
Wtewael (uit te spreken als Uitewaal, zoals de freule zaliger) was een Utrechter, opgegroeid in de roerige tijden na de Beeldenstorm. Hij maakte een grand tour van zes jaar door Italië en Frankrijk, keerde in 1592 terug in zijn geboortestad en begon een werkplaats. Utrecht was toen een andere stad dan Amsterdam of Haarlem; conservatiever, met een sterke aristocratie en een grote tolerantie voor de katholieken. De schrijvers van de catalogus vermoeden dat in de stad ‘een breder spectrum’ van opvattingen bestond, en navenant een ruimere artistieke vrijheid. De schilder Wtewael bewoog zich in elk geval over een breed terrein van stijlen en onderwerpen.
Wtewael wordt altijd aangemerkt als een ‘maniërist’, en dat is terecht. Hij schilderde voorstellingen waarin de fantasie regeert en de menselijke figuur soms een on-werkelijke verschijning wordt: het lichaam uitgerekt, in bochten gewrongen, de ogen ten hemel geheven.
Er is wel een belangrijk verschil met het werk van schilders als Mander, Goltzius, Spranger en Cornelis van Haarlem. Wtewaels composities zijn fantastisch, maar niet absurd. Hij heeft geen koorts. Er zit een onmiskenbare harmonie in, die doet vermoeden dat de schilder een ander temperament had dan die Cornelis, die zich makkelijk op de kast liet jagen door onderwerpen die vroegen om drama en acrobatiek, zoals een Strijd tussen goden en titanen, of een Bruiloft van Peleus en Thetis. Wtewael schildert die scènes zonder de beheersing te verliezen, met een onuitputtelijke, speelse variatie en zonder zijn kleuren te laten vloeken.
Zeker, er tuimelen talloze rare naakte mannen door het zwerk, de vingers en de tenen in extremis uitgestrekt, maar in de virtuositeit die dat vereist is hij speels, niet ontspoord, geestig, niet geschift. Kijk naar de herder met hoed, in de achtergrond van de Aanbidding van de herders (1598), die een schaap op de schouder draagt en tegelijk probeert met één hand de rest van de kudde een beetje bij elkaar te houden: een lastige pose, maar niet een gestreste, eerder een gelukzalige. De mooiste werken zijn zelfs van grote kalmte: Het gouden tijdperk (1605), Mozes slaat water uit de rots (1624).
Over de relatie tussen Wtewaels leven en de inhoud van zijn werk is weinig met zekerheid te zeggen. Hij behoorde tot de calvinistische factie en was betrokken bij de harde stadspolitiek. In zijn werk is echter weinig te bespeuren van enige orthodoxie of partijkeuze, integendeel. Het zou kunnen dat hij met zijn Mozes of zijn Perseus een voorkeur voor Oranje uitspreekt, maar niets bewijst dat; zijn religieuze scènes zijn net zo goed katholiek als protestant te noemen. Hij had bovendien een zekere productie van smeuïge porno, een hele serie kleine werkjes van Mars en Venus in flagrante betrapt, kennelijk bedoeld voor een kring van ontwikkelde verzamelaars van allerlei pluimage.
Het is van belang te weten dat Wtewael financieel onafhankelijk was (hij deed in vlas, en effecten), want dat kan misschien iets van de ongrijpbaarheid verklaren: hij was vrij. Hij kon schilderen wat hem interessant leek, zo fantastisch, duizelingwekkend, scabreus, geil als hij wilde. Hij was een libertijn, zij het een verstandige.
Liefde Lust: De kunst van Joachim Wtewael (1566-1638), Centraal Museum Utrecht, t/m 25 mei, centraalmuseum.nl
Beeld: Joachim Anthonisz Wtewael, Perseus en Andromeda, 1611. Olie op canvas, 180 x 150 cm. Centraal Museum (Musée du Louvre, Parijs, Département des Peintures, don de la Soci été des Amis du Louvre, 1982)