
Zeven jaar nadat Barack Obama president van Amerika werd, lijkt bij zijn aanhangers het verhaal wortel te schieten dat hij een teleurstelling was, een gemiste kans, een mislukking zelfs. De ‘yes we can’-president zou weinig tot stand hebben gebracht, te cerebraal zijn en te weinig politiek. Hij zou zich hebben laten ketenen door de oppositie en een toeschouwer zijn geweest van zijn eigen presidentschap.
De Democraten die elkaar dit verhaal vertellen en zich vervolgens enthousiast achter Bernie Sanders scharen voor een ‘echte revolutie’ hebben ongelijk. Ze onderkennen niet wat Obama tot stand heeft gebracht en wat zijn historische betekenis zal zijn. Sterker, door dit negatieve verhaal te koesteren en aan elkaar door te vertellen, vergeten de Democraten dat ze bij de komende presidentsverkiezingen juist zijn politieke erfenis moeten consolideren.
Het verhaal deugt niet. In werkelijkheid was Barack Obama een uitzonderlijk succesvol president. Vanaf het begin had hij een plan. Hij wilde een actieve president zijn, activistisch zelfs, meer doen dan de kleine stapjes van Bill Clinton. Obama wilde laten zien wat een overheid kan en moet doen voor haar burgers, vooral voor hen die het moeilijk hebben om voor zichzelf op te komen. Binnenlands vertegenwoordigde Obama een algemeen belang in een land dat steeds minder samenleeft, buitenlands wilde Obama de Amerikaanse positie in de wereld op realistische leest schoeien. Zoals dat gaat met ambitieuze plannen en een weerbarstige werkelijkheid: hij is op z’n best half geslaagd, maar die helft is goed voor een historisch presidentschap.
Gekozen te worden tot eerste zwarte president was het gemakkelijke deel. Obama trof een land aan dat in crisis verkeerde. President Bush had de overheidsfinanciën uitgekleed met belastingverlagingen voor de rijken, ongecontroleerde uitgaven en peperdure oorlogen. Daar kwam de financiële crisis van 2008 bovenop. De economie kromp, de werkloosheid liep op, tekorten stegen. Een depressie dreigde, financiële instellingen stonden op omvallen, de auto-industrie wankelde. Amerika zat vast in twee impopulaire en weinig succesvolle oorlogen, en had door martelpraktijken, unilateralisme en incompetentie aanzien en gezag verloren.
Maar de puinhopen die zijn desastreuze voorganger achterliet boden ook een kans. Zoals Obama’s eerste chief of staff, Ralph Emmanuel, het formuleerde: ‘Je moet een goede crisis nooit verspillen. En daarmee bedoel ik dat het een kans is om dingen te doen waarvan je tevoren dacht dat ze niet mogelijk waren.’ Die kans liet Obama zich niet ontgaan. Direct na zijn inauguratie stelde hij een stimuleringsplan voor van achthonderd triljard dollar, waarmee hij een ander pad insloeg dan Europa, waar zielloos bezuinigen de boventoon voerde. De Federal Reserve Bank hielp met een ruim geldbeleid.
De slimme manier waarop Obama de middelen inzette, vergrootte de impact. Hij moedigde staten aan hun onderwijssysteem te hervormen, zette een groen energiebeleid op en financierde broodnodige infrastructurele projecten. Zo gezien was Obama een klassieke liberal: hij stimuleerde de economie door de overheid goede dingen te laten doen, dingen die vaak hard nodig waren. Zeven jaar later is het resultaat duidelijk: Europa kwakkelt, Amerika groeit en kent een lage werkloosheid. Onheilsvoorspellingen over hoge inflatie en enorme begrotingstekorten van de massaal tegen stemmende Republikeinen kwamen niet uit.
Obama accepteerde de bail out van de financiële instellingen die zijn voorganger op touw had gezet. De poging om verregaande regulering op te zetten om in de toekomst problemen te voorkomen, was maar een gedeeltelijk succes omdat de Republikeinen, Wall Street en ook zijn eigen partij dwars lagen. De gecompliceerde Dodd-Frank compromiswetgeving stelde hogere eisen aan banken, maar liet too big to fail-instellingen bestaan en voerde niet opnieuw de scheiding in tussen gewone banken en investeringsbanken die in 1996 door Clinton was afgeschaft. Wel gebruikte Obama de gelegenheid om betere consumentenbescherming in te voeren, zoals hij vaak wetgeving zou gebruiken om kleine maar belangrijke veranderingen door te voeren. Toen het nodig was nationaliseerde Obama General Motors en Chrysler om honderdduizenden banen te redden. Inmiddels zijn de bedrijven weer op de markt en heeft de investering de overheid zelfs geld opgeleverd.
