Een leven lang loondienst in het onderwijs geeft weinig inzicht in en begrip voor lusten en lasten van ondernemerschap, zeker als je in je bubbel weinig zelfstandigen tegenkomt. In mijn zaalvoetbalclubje speelt één ‘zakenman’ en sinds kort één zzp’er. De ondernemer leek te grijnzen om ons loonslaven die kennelijk weinig financiële ambitie hadden, maar zich ook te verbazen over de vanzelfsprekendheid waarmee wij salaris en rechtsbescherming beschouwden. Risico leken wij zelfs niet te kennen. En inderdaad, waar het leven millennia voor jagers, boeren en fabrieksarbeiders geen bestaanszekerheid kende, maak ik deel uit van een generatie voor wie onderwijskansen, werk, fatsoenlijk inkomen en secundaire arbeidsvoorwaarden nagenoeg gegarandeerd waren. En deels zijn. De verzorgingsstaat. Die trouwens mijn voetbalmaat tijdens de crisis niet beschermde tegen faillissement. Het laatste dat ik hem gunde.

Tegenlicht, Ons dagelijks brood © Niels van Koevorden

Over de afkeer van vrije ondernemingsgewijze productie in simplistisch-jonge jaren ben ik al decennia heen, sterker, ik kijk er met gêne op terug. Dat een verklaring voor de lawine van integriteitsschendingen bij de vvd vergoelijkend verklaard wordt uit het feit ‘dat het nu eenmaal een ondernemerspartij is’, blijft wel behoorlijk pijnlijk, al lijkt dat ze daar zelden te deren. Want het deert hun kiezers niet. Inmiddels is het aantal zelfstandigen, vooral zzp’ers, gestegen tot boven het miljoen. Zij kunnen zich tegen arbeidsongeschiktheid verzekeren, maar tachtig procent doet dat niet. De premie is hoog (tussen 375 en 750 euro per maand, zeker voor starters niet op te brengen) en de chicanes rond uitkering voor wie daar aanspraak op maakt zijn veelvuldig. Vandaar de opkomst van het broodfonds. Tegenlicht, altijd actief op het snijpunt van actualiteit en macro-ontwikkelingen, wijdt er de eerste aflevering van het seizoen aan: Ons dagelijks brood. Drie fondsen worden bezocht: in Eindhoven, Oost-Groningen en Amsterdam (dat er alleen al meer dan vijftig telt). Het zijn clubs van zelfstandigen die een vangnet ophangen voor wie van hen ziek of anderszins arbeidsongeschikt wordt. Er is een maandelijkse inleg waarvan de hoogte bepaald wordt door de hoogte van de schenking die iemand zelf bij ziekte uit het fonds maandelijks wil ontvangen. Uitgangspunt is de betrouwbaarheid van de leden en het vertrouwen in elkaar, want er is niet, zoals bij een verzekeringsmaatschappij, een controlerende instantie die nagaat of de aanvraag medisch objectiveerbaar is. De aflevering begint en eindigt met een monoloog van een deelneemster over de pracht en kracht van vertrouwen in elkaar. Het touwtje uit de brievenbus, maar dan heel anders.

Het mooie is dat op de drie bezochte plekken dat touwtje er inderdaad niet alleen hangt, maar dat het voor de meeste deelnemers onomstreden is. Eindhoven lijkt de meest ideale en idealistische club: daar groeide het financiële voor veel deelnemers uit tot intervisie-, praat-, zelfs vriendenkring. De gemiddelde inkomens lijken er hoger dan in Groningen, waar de praktijk eerder weerbarstig bleek: kort na begin werd bij een deelnemer kanker geconstateerd en overleed de partner van een ander. Dus ging het daar (en elders) over hoe om te gaan met rouwverwerking (door dood of scheiding) of burn-out. En zien we im- en expliciet debat tussen controleurs en beperkers, vertrouwers en wantrouwers.


Sabine Lubbe Bakker, Ons dagelijks brood, VPRO Tegenlicht, zondag 3 september, NPO 2, 21.05 uur