‘AND EVEN after years of calls and bodies and crime scenes and interrogations, a good detective still answers the phone with the stubborn, unyielding belief that if he does his job, the truth is always knowable.’ Zo schrijft David Simon in zijn boek Homicide: A Year on the Killing Streets uit 1991, een waar gebeurd relaas over drugs, armoede en moord in de getto’s van Baltimore, Maryland. Het werk werd twee jaar later succesvol door NBC verfilmd als Homicide: Life on the Street, een dramaserie waarin bekende acteurs als Yaphet Kotto en Ned Beatty rollen vertolken die slechts zijdelings gebaseerd zijn op de echte personages uit het boek. Toch is authenticiteit de grote kracht van de serie; wie de afleveringen ziet krijgt het idee dat de waarheid, zoals Simon schrijft, inderdaad te achterhalen valt.
Deze idealistische, ‘journalistieke’ benadering vormt ook de basis voor de HBO-serie The Wire, Simons veelgeprezen moraliteit op het moderne stedelijke leven. The Wire is relevant, actueel. De serie schetst een herkenbaar beeld van de multiculturele samenleving waarin publieke instanties constant in een crisissfeer opereren terwijl ze worden geconfronteerd met grote, maatschappelijke thema’s als geweld, ras, sociale klasse, religie, onderwijs, media en politiek.
Dit engagement maakt The Wire en eigenlijk daarvoor al Homicide tot de eerste voorbeelden van een nieuw soort televisiedrama: literair, geëngageerd, constant op zoek naar eerlijkheid of ‘waarheid’. Maar nu het laatste seizoen van The Wire afgelopen is, wordt steeds duidelijker dat de serie nog ingewikkelder in elkaar zit; dat zij een sterkere connectie met ‘gewone’ of ‘ouderwetse’ genretelevisie heeft dan tot nu toe gedacht. Veelbetekenend is dat de romancier Salman Rushdie vlak nadat bekend was geworden dat hij een serie voor HBO gaat schrijven, stelde dat The Wire wat hem betreft ‘nog maar net een politieserie’ is.
En Rushdie heeft gelijk. Hoeveel innovatie en kwaliteit The Wire ook uitstraalt, het werk bestaat nog altijd binnen de context van de Amerikaanse populaire cultuur. Dat betekent dat ook The Wire wordt gemaakt en uitgezonden binnen de structuren van de massamedia waarin genre een doorslaggevende factor is. En genre staat bijna per definitie op gespannen voet met vernieuwing. Het is zelfs de vraag of geijkte conventies van het klassieke Amerikaanse police drama niet vanaf het begin van The Wire een subtiele invloed op de ontwikkeling van het werk hebben uitgeoefend. Soms lijkt David Simon zichzelf tegen te spreken, of tenminste te verspreken, bijvoorbeeld als hij zegt dat Amerikanen het misdaadverhaal, net als de western, belangrijk vinden bij het creëren van begrip over hun eigen identiteit. Deze referentie aan genre (misdaad, western) verhoudt zich moeilijk tot de realistische, semi-documentaire benadering van The Wire die in de meeste kritische besprekingen van het werk het brandpunt van het bewieroken vormt.
IN THE WIRE draait alles om ‘de waarheid’. De centrale metafoor, de afluistertap, is een krachtig beeld van paranoia en angst, van het door het bespieden van het geheime leven van ‘de ander’ achterhalen van informatie die alles op de spits zal drijven, zodat de waarheid boven water komt en gerechtigheid zegeviert. De waarheid. Om deze gewenste sociale en psychologische staat te bereiken - het gaat om het welzijn van mens en maatschappij - is een vorm vereist die meer legitimiteit heeft dan ‘ouderwetse’ televisiefictie, luidt het argument. En deze vorm zou literair-journalistieke, politiek bewuste televisiedramaseries als Homicide en The Wire moeten zijn.
Ook tekenend is de in The Wire veel gebruikte uitdrukking real police. Dat staat tegenover ‘verzonnen’ agenten, niet alleen rechercheurs van middelbare leeftijd die te lui zijn om hun werk te doen, maar ook de gedroomde detectives die zich sinds jaar en dag in ons collectieve bewustzijn hebben genesteld, die van Dragnet of The Streets of San Francisco, of nog extremer Starsky and Hutch. Deze series zouden met de werkelijkheid niets te maken hebben; des te meer ‘echt’ zou The Wire zijn met zijn real police.
Echte agenten. Zo zien de leden van de geweldsdelicteneenheid - McNulty, Greggs, Freamon en Bunk - zichzelf in hun queeste om vat te krijgen op de organisatie van de drugskoning van Baltimore Marlo Stanfield. Het is alsof de plot in de serie op natuurlijke wijze commentaar op de ‘identiteit’ of het ‘karakter’ ervan bevat. In seizoen vijf krijgt ‘real police’ een ironische dimensie als McNulty, gedesillusioneerd door de wijze waarop de nieuwe burgemeester Tommy Carcetti al zijn verkiezingsbeloften verbreekt, een groots opgezette leugen gebruikt om meer geld voor zijn eenheid los te peuteren. Juist nu drugsbaron Marlo binnen bereik van de rechercheurs komt, blijkt de politie in Baltimore ten onder te gaan aan schijnbaar banale problemen zoals auto’s die het niet meer doen. McNulty’s plan klinkt vergezocht: hij verzint een seriemoordenaar die het gemunt heeft op zwervers. Wanneer verslaggevers van The Baltimore Sun zich op het verhaal storten, vooral een reporter die het niet zo nauw neemt met de feiten, komt burgemeester Carcetti onder steeds meer druk te staan om ‘iets’ aan de stijgende criminaliteit te doen. Dat komt hem overigens niet slecht uit, want hij besluit zichzelf kandidaat te stellen voor het gouverneurschap van de staat.
