‘Kijk, dit zijn de laatste restjes van het dorp waar het mee begon’, wijst Van Toorn. ‘Dit was een kruispuntje met wat polderhuisjes en wat iepjes, een raadhuis en een kerkje. Allemaal totaal weggevaagd en vervangen door de Febo, de Dirk van den Broek en het treurigste winkelcentrum dat je je kunt voorstellen. Als je daar boodschappen moet doen, denk je dat je levenslang krijgt.’
Aan een leeg, eindeloos plein van Oosteuropese snit, met een paar banken waarop ‘s zomers heus niemand gaat zitten, ligt het Hoofddorpse winkelcentrum. 'ABC’ staat erop, want Albert Heijn, Blokker en C&A huizen er handig onder een dak. Aan de andere kant van het plein ligt het kolossale nieuwe gemeentehuis, met voor de deur een gedenkplaat ter ere van de komst van de honderdduizendste inwoner. De tekst is van de hand van Van Toorn: ‘Onder steen de meerbodem/ waarop een wijzende hand/ eens de lijnen heeft aangegeven/ voor dit gemaakte land.’ Van Toorn met een scheef lachje: ‘Toen ik het schreef, dacht ik dat men wel zou snappen dat het kritisch bedoeld was.’
WILLEM VAN TOORN, zestig jaar, schrijver en vertaler, dichter en denker, schreef wel meer kritische woorden over Hoofddorp, een plaats die voor hem symboliseert wat er in Nederland misgaat. Van Toorn is geen schrijver die een schot optrekt tussen de werkelijkheid en de literatuur. De echo van de tijd en de politiek klinkt altijd door in zijn literaire werk, en landschappen vervullen daarbij een belangrijke rol. In zijn roman Een leeg landschap beschrijft hij een landschap dat op zich almaar voller maar aan betekenis steeds leger wordt: minder monumentaal, minder vervuld van herinnering en historie.
In de jaren zestig ontvluchtte Erik Leeman, de hoofdpersoon uit de roman en het alter-ego van Van Toorn, zijn geboortestad Amsterdam om zich in Hoofddorp te vestigen, toen nog de schilderachtige dorpskern van een authentiek landelijk gebied met veel akkerland en een enkele boerderij. Ooit bewoonde Van Toorn zo'n boerderij en was hij onderwijzer op de dorpsschool. Nu loopt hier, door de vroegere akkers, de Planetenweg met talloze kantoorkolossen en parkeergarages. Links loopt de spoorlijn, rechts de snelweg en boven razen met grote regelmaat vliegtuigen over. Schiphol rukte op en Hoofddorp werd de boom town die het nu is.
‘Waar ik het meest van geschrokken ben, is dat er geen enkele culturele gedachte achter zit. Er wordt alleen maar gedacht: wij zijn een groeigemeente, wij willen nog groter worden, wij moeten blijven bouwen. Dit was een heel wonderlijk negentiende- eeuws landschap met rechte vaarten en mooie bruggetjes. Ze hadden in de nieuwbouw best dat patroon kunnen volgen - als ze wat meer visie hadden gehad. Maar projectontwikkelaars en architecten hebben ongehinderd het een na het ander neer kunnen plempen. De Haarlemmermeer heeft een geweldige groeiambitie, het land tussen Hoofddorp en Nieuw Vennep zal helemaal volgebouwd worden. Er zullen nog meer boeren verdwijnen en er zal “natuur” aangelegd worden. Aan de rand van de polder is een twee kilometer breed recreatiebos gepland, met veel picknicktafels.
Er zijn natuurlijk economische argumenten aan te voeren om hier te bouwen. Haarlemmermeer is een gemeente met een werkloosheid van nul procent, bijna iedereen werkt op Schiphol. En argumenten van werkgelegenheid rechtvaardigen tegenwoordig bijna alles. Maar zelfs als je daaraan toegeeft, kun je nog heel anders met het landschap omgaan. Ze hadden het oude Hoofddorp nog beter kunnen slopen, om met veel moed een prachtige nieuwe stad te bouwen. Dat lijkt me spannend. In plaats daarvan is er deze eindeloos voortwoekerende narigheid gekomen waarvan je hoopt dat ze het over twintig jaar allemaal weer afbreken.
