
Is dit werk, Some Tales, van Martin Puryear eenvoudig en in zichzelf gekeerd of toch geheimzinniger? De folder van Museum Voorlinden, waar het ensemble nu is, zegt dat de zes houten elementen als een geheime code daar aan de wand hangen. Dat zou ook kunnen. Maar wat ik zie zijn bewegende lijnen van hout die opengaan en zich strekken maar zich uiteindelijk niet recht neerleggen en stil worden. Eigenlijk is dat een glashelder verloop. Het is denk ik niet precies bedacht dat dit er zo uit moest zien maar zo is het geworden. Some Tales is tussen 1975 en 1978 gemaakt. Dat het zo langzaam ging, kan ik me goed voorstellen. Van de uitgerekte streep donker hout, aan de bovenkant gekarteld, is de onderkant recht – vrijwel zo strak als een horizon. In de lijn van karteling daarboven ontwaren we een beweging. Helemaal links begint het gekartel, als stekels, overeind te komen. Voorbij het midden bewegen ze de andere kant op – alsof er iets voorbij komt, bijvoorbeeld een snel geluid. Deze vertelling van donker hout is stram en breed van vorm. Die figuur lijkt vooral stug in vergelijking met de bijna dichtgevouwen beweging van dun hout dat juist heel soepel buigt – daarboven, wat links van het midden, de voorzichtig gevouwen lijn van hout buigt ook nog naar beneden. Ik wil deze figuur niet meteen zwierig noemen (er zijn grenzen) maar ze is sierlijker en lichter dan het gekartelde donkere stuk hout – en zeker beweeglijker (als een lange wimpel stromend in de wind) dan het spitse stuk hout helemaal onderin in het ensemble van Some Tales. Het is ongeveer zo breed als het donkere stuk hout. Kennelijk is het soepel hout want vanuit het midden (waar het aan de muur hangt) zakken de toegespitste uiteinden langzaam naar beneden. Die doorbuiging verloopt heel geleidelijk. Het lijkt eigenlijk een buiging die elk moment weer terug kan veren.

In de open en brede ruimte tussen de gerekte, slanke buiging onderin en het stugge, donkere stuk hout verder boven in de voorstelling zien we nog drie figuren voorbij komen. Deze zijn kleiner van formaat. De bewegingen die deze figuren maken ogen minder gewichtig. Slank gebogen en gekruld zweven ze licht aan ons voorbij. Die losse lichtheid komt ook doordat het een ensemble op drift is van excentrische elementen. Nu begrijp ik ook waarom het drie jaar duurde om deze figuren van hout bij elkaar te krijgen. Hout, stel ik me voor, moest worden gesplitst en gebogen toen het nog vers was en moest toen nog drogen. Hout groeit langzaam en is gevoelsmatig een traag materiaal. Aan dit werk alleen al kun je zien dat Martin Puryear nooit haast heeft. Dat ontroert mij in dit werk. Hij hing een stuk hout op en moest toen wachten. Een tweede en een derde stuk en toen weer wachten. Iets verschuiven. Weer wachten. Puryear maakt kunst vooral op de tast. Om te zien wat hij zich niet of hooguit zeer ten dele had kunnen voorstellen. Er is geen schema voor dit soort werk. Natuurlijk had de kunstenaar een verbeelding van schoonheid. Dan was er nog de plooibaarheid van hout.
Medio jaren tachtig kwam ik vaker in Chicago. Daar werkte Puryear toen. We zagen daar die vreemd geknutselde, lyrische werken van hout die er zo bijzonder uitzagen. Misschien had ik eerder dingen gezien in de verzameling van Panza di Biumo, in Varese. Some Tales bijvoorbeeld, was van hem. Maar vooral waren het toen, voor velen van ons, de hoogtijdagen van Minimal Art die grosso modo abstract en vooral rechthoekig was. Dat was een overtuiging, niet zomaar een smaak. In die context kwam het werk van Martin Puryear in beeld en dat was opvallend anders – van hout dus, gebogen, mooi en wonderbaarlijk in zichzelf gekeerd leek het, en zonder de dwang van rechte hoeken. De strengheid van Minimal Art zat misschien niet in zijn dromerige karakter. In de beheerste ordening van Some Tales zien we er wel een soort besef van. Alle zes lijnen of regels van hout, met de werking van soorten hout in hun formulering, zijn eigenlijk versies van de pure rechte lijn die een andere uitdrukking zoekt. Zo hangt daar, onzichtbaar maar aanwezig, ook een rechte lijn tussen de vertellingen waar de titel over spreekt.
In een recenter werk, Cascade, wordt de verleidelijke pasodoble tussen recht en krom nog eens perfect samengevat. Je ziet wat het is: een sierlijke beweging die linksboven begint, dan buigt en valt en dan krult en terugkrult en rechthoekig verder loopt, dat alles in één lichtvoetig verlopende figuur van slank cederhout.
PS. De dromerige tentoonstelling van Martin Puryear is in Museum Voorlinden in Wassenaar tot 27 mei te zien – met het opbloeien van de lente