers – de mensen van de media – hemelen hem op. En dan valt hij op een dag van zijn voetstuk en vertrappen ze hem zonder mededogen en zonder schaamte.
In Israël was het de kliek die Mosje Dajan na de Zesdaagse Oorlog van 1967 heilig verklaarde en die na de Jom Kippoeroorlog van 1973 zijn standbeeld in gruzelementen sloeg. De kliek die David Ben-Goerion op een smerige manier wegschopte na jaren van overdreven vleierij. Die Golda Meir afzette na haar blindelings te hebben gevolgd. Tegen deze drie politici heb ik strijd gevoerd toen ze op het hoogtepunt van hun macht waren, maar de haast waarmee ze na hun val door de politieke elite de grond in werden getrapt, was ook voor mij akelig om te zien.
Nu gebeurt het weer. Ik ben nooit en te nimmer in de ban geweest van de charmes van Olmert. Ik heb zijn carrière gevolgd vanaf het moment dat hij op het toneel verscheen tot het ogenblik waarop hij zijn aftreden bekendmaakte. Ik zag niets in hem dat mijn bewondering kon verdienen. Maar nu ik zie en hoor hoe hij wordt mishandeld door degenen die hem gisteren nog de hemel in prezen, wend ik liever mijn ogen af. Alleen wie jarenlang strijd tegen hem heeft gevoerd, heeft in mijn ogen het recht hem nu te kritiseren.

Olmert is een totale politicus en niets anders. Hij is geen staatsman. Geen leider. Geen visionair. Hij is slechts een politiek vakman. Intelligent. Een zeer gladde spreker. Iemand van vriendjespolitiek. Een politicus voor wie macht het doel is, niet een middel om een doel te bereiken. Ik heb hem vroeger eens vergeleken met de doornstruik uit Richteren 9, onvruchtbaar en nergens toe dienend en daarom de perfecte kandidaat om koning van de bomen te zijn.
Bijna veertig jaar geleden kreeg ik voor het eerst met Olmert te maken. Hij was assistent van Schmoel Tamir, een jong parlementslid voor de rechtse Heroet Partij (nu Likoed). Hij was zijn assistent in de meest concrete betekenis: hij assisteerde hem door zijn tassen te dragen.
Al eerder was er iets gebeurd dat karakteristiek zou zijn voor de hele carrière van Olmert. Tamir dacht dat hij in staat was Menachem Begin af te zetten en de partij over te nemen. Het leek er even op dat hij daar op een partijcongres in zou slagen. Begin was 53 jaar en scheen volkomen uitgeput na zes opeenvolgende verkiezingsnederlagen. Olmert was pas 21 jaar, maar ambitieus als hij was sloot hij zich aan bij de toekomstige winnaar en hield een gloedvolle toespraak tegen de oude, legendarische politieke leider.
Maar zijn berekeningen klopten niet. Begin kwam tot leven en vermorzelde zijn tegenstanders. Ze werden oneervol uit de partij gegooid. Olmert zat nu bij een piepkleine groep rond Tamir. Die deed zich voor als een gematigde partij, in overeenstemming met de vredelievende stemming van het land in die tijd, en spotte met het nationalisme van Heroet (‘Beide oevers van de Jordaan behoren aan ons’). Maar de Zesdaagse Oorlog veranderde de openbare mening volkomen, het weerhaantje draaide een halve slag om en Tamir verzon de leuze: ‘Bevrijd gebied wordt niet teruggegeven!’ Zonder ook maar met zijn ogen te knipperen veranderde Olmert de Gematigde in Olmert de Extremist.
Maar die kleine groep telde te veel leiders en er was niet genoeg voetvolk. Er zat geen promotie in en al gauw had Olmert een splitsing georganiseerd waardoor hij nummer twee werd in een nog veel kleinere groep, waar hij later ook weer een splitsing in forceerde. Het liep uit op een klucht: Olmert ging ervandoor met de rubberen stempel van die groep.
Na de verkiezingen van 1973 keerde Olmert terug naar Likoed en werd kandidaat nummer 24 op de verkiezingslijst van de partij. Hij had in de tijd daarvoor niet stil gezeten. Hij had zijn juridische studie afgemaakt en het ging hem financieel zeer goed doordat hij ten gunste van zijn cliënten gebruik kon maken van zijn connecties in de Knesset (het Israëlische parlement) en in de wandelgangen van de macht. Hij perfectioneerde in die tijd zijn methode om de verbindingen tussen macht en geld te exploiteren, een methode die hij daarna is blijven gebruiken en die nu zijn val heeft veroorzaakt.
In de Knesset keek hij uit naar een manier om de aandacht op zich te vestigen. In die tijd vonden de media de ‘georganiseerde misdaad’ uit, lang voordat daar werkelijk sprake van zou zijn. (Een grapje uit die tijd: ‘In Israël wordt niets georganiseerd. Hoe zou de misdaad dan plotseling georganiseerd kunnen zijn?’) Olmert rook een paard dat hij kon berijden. Hij hield geestdriftige toespraken, zwaaide met papieren in de stijl van Joe McCarthy, presenteerde zichzelf als een dappere strijder tegen de criminelen en oogstte een hoop publiciteit. Het was een lege vertoning: zelfs de politie bevestigde dat de strijd tegen de misdaad er niet mee gediend was. Maar het zorgde ervoor dat hij bekend werd.
In 1977 werd Menachem Begin minister-president. Maar Begin was niet in het minst van plan de man die elf jaar eerder had geprobeerd hem een dolk in de rug te steken een promotie te bezorgen. Olmert zag dat hij in de Knesset niet vooruit kwam en besloot in 1993 tot een sprong naar voren: hij stelde zich kandidaat voor het burgemeesterschap van Jeruzalem.
De linkse burgemeester Teddy Kollek was populair, maar zeer oud en vermoeid. Olmert won. Nu is iedereen het erover eens dat hij een slechte burgemeester is geweest. De stad ging achteruit, de armoede nam toe, jonge mensen vertrokken naar elders en de Arabische woonwijken werden op een misdadige manier verwaarloosd. In 1996 wist Olmert premier Benjamin Netanjahoe ertoe te brengen een tunnel te openen die leidde van de Klaagmuur naar de Arabische wijk. Dat veroorzaakte een gewelddadige botsing die het leven kostte aan zeventien Israëlische soldaten en bijna honderd Palestijnen. Een woord van spijt is nooit over Olmerts lippen gekomen.
Hij ijverde ook voor de stichting van de joodse nederzetting Har Homa tussen Jeruzalem en Betlehem, wat leidde tot nooit eindigende problemen met de Palestijnse gemeenschap. Alle recente aanslagen in Jeruzalem werden uitgevoerd door jonge mannen die opgroeiden in de Arabische woonwijken die grenzen aan Har Homa. Olmert presenteerde zichzelf als de degene die Jeruzalem judaïseerde en als een onbevreesde strijder voor de nationale zaak.

