DE MOOISTE manier om Tokio binnen te komen is via de snelweg. Voor je de stad binnenkomt, word je langzaam opgetild naar een hoogte van tien meter boven de grond. Door heel Tokio loopt een netwerk van snelwegen op dit niveau. Rijden over deze snelweg die als de grote bloedsomloop door Tokio kronkelt is een vreemde gewaarwording. De straten onder de weg zijn door een muur aan het oog onttrokken, maar wel rijd je zo dicht langs flats en appartementen dat je, als er een raam open zou staan, flarden van gesprekken zou kunnen opvangen, zelfs met het lawaai dat bij het drukke verkeer hoort. Maar er staat nooit een raam open, laat staan dat er wel eens iemand op een balkonnetje een sigaret rookt. Het beton, het staal, het glas - Sofia Coppola laat in de openingsscène van haar film Lost in Translation Bill Murray via de nachtelijke snelweg de stad binnen-komen, waarmee de toon voor vervreemding en anonimiteit is gezet.

Op het moment dat je de snelweg verlaat en het talud afrijdt kom je, net als Aomame die in Murakami’s vuistdikke magnum opus 1q84 een noodtrap afdaalt, werkelijk in een andere wereld. Niet zozeer de aanwezigheid van mensen is verrassend, maar de ervaring dat de sur-realistische constructies langs de snelweg gewoon op de aarde staan, een ingang hebben, en dat de sushi-bars, nagelstudio’s en kledingzaken zich aaneenrijgen. Over 1q84 mogen de meningen van recensenten verschillen, over Tokio zijn een paar prachtige passages te vinden en de setting van Tokio is ideaal voor de aaneenschakeling van surrealistische gebeurtenissen.

Natuurlijk is zoiets moeilijk te meten, maar je kunt beargumenteren dat Haruki Murakami op cultureel gebied het afgelopen decennium het grootste culturele exportproduct van Japan was. Het is niet gek dat menige westerse toerist met hem in zijn hoofd naar Tokio afreist. De stad speelt een vitale rol in zijn werk. Er is overigens een grotere kans dat deze toerist per spoor Tokio binnenkomt dan over de snelweg. Het openbaar vervoer is van een ontzagwekkende omvang en efficiëntie. Op de keizerlijke familie na gaat iedere inwoner van Tokio al dan niet dagelijks met de trein of metro. Op station Shinjuku komen anderhalf miljoen passagiers per dag. Op station Tokio vertrekken dagelijks vierduizend treinen, metro’s niet meegerekend, stipt op tijd met in de spits op bepaalde trajecten een frequentie van meer dan dertig per uur. De reizigers lijken hun stofwisseling tot het laagst haalbare niveau aan te passen: er wordt in de metro vrijwel geen woord gesproken. Lezen, sms'en, gamen of slapen, dat is het. Aankijken is verboden, groeten ondenkbaar. Tokio is hiermee ook in Japan uniek. In de metro in Osaka wordt volop gepraat en gelachen en oude dametjes maken hier maar al te graag een praatje. In Tokio blijft contact tussen passagiers beperkt tot een vrouw in de billen knijpen in de volgepakte treinstellen, aanleiding voor de ‘women only’-coupés die er nu zijn. De immer beheerst ogende Japanse man blijkt niet altijd een heer.

Aan de aanslag met gifgas door een sekte in een propvolle metro in 1995 heeft Murakami een heel boek gewijd, Underground, maar ook in andere boeken spelen trein en metro een belangrijke rol. De namen van stations en lijnen zijn hierbij belangrijk. Watanabe en Naoko ontmoeten elkaar in Norwegian Wood, waarvan de verfilming nu in Nederland te zien is, niet zomaar in de metro, maar op de Chuo-lijn, en besluiten in Yotsuya, een druk maar vrij nietszeggend station, uit te stappen. Daar gaan ze in het wilde weg wat lopen, Naoko in een straf tempo en Watanabe wat vertwijfeld erachteraan, haar zorgvuldig observerend. Met het boek in de hand is de route die Watanabe en Naoko langs metrostations en spoorlijnen afleggen ook na een paar decennia nog vrij precies te achterhalen. Weliswaar gaat een gebouw na gemiddeld 25 jaar plat, de infrastructuur van het openbaar vervoer blijft goeddeels intact.