Toen Bush’s belastingverlagingen in 2010 afliepen, slaagde Obama erin om de belasting voor de hoogste inkomens iets te verhogen. Te weinig om de explosief gegroeide ongelijkheid te verkleinen, maar meer zat er niet in. Ondertussen had de Tea Party zich georganiseerd als actiegroep binnen de Republikeinen die zich verzette tegen elke vorm van overheidsbeleid, van het redden van banken tot de stimulus, van het helpen van huizenbezitters tot gezondheidszorg. De Republikeinen waren overal tegen en boden geen enkel alternatief.
Obama kwam naar Washington met de belofte bruggen te bouwen en daar is niets van terechtgekomen. Volgens de Republikeinen omdat Obama voortdurend radicale wetgeving indiende en hen niet tegemoet kwam, maar dat is nonsens. Er was nooit een Republikeinse intentie om samen te werken, vanaf dag één keerden de Republikeinen zich tegen Obama. Veel te lang bleef de president geloven dat samenwerking mogelijk was, terwijl dagelijks het tegendeel bleek. De weigering, meteen al in februari 2009, om ondanks talloze concessies zijn stimulusbeleid te steunen was duidelijk genoeg. Later gooiden de Republikeinen zelfs de overheid dicht toen ze hun zin niet kregen.
Dankzij de Democratische meerderheid in de eerste twee jaar kon Obama zijn belangrijkste wetgeving doorvoeren: de herziening van de gezondheidszorg. Op 23 mei 2010 tekende hij de Patient Protection and Affordable Care Act waarmee veertig miljoen onverzekerde Amerikanen een ziektekostenverzekering kregen, een ideaal dat al sinds de New Deal op de Democratische agenda stond maar steeds sneefde. Het was ‘a big fucking deal’, zoals vice-president Joe Biden tegen Obama zei, vergetend dat de microfoon open stond. En dat was het: dit was wetgeving voor de geschiedenisboeken. Republikeinen hadden het wetsvoorstel lang getraineerd door steun in het vooruitzicht te stellen, maar ze waren nooit van plan voor te stemmen en voerden actief campagne om het zwart te maken, soms met aperte leugens. Ze noemden het nieuwe programma Obamacare, in een poging de vermeend impopulaire wetgeving te koppelen aan de president.
Ondanks actieve tegenwerking van de Republikeinen, twee uitdagingen voor het Supreme Court en de weigering van Republikeinse gouverneurs om aan het programma deel te nemen ook al kwam het hun armste inwoners ten goede, heeft Obamacare zijn plek verworven. Na een klungelig begin is het een succesvol programma gebleken dat moeilijk ontmanteld kan worden. Obamacare zal de basis blijven voor toekomstige hervormingen. Het is geen eindpunt maar een begin, en Obamacare is niet meer een scheldnaam maar een troetelnaam.
Het kostte Obama de tussentijdse verkiezingen in 2010, toen de Democraten het Huis van Afgevaardigden kwijtraakten en in veel staten het gouverneurschap verloren. Grootscheepse wetgeving was daarna niet meer mogelijk, maar als activistisch president had Obama wel degelijk programma’s op de rails gezet die lang doorwerkten. Klimaatbeheersing heeft nooit een meer succesvolle verdediger gehad dan deze president. Hij zette zich in voor beter openbaar onderwijs en maakte miljarden dollars vrij voor hulp aan studenten uit gezinnen met lage inkomens. Als federale werkgever kon Obama het minimumloon voor overheidswerkers op ruim tien dollar stellen en daarmee de discussie elders aanscherpen. In de huidige campagne is een hoger landelijk minimumloon een belangrijk onderwerp geworden.