Maar toen Olmert in 1999 leider van Likoed wilde worden, werd hij gemakkelijk verslagen door de oude ijzervreter Ariel Sharon. Hij kwam niet verder dan de 32ste plaats op de verkiezingslijst van Likoed, die 38 zetels in de Knesset kreeg. Zijn natuurlijke reactie was zich bij overwinnaar Sharon te voegen en ervoor te ijveren dat die Likoed verliet en een nieuwe partij stichtte, Kadima.
Hij had daarmee op het juiste paard gewed, wat duidt op zijn scherpe politieke intuïtie. Onder Sharon werd hij de facto nummer twee van de nieuwe partij en officieel de vice-premier van Sharon. In feite was dat alleen maar een troostprijs, omdat Sharon hem niet het ministerie van Financiën kon bezorgen, maar slechts het veel minder belangrijke ministerie van Industrie en Handel. Dat leek op dat moment een lege titel, maar toen Sharon een beroerte kreeg, nam Olmert gezwind diens baan over. De lange weg met vele bochten had hem eindelijk aan de top gebracht.
Sharons opvolger was in alles diens tegendeel. Sharon was een tamelijk onhandige politicus en een slecht spreker, maar een vastberaden leider met een duidelijke politieke visie. Hij had een doel voor ogen dat hij uit alle macht nastreefde. Olmert is een politicus met lichaam en ziel, een opportunist en een gladjakker, maar het ontbreekt hem aan charisma en hij heeft geen enkele visie. Hij stelt zich tevreden met de uitgesleten slogan van een democratische, joodse staat.
Nadat hij aan de macht was gekomen probeerde Olmert eerst de schijn op te houden dat hij dezelfde weg bewandelde als Sharon. Sharon wilde Israël tot een sterkte, compacte staat maken door de grote nederzettingen te annexeren en de Arabische enclaves over te laten aan een zwakke ‘Palestijnse staat’. Vanwege dit doel voerde hij de ‘afscheiding’ van Gaza uit. Olmert beloofde hetzelfde te doen met de Westelijke Jordaanoever, maar gaf dat idee bijna onmiddellijk op. Tijdens zijn hele regeringstermijn verzon hij geweldige plannen in een angstaanjagend tempo, maar al die plannen leidden alleen maar tot persoonlijke publiciteit voor hemzelf.
Zijn incompetentie als leider en als bevelhebber werd al snel duidelijk. De tweede Libanonoorlog was een schandelijke ramp. De media, die hem aan het begin van de oorlog nog enthousiast hadden toegejuicht, hakten daarna op hem in vanwege de ‘gebrekkige uitvoering’. Maar ze negeerden het feit dat de belangrijkste fout lag in het besluit ten strijde te trekken zonder een helder en realistisch doel en zonder een politieke en militaire strategie.

