Is de wereld te veranderen door een wet? Dat is eigenlijk de dieper liggende vraag die op tafel ligt bij de Wet werk en zekerheid van minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Lodewijk Asscher. Gaat het deze pvda-minister lukken een halt toe te roepen aan de groei van flexibele arbeidscontracten, een groei die ten koste gaat van vaste banen? De wet en het streven daarachter is waar Asscher politiek op zal worden afgerekend.
Afgelopen vrijdag op een bijeenkomst van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de pvda, gaf Asscher eigenlijk zelf het antwoord op de vraag of zijn wet de wereld kan veranderen. Als werkgevers blijven volharden in het willen ontslaan van werknemers zonder daar een reden voor te hoeven aangeven en zonder daar een vergoeding tegenover te hoeven zetten, zal dat volgens hem moeilijk worden. Het was een nette manier om te zeggen dat zolang werkgevers werknemers zien als wegwerpmateriaal een wet niet veel kan uithalen.
Asscher pakte zo de klagende werkgevers en met name de voorman van het midden- en kleinbedrijf, Michaël van Straalen, terug. mkb-voorzitter Van Straalen vindt de nog geen jaar oude wet al mislukt. Zijn achterban vindt vaste arbeidscontracten nog steeds te vast, ook al heeft de wet het ontslaan van werknemers eenvoudiger en goedkoper gemaakt. Volgens Asscher zijn de werkgevers, inclusief de rijksoverheid, in de afgelopen twee decennia verslaafd geraakt aan flex. Volgens hem is de wereld daardoor in de war.
Zoals wetten de wereld niet helemaal maken, maken ook woorden de wereld niet. Maar ze hebben wel invloed. Het woord flexibel had niet op de losse contracten moeten worden geplakt. Flexibel betekent vooral lenig en buigzaam. Wie wil dat nou niet zijn? Want ben je dat niet, dan ben je star.
Maar dat positieve geldt vooral de werkgever. Die kan makkelijk van zijn werknemers af. In zijn bijdrage aan een eind vorige week verschenen boek van de Amerikaanse denktank Center for American Progress heeft Asscher het volmondig over disposable work. Dat creëert volgens hem disposable people, wegwerpmensen.
Voor de werknemer geldt dan ook vooral een vergeten betekenis van het woord flexibel: gedweeheid. De flexwerknemer kan niet anders dan de onzekerheid die bij zijn wegwerpcontract hoort accepteren: heb ik volgend jaar nog werk, kan ik een huis kopen, kan ik een gezin stichten.
Denk niet dat alleen lager opgeleid personeel flexibele contracten heeft. In de vorig jaar afgesloten cao voor universitair personeel is vastgelegd het aandeel tijdelijke dienstverbanden voor hoogleraren en (universitaire hoofd)docenten terug te brengen naar 22 procent, gerekend in voltijdsbanen. Omdat niet iedereen een volle baan heeft, is dat dus meer dan 22 procent aan hoogopgeleide mensen aan de universiteiten met een flexibel contract. Dat is meer dan het Centraal Bureau voor de Statistiek in 2014 over de hele Nederlandse arbeidsbevolking had berekend. Veel dus.
Volgens het cbs steeg het aantal flexibele contracten tussen 2004 en 2014 van vijftien naar de genoemde 22 procent. Het aantal vaste banen nam in diezelfde periode met iets meer dan tien procent af, en daalde van 72,1 naar 61,5 procent. Eind 2015 waren er 1,9 miljoen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie. Hoewel de wet van Asscher toen een paar maanden eerder in werking was getreden, was dit zeventigduizend meer dan een jaar eerder. Reden om de wet mislukt te verklaren?
Vanuit de Tweede Kamer had de minister, en met hem zijn naaste medewerkers, vorige week veel kritiek verwacht op de wet. Maar ze slaakten een zucht van verlichting. Hard ging het er niet aan toe. Niet verwonderlijk. Vijf politieke partijen hebben in 2013 hun handtekeningen gezet onder het sociaal akkoord waarin afspraken zijn gemaakt over ‘flex minder flex en vast minder vast’, zoals dat is gaan heten. d66, ChristenUnie en sgp tekenden daar toen voor als gedoogpartners van het kabinet en het cda stemde later eveneens in met de wet. Alleen sp en pvv spraken harde woorden. pvv-Kamerlid Machiel de Graaf had het over een sociale meltdown.
Bij de bijeenkomst van de Wiardi Beckman Stichting was een Rotterdammer die vertegenwoordigde wat De Graaf voorspelt. De man heeft drie banen: eerst kranten bezorgen, dan post, en daarna aan de slag als magazijnbediende. Hij werkt van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat en verdient naar eigen zeggen een inkomen rond het minimumloon. Van decent jobs, waar Asscher voor pleit in het boek van de Amerikaanse denktank, is geen sprake. De Rotterdammer behoort eerder tot de disposable people waar de minister het ook over heeft.
Asscher beloofde vorige week aan de knopjes van de wet te zullen draaien als uit onderzoek van voormalig fnv-voorzitter Lodewijk de Waal blijkt dat er knelpunten zijn. Zelf gaf hij al een knelpunt aan: werkgevers moeten het loon doorbetalen bij ziekte en na twee jaar ziekte ook nog een vergoeding uitkeren omdat de werknemer dan zijn dienstverband kwijtraakt. De minister wil de wet echter alleen aanpassen als werkgevers laten zien dat ze werknemers ook echt vaste banen geven.
Dat is alsof de verslaafde moet aantonen dat hij niet meer spuit en slikt. Wat de pvda betreft zijn de werkgevers het liefst binnen nu en een jaar clean. Dan trekt de partij bij de Kamerverkiezingen misschien wat meer stemmen dan nu in de peilingen. Maar afkicken is zwaar. Deze wet dwingt dat niet af. Zoals Asscher zelf dus weet. De verslaafde moet ook gemotiveerd zijn.