Het gezicht van de Amerikaanse regering is veranderd. Niet alleen zagen we een zwarte president, Obama benoemde mensen met diverse achtergronden, allemaal gekwalificeerd, onder hen weinig miskleunen. De volledige gelijkstelling van het homohuwelijk is een feit geworden, Obama gaf zijn formidabele minister van Justitie Eric Holder opdracht de Defense of Marriage Act niet meer te verdedigen. De slappe homoregels voor militairen uit de Clinton-jaren waren toen al in de prullenbak verdwenen. Hij benoemde met Janet Yellen een gekwalificeerde vrouw tot directeur van de Federal Reserve.

De verborgen erfenis van iedere president zijn de rechters die hij benoemt, op alle niveaus. Ondanks Republikeinse tegenwerking heeft Obama een hele reeks rechters neergezet die nog vele jaren de rechterlijke macht zullen bepalen. Zijn twee benoemingen voor het Supreme Court, twee vrouwen met een etnische achtergrond, waren perfect. De dood van rechter Antonin Scalia kan de conservatieve meerderheid voor langere tijd buitenspel zetten en de Democraten goed van pas komen in de verkiezingen.
De zwarte gemeenschap klaagt sinds het begin van Obama’s presidentschap dat hij niet aan de verwachtingen heeft voldaan. Inderdaad heeft Obama geprobeerd om zich niet te presenteren als een zwarte president, laat staan als een president van de zwarten. Dat was verstandig. Hij redeneerde dat beleid dat goed is voor alle Amerikanen ook goed is voor zwarte Amerikanen: economische groei, banen, gezondheidszorg, onderwijs en armoedebestrijding. Het nauwelijks verhulde racisme van de oppositie, inclusief de birther-nonsens van Donald Trump (dat Obama niet in Amerika is geboren) en de stille steun daarvoor van de Republikeinse Partij, laat zien dat er geen sprake is van een postraciaal paradijs. Maar wie dat verwachtte was wat al te naïef.
Politiegeweld tegen zwarten is een serieus probleem. Hoewel het naar zijn aard lokaal is, hebben de twee (zwarte) ministers van Justitie van Obama zich er intensief mee beziggehouden. Obama zette de hervorming van het strafrechtsysteem dat een idioot hoog aantal gevangenen oplevert, met onevenredig veel zwarten, op de agenda. Op cruciale momenten legde Obama wel degelijk zijn gewicht in de schaal, bijvoorbeeld door te zeggen dat een van de slachtoffers zijn zoon zou kunnen zijn, of hijzelf als jongere. Hij zong een verbluffende Amazing Grace na de racistische moorden in South Carolina. Tot tranen toe bewogen heeft Obama keer op keer geprobeerd het wapengeweld in Amerika terug te dringen. Vergeefs, maar mede door Obama’s optreden na de zoveelste massamoord is de steun voor nieuwe regels sterk gegroeid.
Voor illegale immigranten voerde Obama in 2012 het ‘Dreamers’-programma in, waarbij vijf miljoen kinderen die in Amerika opgroeiden een pad naar burgerschap krijgen. Hij breidde het programma in 2014 verder uit. Dat moest allemaal gebeuren via executive orders, omdat het Republikeinse Congres immigratiewetgeving weigert. Inmiddels is de uitvoering geblokkeerd door het Supreme Court. Tegelijkertijd heeft Obama veel kritiek gekregen omdat hij een groot aantal Hispanics heeft teruggestuurd. Hij liet het aan de Republikein Marco Rubio over om wetgeving in te dienen, om die vervolgens om zeep te helpen. Elke wetgeving van Obama was kansloos geweest en in de komende verkiezingen ligt de schuld van het ontbreken van beleid stevig bij het Republikeinse kamp.
Al met al is het een binnenlandse erfenis waar een Democraat trots op kan zijn. De Republikeinen hebben dat onderkend. Zij zien Obama als een president die ‘het land heeft veranderd’. Ze hebben gelijk, meer gelijk dan de teleurgestelde Democraten. Sommige dingen kunnen worden teruggedraaid, maar de verandering van de publieke opinie in de richting van een meer progressieve agenda is structureel.
