Arnon Grunberg
Tirza
Nijgh & Van Ditmar, 430 blz., € 18,50

In deze klassiek vertelde roman beleven we de ondergang van een Amsterdams gezin. ‘Daar ging de ziekte van de blanke middenklasse’, schrijft Arnon Grunberg ongeveer halverwege. Hij doelt dan op zijn armzalige held, Jörgen Hofmeester, die zichzelf weerspiegeld ziet in een winkelruit. Hij is al jaren overbodig op een uitgeverij, zijn dochters worden geneukt door onjuiste figuren, zijn vrouw moet weinig tot niets meer van hem hebben en hij probeert zich op de been te houden met illusies over geld, de hoogbegaafdheid van zijn dochter, zijn mensenkennis, over opvoeding, over moraal… ja, over zo ongeveer alles. Hij doet een beetje denken aan de Mr. Jones uit het lied van Bob Dylan die wel deelneemt aan de wereld maar niet begrijpt dat alles om hem heen instort: ‘Something is happening here but you don’t know what it is.’ Grunberg heeft geen impressionistisch beeld willen geven van een dergelijke kleinburger en van dit bourgeois gezin. We krijgen als in een vertraagde film de hele achtergrond uitvoerig voorgeschoteld, oorzaken en gevolgen, bespiegelingen en verklaringen, opdat we het allemaal goed snappen. Niet alleen beschrijft hij de beklemmende en kleinzielige ideeënwereld van deze figuur, maar hij laat ook tot in detail de kleinburgerlijke handelingen zien. In de openingsscène staat Hofmeester bijvoorbeeld tonijn te snijden. ‘Hij hanteert het mes zoals hij dat geleerd heeft op de cursus “Zelf sushi en sashimi maken”, die hij vijf jaar geleden samen met zijn echtgenote heeft gevolgd.’ In één beeld de hele denkwereld van deze figuur samengebald: dit is de wereld van onzinnige cursussen, van poeha, van je groter maken, van oppervlakkigheid. Dit is satire, lijkt het, Koefnoen maakt er morgen een typetje van.

Maar satire wordt het dus niet, die houdt Grunberg deze keer op een afstand, dat is het eigenaardige van deze trage roman, al kun je wel eens wat grijnzen om de volslagen egoïstische denkwereld van de held. Misschien is het af en toe pijnlijk wat de held overkomt en zegt, zoals het pijnlijk is het gezwets van iemand op de televisie aan te moeten horen, maar tragisch of meeslepend wordt het hier niet, het blijft plat en uitgemeten. Grunberg heeft zijn antiheld niet voldoende toegestaan zich te ontworstelen aan de eendimensionale gedachtewereld die hij hem heeft toebedeeld. Soms dringt wel iets tot hem door van het belachelijke waaraan hij vasthoudt, het besef bijvoorbeeld dat hij sterfelijk is, maar het is en blijft een lul en dat zullen we weten ook, het gaat maar door en door: zijn drijfveren zijn en blijven alleen egocentrisch, zijn wereldbeeld is bekrompen en zijn daden zijn onverdedigbaar.

Het punt is dat dit vanaf de eerste bladzijde direct duidelijk is, vanaf het eerste beeld dus met dat sushi snijden. En niet meer verandert. De schrijver heeft zich er te weinig toe kunnen zetten tegenbeelden te arrangeren. Misschien alleen op het einde met het hartverscheurende meisje Kaisa, dat Hofmeester op een tocht door Namibië vergezelt, dan mag Hofmeester eindelijk tragisch zijn en daar bleef ik bij de les. Dan gaat de roman schuren en wringen en krijgt de lulligheid van die Hofmeester diepte. Het klinkt misschien raar, maar ik heb me bij dit boek hoofdzakelijk verveeld, behalve dan die laatste honderd bladzijden in Namibië. Al die uitvoerig beschreven toestanden op dat feest waar een groot deel van het boek zich afspeelt, de gesprekken met zijn vrouw die ineens weer terugkomt, de halve of hele verkrachting van een schoolvriendinnetje van zijn dochter, het wilde bij mij maar niet blijven hangen. Ook niet de uiteindelijke moord en doodslag. Er is te weinig tegenwicht, geen tegenstem. De echtgenote van de held blijft een figuur uit een soapserie die zwelgt in soapserieproblemen. De anorexia van de dochter wordt te veel eendimensionaal op rekening geschreven van de overdreven zorgzucht van haar vader. Dit alles wanhoopt niet, dit schept geen nieuwe beelden, dit vult een schema in over het leven van bourgeois mensen dat we al lang meenden te kennen uit psycho- en sociogebabbel van de televisie en de bladen: ja, ja, zo zijn die mensen. Erg hè?

Het is duidelijk dat Grunberg met deze roman het roer heeft willen omgooien. Dit is een soort realisme dat hij nog niet eerder heeft uitgeprobeerd. En je kunt er, zoals ik hierboven deed, vraagtekens bij zetten. Maar toch: hij probeerde iets nieuws uit, dat moet niet onderschat worden. Schrijven is bij deze schrijver dus niet, zoals bij veel anderen, een kunstje dat je altijd op dezelfde manier uitvoert. Schrijven is een kunst en kunst moet veranderen. Hij had ook kunnen besluiten zijn kaarten maar weer te zetten op tragische slapstick en het groteske. Dat beheerst hij als geen ander, zoals we uit zijn eerdere werk weten. Juist het verzwijgen is in dat proza vaak de drijvende kracht. Nu besloot hij zijn nek uit te steken met iets nieuws en te werken met de ingrediënten van de klassieke psychologische roman en schreef hij een zedenroman die zich afspeelt binnen een breedsprakig uitgewerkte bourgeois wereld. Misschien had hij toch binnen dit genre meer moeten zwijgen, minder duidelijk moeten zijn, minder toe moeten geven aan wat bekend lijkt te zijn. Meer moeten overlaten aan verwondering en verbijstering bij de lezer zodat die de kans krijgt zijn eigen beklemmende wereld voor ogen te krijgen en niet die van een ander.