Het ergste is dat het overal hetzelfde is. Of je nu naar Hoofddorp, Hoogeveen of Heerlen gaat: je ziet overal hetzelfde. Kennelijk is men niet meer in staat iets te bouwen dat specifiek is voor een plek. Men neemt de tijd niet om eerst eens te bedenken: hoe willen wij dat het eruit komt te zien. Aan iedere stadsrand worden kantoorparken neergezet, en de bewoners moeten daar gaan funshoppen in grote winkelcentra. Het centrum maak je op die manier dood; daar komen mensen alleen nog om verkleed als banaan domme bachelors parties te houden of naar de hoeren te gaan.
En overal in Nederland wordt er gedacht in cliches als: een stedeling moet recreeren want de mens is een recreant en voor de recreant moet je voorzieningen maken in het landschap. Dus moet de recreant naar een plas in een natuurgebied om te surfen. Dat er in dat landschap al generaties lang mensen wonen, is dan eigenlijk verdomd lastig.
Ik vrees dat de druk van overbevolking, stedebouw en het constant uitbreidende wegennet het landschap zal vermalen. Als je dat wilt tegenhouden, zou de hele samenleving anders moeten gaan denken. Nu winnen allerlei lobby’s het voortdurend. Bij stadsuitbreiding roept men: Economische groei! Bij dijkophoging: Overstromingen! En zo wordt ieder verstandig gesprek onmogelijk. De ene keer is er geld nodig voor verstedelijking, dan weer roert de transportlobby zich, maar het landschap heeft geen lobby. Er is zelfs binnen de landschapsarchitectuur of de stedebouw geen groep die zegt: denk nou eens heel goed over ons landschap na.’
Van Toorn werpt zich al jarenlang op als landschapslobbyist avant la lettre. Het is het hoofdthema van zijn literaire werk en ook daarbuiten fulmineert hij tegen de aanslagen op het Hollandse landschap door het oprukkende verkeer, de verstedelijking en de opmars van de gereguleerde recreatie in pret- en bungalowparken. En daarbij gaat het hem niet in de eerste plaats om het milieu. Voor Van Toorn is landschap vooral van historisch en sociaal belang. Landschappen hebben ons iets te vertellen over het verleden; het is eeuwenoud cultuurgoed dat respect verdient. En landschappen zijn waardevol voor de mensen die er al generaties lang leven. Het rucksichtslos ‘vernieuwen’ kan levens verwoesten, zoals in Hoofddorp waar de oorspronkelijke boerenbevolking is weggekocht of weggevlucht. Dat is ook het thema van een keelsnoerend gedicht uit Van Toorns laatste bundel Dooltuin, waarvan de eerste strofe luidt: ‘Verdwaald in het woonerf dat er nu staat/ zoekt hij naar taal. O Heer, hoe moet hij aan/ de paarden zeggen dat deze droomstad/ hem niet wil doorlaten. Hij moet een plas/ bij de wilg die hem kent. Maar die is weg.’
Van Toorn: ‘Als je het woord Toscane laat vallen, dan roept iedereen: Ja, mooi! Men zou verontwaardigd zijn als daarin werd ingegrepen. Maar prachtige landschappen als in Zeeland of het rivierengebied kennen de Nederlanders nauwelijks. En als je ervoor pleit die te behouden, word je onmiddellijk beschuldigd van conservatisme of zelfs nationalisme.’
Maar de klacht ‘Nederland wordt vol en lelijk’ is toch ook typisch een statement van rechts?
‘Dat is eigenlijk de wereld op z'n kop, want juist rechts bouwt het land vol met dat primaat van de economie die maar door mag drammen.’
VAN TOORN IS niet behoudend maar een behouder, en geen activist maar een schrijver. Het was dan ook via de kunst dat hij zich verzette tegen de dijkverzwaringen, een paar jaar terug. Een handjevol kunstzinnige landschapliefhebbers liet met schilderijen, foto’s en teksten de pracht van het rivierenlandschap zien en deed een noodkreet uitgaan in het pamflet Atilla op de bulldozer. ‘Mede door ons gedram is de commissie-Boertien ingesteld, die ook heeft gewaarschuwd tegen ingrijpen in dat waardevolle rivierenlandschap. Maar toen kwamen de overstromingen en sloeg de paniek toe. In het rivierengebied moesten gigantische dijken komen, en daarvoor zou alles afgebroken moeten worden: zo'n vijfduizend oude dijkhuizen en alle begroeiing. Tegelijkertijd moest er natuur gebouwd worden: ze wilden de uiterwaarden uitgraven, zodat langs die enorme betonnen dijken weer de krekengebieden van voor de jaartelling kwamen. Een belachelijk landschap krijg je dan. Wij moesten die mensen van Rijkswaterstaat uitleggen dat er zoiets als cultuurlandschap bestaat, dat dat rivierengebied zich vanaf de Romeinse tijd zo ontwikkeld heeft. En dat hoef je niet heilig te verklaren, maar als je ingrijpt, doe dat dan met allure en niet met de natte vinger.’
