‘Democratie is een vermoeiende staatsvorm.’ Deze uitspraak van de Duitse bondspresident Frank-Walter Steinmeier, die hij deed op de dag van zijn beëdiging in maart van dit jaar, werd uitgerekend vorige week woensdagochtend aangehaald in de Volkskrant. Dat had wel iets ironisch, omdat uitgerekend die nacht de Tweede Kamer urenlang had doorvergaderd en er een hoofdelijke stemming was tegen vier uur die ochtend. Er moest worden gestemd over het voorstel om het debat dan toch in ieder geval om vijf uur te stoppen en niet tot ver in de dag door te gaan.
Menige Nederlandse parlementariër zal de uitspraak van Steinmeier op dat moment hebben beaamd. Ze waren letterlijk doodmoe. Een Kamerlid vertelde me dat hij na afloop in het Kamergebouw maar een bank had gezocht waarop hij nog wat kon slapen voordat hij een paar uur later weer aan de slag moest.
Maar Steinmeier bedoelde het uiteraard niet zo letterlijk. Zijn opmerking gaat over een belangrijk wezenskenmerk van de democratische staatsvorm: het vele, vaak langdurige overleg tussen politieke partijen waarin gezocht wordt naar oplossingen waar een groot deel van de samenleving zich in kan vinden. Een situatie die zich nu in Duitsland voordoet, omdat het na de laatste verkiezingen niet makkelijk is een meerderheidsregering te vormen.
Een democratie verschilt door dat overleggen met andersdenkenden sterk van staatsvormen waarin een krachtige leider, vaak met een groep getrouwen om hem heen, de boel zonder veel gelamenteer bedisselt en waarvan dan vooral die eigen groep de – financiële – voordelen heeft. Bijvoorbeeld Zimbabwe, ook al heeft dat Afrikaanse land na de recente staatsgreep – die niet zo mag heten – een nieuwe leider, deze komt wel uit diezelfde bevoordeelde groep. En ook China kent niet de ‘vermoeiende’ democratische staatsvorm zoals in Duitsland of Nederland.
Hersteld van hun letterlijke vermoeidheid valt de uitspraak van Steinmeier, losgerukt uit zijn context, echter makkelijk verkeerd bij veel Kamerleden. Dan zien ze oproepen opdoemen voor inderdaad juist die sterke leiders, voor quick fix-oplossingen, zonder dat er ellenlang ergens over moet worden vergaderd, zonder dat rekening moet worden gehouden met andersdenkenden. Dan vermoeden ze in die uitspraak wantrouwen tegen de democratie, tegen de politiek, tegen die politici in Den Haag.
En ook al lijkt het met elkaar in tegenspraak, juist doordat 50Plus en de pvv die dinsdag urenlange spreektijd hadden aangevraagd waardoor democratie inderdaad letterlijk vermoeiend werd, groeide bij andere partijen het akelige gevoel dat het hier heel bewust ging om het zaaien van dat wantrouwen in het democratisch systeem als zodanig.
Het onderwerp van het ellenlange debat was het voorstel van het nieuwe kabinet om de subsidie op het afbetaalde huis in de loop van de jaren langzaam maar zeker af te schaffen. Door tegenstanders is dat voorstel de ‘aflosboete’ genoemd. Een woord dat meehelpt aan het zaaien van dat wantrouwen. De opzet van 50Plus en de pvv om zo lang te praten dat het wetsvoorstel te laat zou zijn aangenomen om het nog met ingang van 2019 in te voeren, mislukte overigens.
De democratie wordt ook letterlijk vermoeiend door het aantal keren dat tegenwoordig hoofdelijke stemming wordt aangevraagd. Vroeger was dat een uitzondering, tegenwoordig is het aan de orde van de dag. Ook hier is het met name de pvv die daar vaak om vraagt, maar ook 50Plus en Denk doen het met regelmaat. Telkens als er hoofdelijk moet worden gestemd, moeten Kamerleden uit andere vergaderingen weglopen of stoppen met het voorbereiden van een debat of het praten met gasten. En ook hier is bij de andere partijen het vermoeden dat die hoofdelijke stemming wordt aangevraagd om wantrouwen te zaaien en bewust chaos te creëren.
In de vroege uurtjes van die woensdagochtend vorige week was het pvv-Kamerlid Edgar Mulder die om een hoofdelijke stemming vroeg nadat de vvd had voorgesteld een einde te maken aan zijn urenlange spreektijd. Opmerkelijk, zei iemand later, want het pvv-Kamerlid had toch kunnen weten dat er van zijn eigen fractie niemand meer aanwezig was. En daardoor kunnen vermoeden dat hij die stemming zou verliezen. Wat Mulder inderdaad deed: van de 79 Kamerleden die om vier uur ’s ochtends nog aanwezig waren, was hij de enige die ongelimiteerd door wilde gaan met debatteren.
Maar het ging het pvv-Kamerlid ook helemaal niet om het winnen van die stemming. Dat de volledige cda-fractie er wél was, midden in de nacht nog had gegeten om wakker te blijven en de doorwaakte nacht had ervaren als een vorm van teambuilding, het zal Mulder niet interesseren. Hij wilde laten zien dat iedereen tegen de pvv is. Dat de elite zijn partij niet moet.
Mulder kreeg de stoer aangevraagde uren spreektijd ook helemaal niet vol gepraat met inhoudelijke opmerkingen over het wetsvoorstel en argumenten daartegen. Wie taalt daar nou naar, zal hij hebben gedacht. Daar ging het hem helemaal niet om. De pvv wil het beeld neerzetten dat haar Kamerleden de mond wordt gesnoerd. Dat zal bij de eigen achterban ook wel zijn gelukt. Daar twijfelen de regeringspartijen niet aan.
Zo worden de procedureregels van de Tweede Kamer meer en meer gebruikt om bewust obstructie te plegen. Om van binnenuit van democratie een vermoeiende staatsvorm te maken waar mensen een hekel aan gaan krijgen en die ze gaan wantrouwen, in plaats van te accepteren dat democratie haar naam alleen waar kan maken als er overlegd wordt met andere vertegenwoordigers van het volk.