WIE VOOR HET EERST in Tokio komt, heeft vaak moeite zich te oriënteren. Een ruim plein, een markant regeringsgebouw of een nog herkenbare, oudere wijk langs het water die als oorsprong van de stad gezien kan worden: niets van dat alles is er te vinden. Weliswaar is er het keizerlijk paleis met een oppervlakte van zo'n 150 hectare, maar door een enorme wal worden het paleis en de tuinen aan het oog onttrokken. Het gaat wat ver om zo'n leeg en ontoegankelijk midden als centrum te betitelen. Een enkeling vindt de Tokyo Tower, een Eiffeltoren-kloon uit de jaren zestig, het centrale punt van de stad, maar voor de meesten is deze toren een brevet van onvermogen om een echt creatief landmark te bedenken. Shibuya Crossing dan, naar verluidt het drukste kruispunt ter wereld? Nee, Shibuya staat met al zijn freaks zo niet–symbool voor Tokio als geheel dat het onmogelijk als centrum betiteld kan worden. Tokio is strikt genomen ook geen stad, maar een prefectuur met verschillende deelsteden die weer uit verschillende wijken bestaan. Woon je binnen de Yamanote-lijn (een treinverbinding die in een lus rond het centrale gedeelte van Tokio ligt), dan woon je letterlijk en figuurlijk in de inner circle; hoe verder daarvandaan, hoe minder aantrekkelijk, een enkele uitzondering daargelaten.

In Norwegian Wood is die tegenstelling veelzeggend. Midori, een vriendin van ik-figuur Watanabe, komt uit het grauwe Kita-Otsuka waar niets te beleven is behalve het doen van de dagelijkse boodschappen en het nemen van de trein naar elders. Midori’s vader heeft een eenvoudige boekhandel en betaalt zich blauw aan de dure meisjesschool van zijn dochter. Bladzijden lang moet Midori haar frustraties kwijt over deze chique school en dito meisjes. De ongenaakbare Hatsumi, vriendin van Watanabe’s arrogante vriend Nagasawa, komt juist uit het sophisticated Ebisu, dat zich verheven voelt boven wijken als Roppongi met zijn nachtclubs, Hiroo met zijn expats of Shibuya met zijn popcultuur. In 1q84 pikt Aomame samen met een vriendin mannen op in bars in Roppongi, in Hiroo werkt ze in een exclusieve sportschool en in Shibuya pleegt ze in een van de vele hotels die de wijk telt een geraffineerde moord. Voor inwoners van Tokio zijn deze plaatsen van handeling en de handelingen zelf logisch met elkaar verbonden. De klank van een wijk mag dan veel resonantie oproepen, de precieze geografische ligging zal veel inwoners van Tokio een zorg zijn, je pakt immers de trein of metro en vanaf een station vind je een bepaalde plek. Dat in de Nederlandse vertaling van 1q84 een topografisch kaartje is opgenomen met daarin de wijken die een rol spelen in de roman, ongetwijfeld met het doel om de lezer houvast te geven, zou voor de Japanse lezer weinig toevoegen.

Tokio heeft zowel fysiek als psychologisch een hermetisch karakter. Daar speelt Murakami mee. Je weet als lezer vaak niet goed in welke werkelijkheid je je bevindt. Is dit het ‘alledaagse niveau’ of ben je een zwart gat, de ondergrondse, ingegaan als metafoor voor het onderbewuste met al zijn kronkelende gangenstelsels en waar je nooit precies weet waar je je bevindt? Ook hotellobby’s, de van design en drukte vergeven ontmoetingsplekken in de stad waar ogenschijnlijk louter down-to-earth zakenlui komen, zijn een geliefde plek bij Murakami. De surrealistische wereld schampt hier aan de hyperrealistische van het bedrijfsleven. Zoals in De opwindvogelkronieken waar Kreta Kano met een plastic rood hoedje haar visitekaartje overhandigt. Zo verplicht als het afgeven van een visitekaartje is in Japan, zo ongewoon is het om alleen je naam en verder niets op het kaartje te hebben staan.