De laatste jaren heeft de bespottelijke term ‘natuurbouw’ opgang gemaakt. ‘Het idee dat we tegenover alles wat we aanrichten, zoveel mogelijk natuur moeten maken. Er is een prachtig gebied in Zuid-Holland, vlak bij Leiden: een vroeg-achttiende- eeuws poldertje met mooie boederijen en akkerland en boeren die goed verdienen. Dat wordt een recreatiebos! En overal in Nederland worden boeren verdreven - want iedereen is het er nu over eens dat die slecht zijn - en daar moet dan natuur voor in de plaats komen. Die natuur is bijna altijd moerasachtig - wetlands is de modeterm. Door de aanleg daarvan moeten de otter en de bever zich weer vrijelijk door het land kunnen bewegen. Sommigen dromen zelfs van de terugkeer van de wolf. Dat tast allemaal cultuurlandschap aan, landschappen die er al eeuwen liggen. In het noord-oosten van Friesland ligt dat oude, lage veenweidegebied waar vanaf de middeleeuwen dijkjes zijn aangelegd. Een prachtig landschap, maar het is nu al helemaal moerasgebied. Alle boeren zijn er weggejaagd en het waterpeil is verhoogd in de hoop dat de vogeltjes terugkomen. Ik ben niet tegen het beschermen van dieren en ik begrijp al die biologenpraat over mooie biotopen wel, maar wie zegt dat het zo belangrijk is dat wij in Nederland de zwarte ooievaar terugkrijgen? De biotoop van de mensen is het bewoonde landschap en niet “de natuur”.
In een land waar we eeuwen bezig zijn geweest om de moerassen te dempen en die rotmuggen kwijt te raken, worden nu overal weer moerassen aangelegd. Maar ik geloof er geen bal van dat je natuur kunt maken. Er is in Nederland al eeuwen geen echte wilde natuur meer. Wel hadden wij heel veel prachtig landschap, met dorpen en kastelen en stadjes en watertjes. Landschapsschilders en fotografen hebben ook nooit de natuur vastgelegd, maar dat cultuurlandschap. Onze hele schilderkunst gaat over landschappen met menselijke tekens erin.’
En dan, wat is natuur nog in dit land? ‘Natuur is een bedrijf geworden’, vindt Van Toorn. Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten zijn gigantische ondernemingen die streven naar een situatie van voor de jaartelling: aaneengesloten natuurgebieden waar bepaalde soorten zich weer kunnen handhaven. Op die manier wis je ons hele geheugen uit. In de natuurgebieden die zij overal aan het aanleggen zijn, zijn mensen niet eens welkom. Die worden met bordjes geweerd. Hoogstens worden ze gezien als bezoekers die moeten worden opgevoed en voorgelicht. Ik las dat Staatsbosbeheer in Drenthe een “boomtoppenpad” heeft bedacht. Dan moet je een trap op van 25 meter hoog en kun je wandelen langs de boomtoppen met mooie toepasselijke muziek die je zelf genereert door langs sensoren te lopen - dat zal wel weer De vier jaargetijden van Vivaldi zijn. Dat soort kitscherige waanzin krijg je dan.‘
In Nederland heerst de 'ideologie van het weg-met-ons’, zoals Van Toorn het noemt. Of, in een formulering van Herman Pleij, ‘het culturele onbehagen’. ‘Nederlanders hebben een rare onverschilligheid jegens hun eigen cultuur, ze doen daar heel laatdunkend over, alsof ze nooit iets van Cobra hebben gezien, Reinbert de Leeuw nooit hebben gehoord, het theater van Orkater niet kennen. Die houding heeft men tegenover het landschap ook.’
