Iedere biografie van een bekende persoonlijkheid vertoont gaten, de ideale speeltuin voor duimzuigers en fantasten. Bij de Franse toneelschrijver Jean Baptiste Poquelin, beter bekend als Molière, is de leemte in zijn biografie overzichtelijk: vijf, hoogstens zes dagen in 1644. Hij heeft zijn eigen troep L’Illustre Théâtre in een hopeloos faillissement gedreven door tragedies te spelen (wat-ie niet kan) in plaats van komedies (wat-ie te min vindt maar waar hij briljant in is). De schrijver/acteur belandt in het cachot, hij wordt vrijgekocht (naar algemeen werd aangenomen door zijn vader) en verdwijnt een week van de aardbodem. Scenarioschrijver Grégoire Vigneron en regisseur Laurent Tirard, beiden bekwame duimzuigers en fantasten, verzonnen een verhaal voor die schemerdagen. Het leverde een vermakelijke film op.
In het verhaal wordt de schrijver ontvoerd door de schatrijke burgerman Jourdan, die van Molière toneellessen wil. Waaróm ga ik hier niet verklappen, feit is dat Jourdan – behalve ‘rijk zijn’ – eigenlijk helemaal niets kan, en zoals veel burgers in zijn tijd wil hij dat compenseren door alle denkbare kunsten (van paardrijden tot dichten, schilderen en acteren) onder de knie te krijgen. In het aantonen van de hopeloosheid van dit streven speelt Molière zijns ondanks een sleutelrol. Daarbij geholpen door Madame Jourdan, die een meer dan gewone belangstelling voor de jonge schrijver/toneelspeler Molière aan de dag legt. Ze worden minnaars.
De grap van het scenario is dat Molière (een speelkluif waar acteur Romain Duris voluit zijn tanden in zet) in over elkaar buitelende situaties belandt waaruit hij zich moet zien te redden. Hij wordt toneelspeler-tegen-wil-en-dank in Molière-toneelstukken die dan nog geschreven moeten worden.
De denkbare vrees dat de film Molière is gemaakt voor kenners van zijn werk is ongegrond. Je hoeft helemaal niks over zijn stukken te weten. Molière was een schaamteloze observator van de meest menselijke én de meest verraderlijke aller eigenschappen: de leugen. Het begint met een onschuldig leugentje om bestwil en voor de leugenaar het in de gaten heeft staat hij tot zijn nek in de drek. Daar heeft een (film)liefhebber echt geen voorkennis voor nodig. We zien voortdurend mensen in hun zelf gegraven valkuilen lazeren en worden nieuwsgierig gemaakt naar de volgende misstap. En naar de afloop. Overigens is de film ook voor Molière-fans een feest van herkenning: in volle vaart vallen de plots van minstens vijf of zes Molière-komedies over elkaar heen. Madame Jourdan speelt daarin een sleutelrol. Ze bevriest als hij in haar slaapkamer tragedie gaat spelen (‘mekkerend geitentoneel’) en ze valt als een blok voor zijn komedietalenten. Als Molière tegenwerpt dat hij beide genres wil bespelen maar dat de teksten daarvoor ontbreken, is haar simpele antwoord: schrijf jij ze dan!
En jawel: Molière is en blijft de uitvinder van de moderne, burgerlijke tragikomedie. De duimzuigers- en fantastenvondst van het scenario voor de film Molière is dat de auteur/acteur het materiaal voor zijn tragikomedies in die vijf dagen in 1644 bij elkaar heeft gesprokkeld, eenvoudigweg door de situaties zelf mee te maken. Onzin natuurlijk. Molière gaat na 1644 veertien jaar lang met zijn troep het Franse en Italiaanse platteland bespelen, voornamelijk met briljante eenakters als De dokter verliefd en De schelmenstreken van Scapin. In 1658 keert hij in Parijs terug, met voldoende bagage om meesterwerken als De burgeredelman, De vrek, De mensenhater en Tartuffe te schrijven en te spelen. Maar dat is de historische werkelijkheid. Waar deze film dus geen boodschap aan heeft. Alles is hier van A tot Z gelogen.
Nu in roulatie. De dvd-versie wordt eind september uitgebracht