De leugen van McNulty creëert spanning in de eenheid. Vooral de hardwerkende Bunk en Greggs kunnen zich niet vereenzelvigen met de wijze waarop McNulty hen dwingt te accepteren dat het doel nu eenmaal de middelen heiligt. Zijn trucje: het meeste van het aan de ‘seriemoordenaarszaak’ toegewezen geld en de andere nieuwe mogelijkheden, zoals extra werkuren voor de agenten, gebruiken om in het geheim het onderzoek tegen Marlo te financieren. Toch kan McNulty niet voorkomen dat de real police kostbare tijd en energie verspilt aan een verzonnen serie misdaden. De leugen wordt zo groot dat het maar de vraag is of de waarheid nog wel te ontdekken valt, zoals David Simon schrijft.
IN TRADITIONEEL televisiedrama is de waarheid niet zozeer knowable als wel makeable. Maakbaar, verzonnen, net als McNulty die als een waanzinnige in Baltimore op zoek gaat naar dode zwervers die hij vervolgens nog eens wurgt om de leugen van de seriemoordenaar te creëren. McNulty’s ‘plot’ lijkt in schril contrast te staan met het karakter van de serie zoals dat zich in de eerste vier seizoenen heeft ontwikkeld.
Anders dan voorheen speelt fictie nu een grote rol. Waar producent Simon samen met beroemde misdaadauteurs als George Pelecano, Richard Price en Dennis Lehane in eerdere seizoenen in semi-documentaire stijl focuste op de ‘journalistieke’ of maatschappelijke thema’s als het handelen in drugs, het schoolsysteem en sociale ontwikkelingen in het havengebied, daar geeft vooral McNulty gestalte aan een oude, door genreconventies bepaalde mythe, namelijk de maverick cop. Net als Sonny Crockett in Miami Vice, Theo Kojak, Andy Sipowicz (NYPD Blue) en John LaRue (Hill Street Blues) besluit McNulty in het laatste seizoen het heft in eigen hand te nemen. Het is bijna alsof het nobele streven naar ‘waarheid en gerechtigheid’ in de eerste seizoenen te veel is geworden. Als feiten niet meer goed genoeg zijn, dan maar fictie, dan maar satire.
Zo treedt The Wire toch nog toe tot de canon. In een artikel getiteld Who Loves Ya, David Simon? schrijven Jane Gibb en Roger Sabin, auteurs van het boek The Wire: How US Crime Drama Got Real (2010), dat de band tussen de journalistieke werkelijkheid en televisiefictie altijd al hecht was. Niet onbelangrijk is volgens hen het feit dat misdaaddrama traditioneel in hetzelfde tijdslot als het nieuws wordt geprogrammeerd en dat series in het verleden ook al plots hadden die gebaseerd waren op ware gebeurtenissen, waardoor de illusie van onbemiddelde authenticiteit ontstaat.
Gibb en Sabin categoriseren The Wire vervolgens op overtuigende wijze in het subgenre police procedural, naast series als Kojak en Hill Street Blues. Ze zetten hun argument kracht bij door aan te tonen dat veel ‘vernieuwende’ elementen van The Wire, zoals de ‘realistische’ uitbeelding van rassenspanning en verval in de multiculturele samenleving, veel eerder aan de orde kwamen in puur generiek, fictioneel televisiedrama in onder meer Kojak, Hill Street Blues en Homicide.
Om duidelijk te zijn: vernieuwing blijkt binnen de genregrenzen wel degelijk mogelijk. Juist op dit punt ligt de grote verdienste van de genoemde schrijvers en producent/schrijver Simon. Doordat The Wire in het HBO-tijdperk wordt gemaakt, waarin het accent in televisiedrama steeds meer op het literaire en minder op het episodische of op het belang van personages is komen te liggen, krijgen schrijvers meer ruimte om levensechte personages te ontwikkelen en hun karakter meer diepte te geven.
Dit teken van ‘kwaliteit’ vertaalt zich bijvoorbeeld in de visuele stijl van The Wire. Exemplarisch hiervoor is het feit dat de plots vooral de plaatselijke werkelijkheid reflecteren. Als een vlieg op de muur kun je getuige zijn van een specifieke voorstelling van ‘tijd en plaats’, namelijk Baltimore anno nu. Het voyeuristische kijken naar deze werkelijkheid werkt als een metafoor: iedereen kijkt en luistert in het geheim naar iedereen. Niet alleen de afluisterende real police, maar ook wij kijkers. En toch is er die afstand tussen ons en de personages, net als in een documentaire. Alsof wij de krant lezen. Misschien bevat deze echte en symbolische afstand, deels realistisch, maar in het laatste seizoen steeds meer fictioneel en satirisch van aard, de kern van de ‘waarheid’ waarnaar men in The Wire op zoek is: als de drugshandel in de serie een metafoor voor de corrupte werking van het kapitalisme is, dan staat die afstand in vorm en inhoud toch zeker voor het Amerikaanse klassensysteem van rijk en arm, van een economische apartheid die bezig is de samenleving onherroepelijk in tweeën te scheuren.
‘Gewoon’ een politieserie of literair-journalistiek, geëngageerd tv-drama - de vraag wat voor soort tv-drama The Wire precies is, is nog lang niet beantwoord. Misschien is dat een teken van de kracht van dit werk; het bestaat binnen het constant veranderende krachtenveld van episodische genretelevisie. En de invloed die het op de grenzen van dit gebied uitoefent is groot. En vooralsnog onvoorspelbaar.