Ergens halverwege de jaren negentig ontdekte Nederland de gouden formule voor economische groei. ‘Werk, werk, werk’, vatte toenmalig premier Wim Kok zijn groeistrategie samen. Werklozen en huisvrouwen werden aangemoedigd zich massaal aan te bieden op de arbeidsmarkt. Dankzij het inkomen van deze nieuwe werknemers schoten de consumptie en de economische groei omhoog. Het aantal mensen met een uitkering nam snel af, waardoor de geldproblemen van de collectieve sector in een paar jaar tijd waren opgelost.
Verhoging van de arbeidsparticipatie werkte zo goed dat de Haagse politiek er aan verslaafd raakte. We zijn ondertussen bijna vijftien jaar verder, maar nog steeds heeft het Nederlandse economische beleid maar één doel: er moeten meer mensen aan het werk. Als een bejaarde popartiest die nog altijd optreedt met het hitje uit zijn jeugd, blijft de politiek roepen om meer werk voor meer mensen. Ook het huidige kabinet kent alleen het liedje van de hogere arbeidsparticipatie.
Volgende week vrijdag is het precies een jaar geleden dat de zestien ministers van Balkenende IV bij koningin Beatrix op het bordes stonden. ‘Samen werken, samen leven’, schreven Jan Peter Balkenende, Wouter Bos en André Rouvoet op het voorblad van hun regeerakkoord. Voor de verwezenlijking van het eerste deel van die titel bedachten zij een indrukwekkend banenplan. Er werd een miljoenenkostend stelsel van gesubsidieerde banen in de steigers gezet, van brugbanen, opstapbanen, investeringsbanen en participatiebanen. Iedere werkloze krijgt daarmee min of meer een zak geld op de rug gebonden in de hoop dat de werkgever hem of haar dan wel binnenlaat.
De Sociaal Economische Raad (ser) was het er helemaal mee eens. In het eerste ser-rapport van de nieuwe voorzitter Alexander Rinnooy Kan, dat vorig jaar verscheen, werd de lof gezongen op de ‘participatiemaatschappij’ waarin iedereen werkt. Werkgevers en werknemers beloofden plechtig zich in te spannen om de arbeidsparticipatie in tien jaar met vijf procentpunten te verhogen.
Het is een kansloze missie. Nu al is de Nederlandse arbeidsparticipatie de hoogste van de Europese Unie. Maar liefst 74 procent van de Nederlandse beroepsbevolking heeft werk. Zelfs in de Verenigde Staten halen ze dat percentage niet. Ook de werkloosheid is historisch laag. Volgens Eurostat bedraagt het Nederlandse werkloosheidspercentage 2,9. Nergens in de 27 EU-lidstaten is dat zo laag.
Kortom, de Nederlandse werklozen zijn bijna op. Met pijn en moeite en vooral veel subsidies zijn er vast nog wel wat ‘moeilijk plaatsbaren’ of ‘gedeeltelijk arbeidsgeschikten’ aan het werk te helpen. Maar dan is de koek echt op.
Ook bij ouderen valt weinig winst meer te halen. Oudere werknemers blijven nu al steeds langer aan het werk. De arbeidsparticipatie van Nederlanders tussen 55 en 60 jaar is gestegen van 40 procent in 1996 tot ruim 58 procent in 2006. Daar zit nog wel wat rek in, maar de grootste slag is al gemaakt.
Het kabinet vecht een reeds gewonnen strijd. Werkloosheid is geen economisch probleem meer. Verdere groei van de arbeidsparticipatie blijft vanuit sociaal oogpunt natuurlijk een fraai streven. Maar voor de economie is het niet langer van betekenis.
Balkenende IV heeft op de verkeerde groeistrategie gegokt. Daardoor heeft het centrumlinkse kabinet het eerste jaar van de regeerperiode verspild. Voor de overgebleven drie jaar zullen ze iets anders moeten bedenken. De Nederlandse economie kan alleen nog groeien als we erin slagen slimmer te gaan produceren. In plaats van de kwantiteit zal het kabinet de kwaliteit van de Nederlandse werknemer moeten stimuleren.
Nederland geeft momenteel minder dan vijf procent van het nationaal inkomen uit aan onderwijs. Dat percentage ligt ruim onder dat van Duitsland, België, Engeland, Frankrijk en de Scandinavische landen. In de Verenigde Staten liggen de onderwijsuitgaven zelfs bijna tweederde hoger. Het aandeel laag opgeleiden is in Nederland dan ook relatief groot en het aandeel hoog opgeleiden relatief klein. Bovendien groeit het percentage hoger opgeleiden in Nederland trager dan in de omringende landen. Nederlandse leerlingen verlaten het onderwijs op jongere leeftijd dan in vergelijkbare landen en voortijdig schoolverlaten komt hier relatief vaak voor.
Tipp-ex de titel van het regeerakkoord maar weg, en schrijf er ‘Samen leren’ voor in de plaats. Vergeet de arbeidsparticipatie, subliem onderwijs is wat de Nederlandse economie nu nodig heeft. Daar moet alle energie en geld van het kabinet de komende drie jaar naartoe.