Een foto is alledaags en vluchtig, dus als een fotograaf wil opvallen kan hij niet volstaan met een groeiend oeuvre van singles, hij moet zijn werk groeperen in overzichtelijke series rond terugkerende thema’s. Door dit mechanisme is de pure persfotograaf al voor de eeuwigheid verloren. Een documentair fotograaf profiteert van de prozaïsche en elliptische kwaliteiten van de werkelijkheid waardoor vanzelf visuele verhalen kunnen ontstaan. Maar een beeldend kunstenaar die autonoom zijn concepten bedenkt en uitvoert zal de minste hinder ondervinden bij het creëren van coherent werk.
De Franse Valérie Belin (1964), die nu exposeert in het statige Huis Marseille, is zo’n kunstenaar met een camera. Belin, keurig opgeleid aan de Sorbonne en in Bourges, heeft zich de afgelopen jaren beziggehouden met het vastleggen van onder meer Venetiaans glas, autowrakken, mannequins, bodybuilders, honden, transseksuelen en maskers. Technisch maakt ze daarbij indruk. Het gebruik van zwart-wit en hard contrast geven haar foto’s een scherpe intensiteit. Gladde oppervlaktes van glas en zilver vertonen bij Belin een unieke donkere glinstering en foto’s van schreeuwerige zakken chips krijgen in hun monochrome strengheid een aangenaam grimmige uitstraling.
Inhoudelijk is het werk van Belin minder dwingend. Haar series kennen geen verloop of verdieping, ze missen afronding. De reeks van levensechte mannequins bijvoorbeeld had nog vele foto’s kunnen doorgaan, of al na drie beelden kunnen eindigen. De levenloosheid van echte fotomodellen, de verwarring tussen nep en echt, kritiek op huidige ideaalbeelden van de vrouw, het zit er allemaal in, maar Belin verdunt de al opzichtige boodschap met een overdaad aan herhaling. Haar foto’s zijn academisch, schools. Ze werken een thema uit en benadrukken hun punt met bijna identiek beeld, in veel gevallen reusachtige close-ups.
Dit geldt ook voor een reeks archaïsche jurken in hun museumdozen (Dresses, 1996). De jurken liggen languit, de dozen worden onmiddellijk doodskisten, waardoor een te makkelijk motief voor vergankelijkheid ontstaat. De kunstenaar vertelt uiteindelijk niets nieuws over het verstrijken van de tijd. Ze fotografeert alleen wat ze van tevoren kon bedenken, door de statische benadering stijgt het werk nergens boven zichzelf uit. Welkome uitzondering is de serie over Marokkaanse bruiden gekleed in traditionele, loodzware gewaden (Moroccan Brides, 2000). De jonge vrouwen kunnen zich niet zoals professionele modellen achter een lege blik verschuilen, hun trots en onzekerheid schijnen door hun ongemakkelijke pose heen, ook al is duidelijk dat de kunstenaar het vooral op hun exotische outfits heeft voorzien.
Het is jammer dat Belin de opgeroepen duisternis niet dieper onderzoekt. Haar sterke techniek schijnt slechts een tactiek om de verschillende series ook nog onderling te verbinden. Ze blijft hardnekkig binnen haar zelfgekozen grenzen, alsof de hand van de kunstenaar alleen op die manier zichtbaar wordt. Belin kan een goede foto maken, maar de spaarzame krachtige beelden gaan aan vermoeiende pogingen tot samenhang ten onder. Als kunstenaar neemt ze genoegen met handzame thema’s, maar haar werk is uiteindelijk te duidelijk, te doods.
Valérie Belin, Huis Marseille. Tot 25 november