Het is een overweldigende ervaring om door een stad te lopen waar werkelijk elke vierkante meter is bebouwd. De aanleiding voor de chaotische indruk die Tokio in stedenbouwkundig opzicht geeft is niet moeilijk te raden. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw pochte men dat het grondoppervlak van het keizerlijk paleis evenveel waard is als het totale grond-oppervlak van Canada. Smalle hoogbouw die snel uit de grond gestampt moet worden en ook nog eens earthquake proof moet zijn heeft niet zelden in kille architectuur geresulteerd. In Ten zuiden van de grens schetst Murakami een mooi beeld van een aannemer die zich vooral niet druk maakt over de esthetiek en leefbaarheid van de stad. Maar even vaak ontsluit zich binnen in zo'n gebouw een fraai gestileerd binneninterieur, al dan niet in Japanse stijl. Dit verschil tussen het ‘binnen’ en het ‘buiten’ is misschien wel de belangrijkste grondtrek van de Japanse cultuur. Door eeuwenlang zelfgekozen isolement heeft de Japanse cultuur een zeer eigen karakter ontwikkeld dat ook nu nog zorgvuldig wordt gekoesterd. Voor buitenstaanders is het nog altijd lastig om er werkelijk binnen te dringen, zelfs als je de taal beheerst en de etiquette volledig in acht neemt. Tokio is waarschijnlijk de enige agglomeratie ter wereld die met de beste wil geen smeltkroes genoemd kan worden. Tokio is een lokale metropool. Murakami weet in zijn boeken veel van het in eerste instantie hermetische ‘binnen’ van Tokio te laten zien door dit te koppelen aan universele thema’s als liefde, erotiek en dood. Bovendien refereert hij veel aan westerse literatuur en muziek, waardoor westerse lezers al gauw ankerpunten vinden in zijn werk.

In het werk van Murakami fungeert Tokio als tegenpool van de natuur van de Japanse bergen en kusten en van slaperige Japanse provinciestadjes. Zodra de bebouwing van Tokio ophoudt, beginnen de bergen of begint de zee. De personages van Murakami worden, net als hijzelf overigens, vaak onweerstaanbaar tot Tokio aangetrokken maar hebben net zo sterk de behoefte er weer weg te gaan. In Norwegian Wood gaat zowel Watanabe als Naoko als student naar Tokio. Naoko trekt zich in een psychologische crisis uit Tokio terug in een herstel-oord in de bergen bij Kioto. Watanabe bezoekt haar en ervaart na terugkomst in Tokio een beklemmende leegte in de drukke stad. Later in de roman, wanneer Watanabe gek wordt van verdriet, trekt hij door Japan om in provinciestadjes en langs grillige kusten maar weg te blijven uit Tokio, waar de herinnering aan zijn verloren geliefde ondraaglijk is.

HELAAS KOMT het fenomeen Tokio niet of nauwelijks voor in de verfilming van Norwegian Wood. De wandeling van Naoko en Watanabe voert in de film door een uitgestrekt park in Japanse stijl. Dat geeft natuurlijk een mooi sfeereffect, maar het beeld staat hiermee ver af van het origineel in het boek. Op zich niet zo erg, maar hierdoor ontbreekt ook het contrast met de wuivende velden en de bossen bij Kioto waar Naoko behandeld wordt en ook met de woeste kusten waar Watanabe het op het einde van de film uitschreeuwt van verdriet. Door deze aaneenschakeling van prachtige landschappen, onderbroken door zorgvuldig opgetrokken binneninterieurs in jaren-zestig-stijl, ontstaat in cinematografisch opzicht een te eenvoudig binnen/buiten-onderscheid. Geen enkele keer komt Tokio als stad in beeld, geen enkele keer een station of metro. Eén keer rijdt Watanabe met een taxi door de stad. De beelden van buiten zijn door de regen onherkenbaar geworden. Nu is de film vooral van een ondraaglijke zwaarte met de vele close-ups van melancholieke copulaties en zelfdodingen. Misschien is Norwegian Wood wel niet goed te verfilmen, maar wat meer aandacht voor Tokio had de film meer in balans kunnen brengen.