Ook in de evaluatie van Obama’s buitenlandbeleid klinkt steeds vaker een negatief verhaal. Hij zou een slappe appeaser zijn, de Amerikaanse leidende positie verspeeld hebben, IS veroorzaakt hebben en hij zou zich het kaas van het brood laten eten door Poetin. In de Republikeinse versie die, interessant genoeg, ook veel Europeanen delen, is Obama een soort Jimmy Carter. Bij een aantal Democraten, en dat zijn niet de aanhangers van Sanders, bestaat licht ongemak. Hillary Clinton geldt als een havik die krachtdadiger zou optreden dan Obama. Ook hier wordt een succesvol presidentschap door Obama’s eigen partij genegeerd.
‘Don’t do stupid shit’ was Obama’s motto in de buitenlandse politiek. Het is geen recept voor grootse vergezichten, maar daarop zat niemand te wachten na de Bush-jaren. President Obama is koel, analytisch, rationeel en voorzichtig. Hij wil niet meegezogen worden in emoties, passies en kortetermijndenken. Dat betekent in de eerste plaats de verleiding weerstaan om uit frustratie militair te interveniëren. Obama’s primaire doelstelling was een einde te maken aan de oorlogen in Irak en Afghanistan, nieuwe oorlogen te voorkomen, en Amerika’s standing in de wereld te herstellen. Dat is geen grand strategy zoals analisten het graag zien, maar het is wel degelijk strategisch denken: je prioriteiten bepalen en je daaraan houden.
De Amerikaanse oorlog in Irak is voorbij. Obama voerde de afspraken uit die president Bush had gemaakt over het terugtrekken van de Amerikaanse troepen in 2011. Er zouden vijftienhonderd soldaten achterblijven, maar toen puntje bij paaltje kwam weigerde de Iraakse regering de voorwaarden en vertrokken ze allemaal. De Republikeinen doen net alsof president Bush een vredig land achterliet en Obama het verrommelde. Niets is minder waar. Irak was een sektarisch kruitvat. Toen Isis opdook, geleid door ontslagen officieren van Saddam, bleek het Iraakse leger nutteloos. Dat Obama aan het eind van zijn presidentschap toch weer meer soldaten moest sturen, was een bittere pil, maar geen inleiding tot een nieuwe interventie – niet onder Obama althans.
De oorlog in Afghanistan werd in 2008 door Obama omarmd als ‘de echte oorlog’. Door na veel wikken en wegen het advies van het Pentagon te volgen en in 2010 35.000 extra soldaten te sturen, maakte Obama het zijn oorlog. Een succes werd het niet. Het uitzicht op een acceptabele uitkomst in dit hopeloze land is gering. Obama zal Amerika’s langste oorlog niet beëindigen. Een deel van de extra soldaten zal blijven.
Belangrijker dan de afwikkeling van deze twee erfenissen is dat Obama geen nieuwe interventies heeft gepleegd. Daarachter zit wel degelijk een groot en tamelijk revolutionair plan: Obama heeft besloten om Amerika te verlossen van zeventig jaar betrokkenheid bij het Midden-Oosten. Dat is geen isolationisme maar realisme. Obama heeft vastgesteld dat er geen Amerikaans belang mee is gediend om partij te zijn in de regiowijde strijd tussen soennieten en sjiieten, of betrokken te raken bij burger- of stammenoorlogen. Nu de eigen Amerikaanse olieproductie de regio minder relevant maakt, is alleen Israël een onderwerp van Amerikaans belang, al kalft zelfs in de VS de sympathie voor dat land af. Aan een ‘vredesproces’ is geen eer te behalen nu Israël daarin niet is geïnteresseerd en de Palestijnen er niet toe in staat zijn. Minister John Kerry verspilde kostbare tijd en energie door aan dat dode paard te trekken.
De Arabische lente die in 2011 losbrak, was het gevolg van structurele ontwikkelingen in een steeds onrustiger en onevenwichtiger regio. De autoritaire regimes, vaak gesteund door de Verenigde Staten ter wille van de stabiliteit, wankelden en vielen. Dankzij decennia van dictatuur was de oppositie allesbehalve klaar om te regeren. Het resultaat was chaos en burgeroorlog. Obama woog alles af en besloot met recht en reden dat hij niet veel zinnigs kon doen.
