Je pakt de post van de mat. Een man lacht je toe vanaf een hemelsblauwe envelop en wijst je aan met zijn rechterhand. Het is weer verkiezingstijd in Europa! De lachende man is de onverwoestbare doctor in de sociologie Oussama «Sam» Cherribi, voorheen bekend van de VVD. In de brief vertelt een anoniem campagneteam dat Cherribi «gaat» voor het Europarlement. De weggebonjourde volksvertegenwoordiger probeert dit vanaf plaats 10 op de lijst van de liberalen. Niet echt pole position voor een ambitieus politicus, vandaar vermoedelijk deze persoonlijke campagne.
Cherribi kondigt aan dat hij gedurende zijn publicitaire veldtocht graag met kiezers van gedachten wil wisselen over een aantal stellingen. Voor het gemak geeft hij ze alvast prijs. «Nederland is geen klein land», «De communicatie met de burger moet beter», «Een uitgebreid Europa zorgt voor meer banen» en als klap op de vuurpijl: «Nederland heeft toeristen veel te bieden». Ten slotte brengt Cherribi op zijn website als laatste nieuws dat The New York Times gehakt maakt van het Europarlement.
Hier wil iemand een aantrekkelijk Euro politicus zijn, en hij doet zich dus voor als een populist helaas niet alleen dom maar ook nog saai, want zonder ranzige ideeën die toch verleidelijk zijn. Het enige verbindende element in al zijn stellingen is dat het Europarlement waarnaar hij zo verlangt er niks over te zeggen heeft. Ook u vindt dit soort types de komende dagen in de bus.
Ondertussen kent het Europarlement wel voldoende hardwerkende mensen om het instituut serieus te nemen. Allerlei kritiek is mogelijk het echte politieke debat vindt meestal elders plaats, de beslissingen die het Europees Parlement neemt raken het dagelijks leven van burgers niet maar afserveren gaat niet. Niet alleen omdat het Europees Parlement de enige directe democratische controle in Europa vormt, maar ook omdat de instelling heeft bewezen niet helemaal voor niks bijeen te komen. Wie niet tevreden is over wat bereikt is op het terrein van bijvoorbeeld mensenrechten zou dat zeker ook niet zijn zonder Europarlement. Maar verongelijkte burgers en journalisten azen op het bewijs dat het enkel zakkenvullers zijn. Met opgewekt cynisme constateren de thuisblijvers tijdens Europese verkiezingen keer op keer dat ze in de meerderheid zijn en dat ze dus wel gelijk zullen hebben. Even energiek berichten de media groot over wat een paar SGPers uitspoken met hun vergoedingen, maar bepaald kleiner over wat dat parlement precies doet aan onze privacybescherming.
De discussie over Europese democratie is in de loop der jaren naar een abstract niveau getild, waar het alleen gaat over de vraag of het zin heeft om te gaan stemmen, niet of dat parlement binnen de mogelijkheden zijn werk heeft gedaan. Daarom denkt Cherribi straffeloos irrelevante praatjes te kunnen verkopen.
Met de Straatsburgse verkiezingen in aantocht slaan verontwaardiging en lethargie steevast de handen ineen. Burgers en pers wijten die malaise aan falende politici en een tandeloos parlement. Dat ze ook ontstaat omdat iedereen consequent vergeet te vragen wát die europarlementariërs precies gedaan hebben, getuigt van een arrogantie die een democratie zich pas écht niet kan veroorloven.