Een aantal scènes is nog steeds de moeite waard, zoals het chique etentje van Watanabe, Nagasawa en Hatsumi. De protserige restaurantkamer en de kleding van Nagasawa en Hatsumi staan in een mooi contrast tot de persoon Watanabe. Hij eet gerechten waar hij waarschijnlijk nog nooit van heeft gehoord. De sfeer is echter allesbehalve feestelijk en de regisseur heeft ervoor gekozen om in een lang steady shot vooral Hatsumi en haar beheerste emoties in beeld te brengen. Zij stijgt ver boven haar zelfgenoegzame vriend Nagasawa en ook boven de introverte Watanabe uit, maar kan zich desalniettemin niet van hem losmaken.

Een fenomenologie van Tokio kan, hoe klein van opzet ook, onmogelijk volledig zijn zonder speciale aandacht voor de Tokiose vrouwen. Japan is bepaald geen matriarchale samen-leving en mannen mogen er verzorgd en stijlvol bijlopen, veel vrouwen in Tokio zien eruit alsof ze altijd naar een feest gaan, steevast voorzien van nepwimpers en vergezeld door een obligate karakterloze handtas van Louis Vuitton, eventueel nog aangevuld met de accessoire-poedel in mantelpak en met oorwarmers en zonnebril. Het schoonheidsideaal verschilt nogal per wijk, maar dat lijkt eerder een kwestie van leeftijd. Als tiener of jongvolwassene zie je er zeer verzorgd onverzorgd uit of drapeer je jezelf juist in Victoriaanse ruches en draag je de naam Lolita als geuzennaam. Je laat jezelf zien in Harajuku of Shibuya. Als studente en jonge vrouw moet je rok kort en moeten je hakken hoog zijn, als opmaat voor de jonge werkende vrouw in stemmig zwart.

Het uiteindelijke moederschap, met een goed verdienende partner en kinderen die slagen voor het toelatingsexamen voor een van de topcrèches, is de bekroning van het vrouw-zijn. Ginza met zijn enorme warenhuizen waar-onder het aan alle kanten glanzende vlaggenschip Mitsukoshi is de natuurlijke habitat. Natuurlijk is dit een clichébeeld, maar het aantal vrouwen dat hun leven naar dit beeld lijkt te plooien is erg groot. Het devies ‘mooi zijn’ van Tokiose vrouwen wordt op subtiele wijze door Murakami uit balans gebracht. Hij voert juist vaak vrouwen op die heel krachtig zijn maar met een been slepen, die voortdurend aandacht besteden aan hun ongelijke borsten terwijl ze toch al zo klein zijn, die gruwelijk mishandeld worden of die radicaal met hun familie gebroken hebben.

Ondanks alle drukte kan Tokio een bevreemdende rust uitstralen. Een paar straten weg van de stations verraadt niets dat je in een metropool bent. Uit De opwindvogelkronieken: ‘Toen ik de straat binnenliep, kreeg ik het gevoel dat de tijd twintig, dertig jaar had stilgestaan Het geraas van verkeer was opeens verdwenen, als door watten geabsorbeerd.’ Dat achter de traditionele shoji-deuren een driesterrenrestaurant schuilgaat, dat een eenzame student er zijn misosoep klaarmaakt of dat een vrouw met dodelijke precisie een naald in dat ene plekje in de nek zet - aan de buitenkant geeft Tokio haar geheimen maar slecht prijs.


Norwegian Wood van regisseur Anh Hung Tran draait nu in de bioscoop

Beeld: akihabara-district, tokio (Jon HiCKs/CorBis )