De enige plek waar hij zich wél uit zijn tent liet lokken – door de Europeanen – was in Libië. Obama’s eigen minister van Defensie en zijn veiligheidsadviseur waren tegen, minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton was voor. ‘Smart power at its best’, zei Clinton. De ontwikkeling van Libië sindsdien ondersteunt veeleer Obama’s analyse: geen interventies zonder dat je weet wat het vervolg is. Nu IS in Libië actief lijkt te worden, is die conclusie alleen maar pregnanter geworden.
Het grootste verwijt dat Obama krijgt, zowel in Amerika als in Europa, is dat hij niet heeft ingegrepen in de oorlog in Syrië. Als het aan de haviken had gelegen, dan liepen er nu meer dan tienduizend Amerikaanse soldaten rond in Syrië en Noord-Irak, omringd door IS en troepen van Assad. Wat die Amerikanen hadden moeten en kunnen doen bleef altijd onduidelijk, en evenmin kon iemand de uitkomst van die interventie uitspellen. Obama stelde zich simpelweg de vraag die ook in Irak opkwam: ‘Tell me how this ends?’ Dit was precies waar hij voor wilde waken: spierballen laten rollen en troepen sturen enkel om het gevoel te krijgen dat je iets doet. Het uitspreken van zijn red line in Syrië was onverstandig, zoals ultimata dat altijd zijn, maar de uitkomst was niet slecht: het verwijderen van de chemische wapens van Assad. Publicitair was het een ramp.
Als de oppositie in Syrië zich verraden voelt, dan is het omdat ze onrealistische verwachtingen had over Amerikaanse bemoeienis – en zelf niet georganiseerd was. De pogingen die Obama deed om hen te helpen bleken nutteloos. De ethiek van een non-interventiebeleid is minstens zo ingewikkeld als die van de rauwdouwers die wel overal willen ingrijpen.
Dat Obama daarmee een opening voor de Russen heeft gelaten en dat Poetin die heeft gegrepen, is pijnlijk voor het Amerikaanse ego, maar niet per se een weldaad voor de Russen die straks de vruchten plukken van een vergiftigde boom. Met Rusland hebben nu drie Amerikaanse presidenten een ‘reset’ geprobeerd. Het wantrouwen van de Russen, gevoed door de Navo-uitbreidingen, diverse revoluties en EU-pogingen om Oekraïne aan zich te binden, was niet onbegrijpelijk en lang gekoesterd. Het is dan ook onzin om te stellen dat de inname van de Krim een gevolg is van Obama’s weigering in Syrië op te treden, zoals sommigen zeggen. De ontwikkelingen in Oekraïne rechtvaardigden evenmin Amerikaans militair optreden. Dat Obama ter geruststelling van Navo-partners nu in Oost-Europa een paar duizend soldaten legert, is niet meer dan een gebaar. Daar gaat Poetin de Navo niet voor uitdagen.
Obama’s grootste succes, passend in zijn grotere plan met het Midden-Oosten, is de deal met Iran waarbij dat land voor minstens tien jaar de ambitie om een kernwapen te bezitten moest inslikken. Het bewees dat diplomatie werkt, het weerspiegelde wat realistisch was en Obama weerstond de vaak onfrisse en altijd onverstandige druk van Israël en Saoedi-Arabië. Dat het resultaat Iran een rol geeft als regionale grootmacht is geen gift, maar een erkenning van het onvermijdelijke.
Alle gemonkel van tegenstanders ten spijt en niettegenstaande absurde ‘beloften’ van Republikeinen om de deal op de eerste dag in het volgende Witte Huis te schrappen, is hier sprake van een fundamentele herordening die niet meer ongedaan gemaakt kan worden (afgezien van Iraanse stupiditeiten). Dat geldt ook voor de opening naar Cuba, waarmee Obama een patstelling van decennia doorbrak, opnieuw het resultaat van vertrouwen in diplomatie en gezond verstand.
Met zijn pivot to Asia heeft Obama Amerika meer op de Pacific gericht dan tevoren. Een logische ontwikkeling gezien de opkomst van China, dat na de crisis van 2008 aanzienlijk zelfverzekerder en assertiever optreedt. Obama werkte hard om de Zuidoost-Aziatische partners (Asean) aan zich te binden, maar nu Donald Trump bij de Republikeinen protectionisme propageert, is het de vraag of het vrijhandelsverdrag, de Trans-Pacific Partnership, in het Congres de eindstreep zal halen.