Wat Ehoed Olmert tekortkwam als staatsman en strategisch denker maakte hij goed door zijn kwaliteiten als politicus en overlevingskunstenaar. Dat hij na zo’n monumentale mislukking nog twee jaar in functie kon blijven, bewijst zijn politieke scherpzinnigheid, maar ook het falen van het Israëlische politieke stelsel.
Na de Libanonoorlog was hij wanhopig op zoek naar een nieuw paard om te berijden. Hij koos voor het ‘politieke proces’ – onderhandelingen met de Palestijnen, en later ook met Syrië. Die keuze is veelbetekenend, zijn gevoelige politieke neus rook dat dit nu populair was: niet een Groot Israël, niet de joodse nederzettingen, maar vredesonderhandelingen en ‘twee staten voor twee volkeren’ – bovendien een thema dat al populair was in de Verenigde Staten en Europa.
Toen Olmert zijn aftreden bekendmaakte klaagden sommige Arabische leiders dat het politieke proces nu weer van voren af aan moet beginnen. Dat is een volkomen misverstand: het proces is nooit begonnen. Het was volkomen zonder inhoud, het was alleen maar publiciteit. Het vredesproces is een plaatsvervanging voor vrede geworden, het idee van een symbolisch akkoord (het zogenoemde ‘shelf agreement’) werd een substituut voor een echt vredesakkoord. Het was volledig ondenkbaar dat Olmert het ooit zou wagen de joodse kolonisten te provoceren.

Het tijdperk van Olmert is gemakkelijk samen te vatten. Er is nog niet de kleinste stap gezet in de richting van vrede. Het historische vredesinitiatief van de Arabische Liga ligt diep begraven onder de grond. De niet-godsdienstige, naar vrede strevende Palestijnse leiders is het leven onmogelijk gemaakt, hetgeen de weg plaveide voor de overname van de Gazastrook en straks misschien de Westelijke Jordaanoever door Hamas. Er is nog geen hutje in een joodse nederzetting ontmanteld en de nederzettingen konden zich overal uitbreiden.
In één opzicht leek Olmert op Sharon: beiden hielden evenveel van geld als van macht (zoals overigens ook geldt voor Netanjahoe en Barak). Beiden cultiveerden nauwe relaties met miljardairs. Beiden lieten waar ze ook gingen stofwolken van corruptie achter. Dat schaadde Sharon niet. Hij straalde leiderschap uit en de schandalen raakten hem niet werkelijk. Hij was stevig genoeg gebouwd om ze mee te torsen op z’n rug. Olmert is een fragieler persoon en hij werd erdoor vermorzeld.
Uiteindelijk is hij ten val gekomen. Niet vanwege een misdadige oorlog, niet vanwege zijn gebrek aan ernst bij het zoeken naar vrede, niet vanwege zijn benoeming van een minister van Justitie wiens doel het is het juridisch systeem te vernietigen, maar vanwege wat contant geld in een envelop en gratis reisjes naar het buitenland.

Als toekomstige historici dit hoofdstuk in de annalen van Israël willen karakteriseren, zal één woord zeker gebruikt worden, een woord dat de schrijver David Grossman in een vergelijkbare betekenis heeft gebruikt: hol.
Het was een holle tijd. Een betekenisloze periode zonder enige inhoud – behalve natuurlijk voor degenen die de prijs betaalden met hun levens en ruïnes. Het is precies de titel die Olmert verdient. Een holle politicus, iemand zonder enige visie.
Wie de krantenkoppen van de afgelopen twee jaar bekijkt, zal veel drama vinden, veel initiatieven, veel leuzen, veel publiciteit, veel gebakken lucht. En als je alles optelt is de som: niets. Een holle leider van een holle partij die een hol beleid voerde in een hol politiek systeem.

Vertaling: Max Arian