In een ingezonden brief in een landelijke krant schreef een zeventiger onlangs dat hij zijn stem bij de Kamerverkiezingen geeft aan zijn zestienjarige kleinzoon. Niet dat deze puber zelf het stemhokje in mag, maar opa zal stemmen op de partij die de voorkeur heeft van zijn kleinzoon: een partij met klimaat, duurzaamheid en diervriendelijkheid hoog in het vaandel. Opa was trots op dit gebaar. Hij gaf zijn stem aan de toekomstige generatie!

Maar ik had er moeite mee. De briefschrijver zette met zijn gebaar tegelijkertijd ouderen weg als mensen die alleen aan hun eigenbelang zouden denken. En dat eigenbelang zag hij dan ook nog eens als een korte-termijn-belang, dus niet gericht op de klimaatcrisis. Wat deze opa deed, was duidelijk goedbedoeld, een oproep om verder te kijken dan eigen huis, haard, levensjaren en portemonnee, maar daarmee ook tekenend voor deze tijd.

Maar liefst 89 partijen probeerden dit jaar op het stembiljet te komen. Dat is een record. Daarvan hebben 37 partijen ook daadwerkelijk het stembiljet gehaald; eveneens een record. Het stembiljet is daardoor een bijna niet te hanteren uitvouwblad geworden.

Maar dat is een te verwaarlozen bezwaar vergeleken bij wat er achter deze records schuilgaat: stemmen op een eigenbelang of een deelbelang en de versplintering die dat veroorzaakt in de Tweede Kamer. Met wederom als gevolg dat ook het nieuwe kabinetsbeleid doordrenkt zal zijn van waterige compromissen vanwege de vele partijen die nodig zijn om een kabinet te vormen. Oftewel: niemand zal echt zijn zin krijgen. Wat de vicieuze cirkel weer kan aanjagen: zodat we over vier jaar – of eerder als het kabinet tussendoor valt – een nieuw record en nóg groter stembiljet krijgen.

Het zou na 17 maart zomaar kunnen dat in de Tweede Kamer vijftien politieke partijen vertegenwoordigd zijn. Dat is meer dan vier jaar geleden direct na de verkiezingen. Stel je voor dat dan net als in de afgelopen kabinetsperiode ook nu weer mensen met ruzie of uit onvrede hun fractie verlaten, maar hun zetel behouden. Dan wordt de versplintering nóg groter.

Ook het nieuwe kabinetsbeleid zal doordrenkt zijn van waterige compromissen

Een van die weglopers uit de afgelopen kabinetsperiode, Femke Merel van Kooten-Arissen, heeft haar nieuwe partij Splinter genoemd. Toepasselijk? Misschien wel. Een splinter onder je nagel kan ongelooflijk pijn doen. Mogelijk heeft ze ermee willen aangeven dat ze pijnlijk kritisch zal zijn. Maar al die splinters zouden zich moeten bedenken dat ze onvoldoende kennis, menskracht en tijd hebben om hun werk als Kamerlid inhoudelijk goed te doen. Een motie aangenomen krijgen is wat anders dan een wetsbehandeling kritisch volgen, laat staan alle beleidsterreinen, en dan ook daadwerkelijke slagkracht hebben.

Ik hoor menigeen op het Binnenhof inmiddels verzuchten, al is het dan off the record, door deze ontwikkeling voorstander te worden van een kiesdrempel. Als ik dan vervolgens kijk naar de Peilingwijzer van begin maart, dan zouden bij een kiesdrempel van vijf procent van de totaal uitgebrachte stemmen, zoals in buurland Duitsland, acht partijen die op dat moment zonder kiesdrempel een kans maakten, niet in de Kamer komen. Zeven dus wel, waarvan de SP dan de kleinste zou zijn.

De partijen die bij deze kiesdrempel zouden afvallen, zijn de nieuwkomers Volt, een pan-Europese partij die eerder al meedeed aan de Europese verkiezingen en toen met een zetel in het Europese parlement kwam, en JA21 van partijenzwerver Joost Eerdmans en voormalig Forum voor Democratie-lid Annabel Nanninga. Maar er zaten dus ook zes reeds in het parlement vertegenwoordigde partijen bij. Zoals de partij van de kleinzoon van de briefschrijver, de Partij voor de Dieren, en verder DENK, Forum voor Democratie en 50Plus, allemaal partijen die nog relatief kort in het parlement zitten. Ook de sgp en de huidige regeringspartij ChristenUnie zouden met deze kiesdrempel uit het parlement verdwijnen en die kennen wel een lange traditie.

Telkens als deze discussie opduikt, zetten dit soort concrete voorbeelden de mensen aan het denken die roepen dat ze een kiesdrempel willen. De een vindt dan dat de Partij voor de Dieren de klimaatdiscussie extra scherp op de agenda heeft gezet. Dus die zou eigenlijk moeten blijven. Een volgende realiseert zich dat de sgp bijdraagt aan aandacht voor het staatsrecht in het debat in de Kamer. En weer een volgende wijst op de CU en het belang dat deze partij hecht aan waardig oud kunnen worden en de vrijheid van godsdienst.

Een tweepartijenstelsel zoals in de VS heeft het gevaar in zich van extreme polarisatie. Kijk wat er daar gebeurde rond de presidentsverkiezingen. In een meerpartijenstelsel zonder kiesdrempel zoals in Nederland zijn nieuwe stemmen en belangen daarentegen snel vertegenwoordigd en is er voor de burger meer te kiezen. De vraag is echter of de steeds verdergaande versplintering waarvan nu sprake is onze democratie niet verzwakt. Omdat de kiezer zich in het uiteindelijke gevoerde regeringsbeleid totaal niet meer vertegenwoordigd voelt, er halfbakken compromissen worden gesloten en grote problemen zoals het klimaat onvoldoende worden aangepakt. Waardoor uiteindelijk het omgekeerde wordt bereikt van wat al die partijen beogen en ook zij onvoldoende de belangen van hun kiezers behartigen. Maar erger nog: dat ook het algemeen belang eronder lijdt. En de grote vraagstukken die nu met het oog op de langere termijn moeten worden aangepakt halfslachtig beleid te wachten staat. En daar is de kleinzoon van de briefschrijver uiteindelijk niet mee geholpen.