Het ach en wee en het handenwringen van de Republikeinen en hun Europese aanhangers die alleen oplossingen kunnen bedenken waarin Amerika de kastanjes uit het vuur haalt, doen geen recht aan de positie van Amerika in de wereld. Die is sterker dan in 2008. Obama heeft de eerste post-imperial presidency gevoerd en de lijnen uitgezet die zijn opvolgers zullen moeten volgen. Anders samengevat voor de twijfelaars: goddank dat Barack Obama de afgelopen jaren in het Witte Huis zat, anders waren de ongelukken niet te overzien geweest.
Voor bewonderaars van Obama waren er ook teleurstellingen. Hij was niet in staat Guantánamo Bay te sluiten, hij maakt onaangenaam vaak gebruik van drones, anonieme moordmachines, en hij heeft het antiterrorisme-apparaat van zijn voorganger eerder uitgebreid dan ingetoomd. Vooral de mate waarin hij de National Security Agency de vrije hand heeft gegeven roept vragen op.
Maar Obama’s buitenlandse politiek was verre van slap. Hij was ook minder controversieel dan de conversatie in kritische kringen willen doen geloven. De Amerikaanse burgers zijn allerminst gediend van Amerika’s rol als politieman van de wereld. Zelfs de front runners bij de Republikeinen, Donald Trump en Ted Cruz, stellen zich terughoudend op, al larderen ze dat met martiale retoriek. Ook op dit terrein heeft Obama een structurele verandering tot stand gebracht. Zijn opvolgers zullen aan de marges dingen veranderen, maar de grote lijn staat.
Geen home run, Obama’s presidentschap, maar toch een reeks tweede-honkslagen die op de lange termijn meer gewaardeerd zullen gaan worden dan nu. In wat hij heeft bereikt, onder moeilijke omstandigheden en abject Republikeins obstructionisme, kan hij de vergelijking doorstaan met succesvolle presidenten als Truman, Eisenhower, Johnson (binnenlands tenminste) en Reagan. De maat waaraan presidenten uiteindelijk worden gemeten is hoe lang de schaduw is die hun beleid gaat werpen, hoe lang het doorwerkt en in hoeverre het de samenleving verandert. Zoals Bush dat deed in het negatieve, zo zal Obama in positieve zin historisch blijken.
Nu Donald Trump de toon van de Amerikaanse politiek vergroft, racisme en xenofobie bon ton maakt, en Republikeinse debatten zijn verworden tot scheldpartijen, is het ook belangrijk dat Obama, ondanks aanvallen ad hominem vanaf de allereerste dag, de politieke discussie altijd heeft gevoerd op een niveau van beschaving dat zijn tegenstanders niet konden opbrengen. De president was niet theatraal, niet grof, zelfs niet teleurgesteld over de manier waarop hij werd bejegend. Hij werd enkel grijs. De conservatieve columnist David Brooks, geen fan van Obama’s beleid, schreef in februari dat hij Obama nu al gaat missen.
Wie dit allemaal op een rijtje zet, kan alleen maar concluderen dat de Democraten de erfenis van Obama krachtig moeten omarmen. Hij heeft laten zien, beter dan zijn Democratische voorgangers sinds Lyndon Johnson, dat de overheid een rol heeft te spelen. Hij heeft het leven van miljoenen Amerikanen verbeterd. Hij heeft de buitenlandse politiek toegesneden op de realiteit en er bovendien nog een dosis hogere doelen in gestopt, waarvan klimaatbeheersing en respect voor internationaal recht niet de minste zijn.
Het is tijd dat de Democraten stoppen met klagen en ophouden elkaar verhalen van teleurstelling te vertellen. In januari gaf Obama een voorzet in zijn optimistische laatste State of the Union, die mooi contrasteerde met het onophoudelijke negativisme bij de Republikeinen. Trots uitstralen in plaats van teleurstelling, voor de Democraten zal het even wennen zijn, maar het voelt zoveel beter. En er is ook alle reden toe.
Beeld: (1) 26 november 2015. Barack Obama telefoneert voor Thanksgiving met Amerikaanse troepen over de hele wereld (Pete Souza / The White House); (2) Maart 2014. President Obama en de First Lady stappen aan boord van Air Force One (Pete Souza / The White House)