Als er in dit land al iets behouden wordt, zegt Van Toorn spottend, dan gebeurt dat in een museum. ‘Wij zijn het land van de museumdorpen. Je sloopt half Drenthe, je poetst een dorpje helemaal op en daar ga je dan oude-ambachtenmarkten houden.’ Maar is dat niet wat mensen willen? Nederlanders zijn toch gelukkig met een twee-onder-een-kapwoning, een televisie en een garage voor de Opel? ‘Ja, in Haarlemmermeer, een rijke gemeente waar niets te beleven is en de culturele belangstelling nul is, zijn de mensen heel tevreden, zo blijkt uit tevredenheidsonderzoeken. Maar daarmee is de overheid er nog niet van af! Als je een referendum zou houden, zou ook drie kwart van de kinderen zeggen niet naar school te willen. Ik vind het schandalig dat de overheid zich verschuilt achter “dit is wat de mensen willen” en meegaat met de stroom, zoals ook gebeurt in die hele wezenloze recreatie-industrie. Ze durft daar geen enkele andere visie op te ontwikkelen. Maar de VVD vaart er wel bij; ik vergeet nooit hoe Wiegel altijd sprak over “de mensen in het land”. Als dat je enige richtlijn wordt, wordt het wel heel armoedig. Dan moet je het Stedelijk museum ook maar leeghalen en er Rien Poortvliet hangen.’
‘IK ZIE EEN absolute hegemonie van de markt, op alle gebieden, en nog geen tegenkracht. Dat geldt voor de omgang met het landschap, voor de media - met de terreur van de televisiereclame die ons uit al die banale commerciele netten toeschreeuwt - en voor het onderwijs, dat wordt geregeerd door de utiliteitsgedachte. Alfastudies hebben onvoldoende economisch nut, dus worden ze bij bosjes opgeheven. Op de een of andere manier hangt het samen - het heeft allemaal te maken met het zelfbeeld van Nederland. Vroeger waren we zo'n moralistisch landje dat andere landen de les las. Nu hangt er een waas van ongeinteresseerdheid over alles heen en gaat het alleen nog maar over geld.
En dat marktdenken wordt het hardst verdedigd door de vroegere sociaal-democraten. De PvdA is het VVD-programma aan het uitvoeren met af en toe een klein solidariteitspraatje. Kok heeft nu maar eens uitgesproken dat de sociaal-democratische ideologie niet meer bestaat. Alsof we daar al iets van gerealiseerd zouden hebben! Daar is geen sprake van: de rijken worden alleen maar rijker en de armen armer - maar ja, dat is nu eenmaal zo in de geindividualiseerde samenleving, roept iedereen dan. Het ministerie van Vrom heeft net schaamteloos een prijsvraag uitgeschreven over “de nieuwe landgoederen in Nederland”. Daar worden prachtige smoezen bijverteld over de betekenis voor het landschap, maar dat is gewoon voorbehouden aan mensen met heel veel geld. Iemand die twee miljoen heeft, kan op tachtig hectare gaan wonen in villa’s die in het water staan voor de veiligheid. Het is een absolute verlating van alle ideeen die we ooit hadden over sociale woningbouw.
Willen we dat het zo doorgaat, met een economie die alles bepaalt? Wat voor soort land willen we zijn? Daar heeft niemand het meer over, behalve als Bolkestein gaat brullen dat er teveel buitenlanders komen. Je zou het nog gaan betreuren dat het CDA niet meer meespeelt. Als er geen enkel moreel gesprek meer in Den Haag wordt gevoerd, dan kunnen we de politiek net zo goed afschaffen.’
Vermalen cultuurlandschap
Het gaat niet goed met het Nederlandse landschap. De grootste vergissing is wel het idee van natuur ‘bij bouwen’, landschappen in oorspronkelijke staat terugbrengen. ‘Maar onze biotoop is een cultuurlandschap.’ Willem van Toorn, schrijver en landschapslobbyist.
‘ALS JE IN ZO'N plaats opgroeit, kom je automatisch in de jeugdcriminaliteit terecht’, zegt Willem van Toorn met een cynisch lachje. We rijden stapvoets door een druilerig Hoofddorp, kijken rond en huiveren. ‘Een vrolijk stemmende architectuur’, mompelt Van Toorn. ‘Dit hier slaat echt alles.’ Hij stopt voor een gigantisch kantorencomplex met spiegelruiten en een fantasieloze plas water ervoor. Het staat leeg. Op loopafstand staat een groepje eenzame dorpshuisjes op een stukje land met wat schapen en oude knotwilgen. Maar verder, tot waar het oog reikt: nieuwbouw, kantoren, parkeerplaatsen en bouwputten.
www.groene.nl/1996/3