Hij durft wel, de van oorsprong Duitse, tegenwoordig veelal in Engeland werkende historicus Peter Longerich, bekend door zijn biografieën over Himmler en Goebbels én studies naar de shoah: niet alleen schrijft hij een zoveelste levensverhaal van Hitler en nog een van 1500 pagina’s ook, maar bovendien schuift hij het werk van zo goed als al zijn voorgangers richting prullenmand. Bescheiden is anders. Voorzichtig ook. En hoe kan hij zo zeker zijn? Je hebt twee levens nodig om alles te lezen wat over Hitler geschreven is.

Wie in de internationale database van bibliotheken Worldcat op boeken zoekt met het woord ‘Hitler’ in de titel krijgt op dit moment ruim 21.000 hits. Als je daaruit vervolgens alleen de biografieën selecteert, blijven er meer dan 3000 over. De meeste daarvan verschenen in het Engels (circa 1200), gevolgd door Duits (700), Frans (300) en Spaans (250). Aardiger nog is te kijken hoe die 21.000 titels over de jaren verspreid zijn. De tendens is duidelijk. Hitler kreeg vanaf het eerste moment, zelfs nog vóór zijn machtsaanvaarding in 1933, veel belangstelling – 245 titels in 1932, ruim 600 in 1938, 720 in 1942. In de jaren vijftig liep die belangstelling sterk terug (slechts 87 titels in 1956, sinds 1932 minder dan ooit) maar in de jaren zestig kwam ze terug (1968: 362) en sindsdien is ze blijven stijgen.
De grootste stijging kwam aan het eind van de twintigste eeuw, met 660 titels aan de vooravond van de grote herdenkingen van 1995 en met in 2001 voor het eerst meer dan 1000 titels. Het voorlopig hoogtepunt werd in 2014 bereikt: 1355. Als je van deze reeks alleen de biografieën neemt, zie je eenzelfde tendens, zij het vanzelfsprekend met veel lagere aantallen. De meeste biografieën verschenen in 2014 (144), op de voet gevolgd door de jaren rond de eeuwwisseling. De minste verschenen aan het begin van de jaren vijftig (1950: 3). Weliswaar is op deze opsomming van alles en nog wat aan te merken (dubbeltellingen en heruitgaven bijvoorbeeld), over de grote lijn bestaat geen twijfel: Hitler fascineert al meer dan tachtig jaar, de belangstelling was op haar dieptepunt in de jaren vijftig en is tegenwoordig op haar top.
Van de vele honderden, ja duizenden biografieën over Hitler wordt over het algemeen slechts een handvol als belangrijk beschouwd – ook door Longerich (en mijzelf, hoewel ik er slechts een stuk of tien geheel of grotendeels gelezen heb). Uitzonderlijk om te beginnen is het tweedelig werk dat de Duits-joodse journalist en historicus Konrad Heiden in 1936-1937 in ballingschap publiceerde. Longerich noemt het overigens niet. Heiden was een van de eersten die serieus onderzoek deed naar het nationaal-socialisme en de eerste die een serieuze biografie van Hitler schreef. Dit laatste beweert niet alleen John Lukacs in een uitvoerige, hoewel ondertussen verouderde studie naar Hitler-onderzoek (The Hitler of History, 1997), dit beweerde ook een van de andere spraakmakende Hitler-biografen, Joachim Fest.
Heidens biografie ontleent zijn kracht in de eerste plaats aan de authentieke sfeer. Hij werkte vanaf 1923 als correspondent voor de Frankfurter Zeitung in München en maakte Hitler dus vanaf het eerste moment mee. Gelukkig bleef hij zijn beroep trouw en bezweek niet voor propaganda. Vandaar ook dat zijn werk nog altijd als zeer nauwkeurig wordt beschouwd. Dit neemt niet weg dat Heidens visie op Hitler en zijn beweging niet meer gedeeld wordt. ‘Taumel ohne Rausch’, luidde zijn samenvatting in een eerder werk, ‘Marsch ohne Ziel, Glauben ohne Gott und selbst in seinem Blutdurst ohne Genuss’, wat gelijkstaat aan een volstrekt nihilistische interpretatie van het nationaal-socialisme en zijn voorman. Een dergelijke visie was destijds gewoon (Herman Rauschning: Revolution des Nihilismus, 1938) maar wordt nu niet langer aanvaard. Het nationaal-socialisme zou volgens huidige inzichten door en door ideologisch zijn en dan met name gericht op de vorming van een, in de woorden van Longerich, ‘volgens racistische gezichtspunten geordend Reich’.
De tweede grote Hitler-biografie dateert van een paar jaar na de oorlog (1952), werd geschreven door de Britse historicus Alan Bullock, heeft als belangrijkste bron de verslagen van de processen van Neurenberg en geeft eenzelfde nihilistische uitleg aan Hitler en zijn politiek. Zo verwijst Bullock nadrukkelijk naar Rauschning, ooit een nazi, later een fanatiek tegenstander. Hitler zou volgens Bullock een machiavellist zijn, een machtspoliticus, een opportunist, iemand die alles deed om zijn doel te bereiken. Longerich bestrijdt deze visie van onbegrensd opportunisme en schrijft Hitler, conform de huidige inzichten, wel degelijk een ideologie toe. Bullocks biografie was internationaal een enorm succes en domineerde jaren het debat. Het heldere, speelse taalgebruik en de Engelse afkomst van de schrijver speelden daarbij zeker een rol.
Vervolgens duurde het tot het begin van de jaren zeventig dat er weer een biografie verscheen die alom indruk maakte: dat is de al even genoemde van Joachim Fest uit 1973. Opmerkelijk hieraan is vooral de accentverschuiving van de persoon Hitler naar zijn omgeving c.q. aanhang. Opmerkelijk is verder de sindsdien vaak herhaalde opmerking van Fest dat Hitler als een groot staatsman de geschiedenis in gegaan zou zijn als hij in 1938 gestorven was. Opmerkelijk tot slot – en voor Longerich het belangrijkst – is de kwalificatie van Hitler als een Unperson: ein Mensch ohne Eigenschaften. Dit op zijn beurt verklaart ook waarom Fest zoveel nadruk op de omgeving legt. Volgens hem was het uiteindelijk deze die Hitler maakte.
In laatste instantie is dit ook de visie van de biografie die precies een kwart eeuw na die van Fest verscheen en op dit moment veelal als toonaangevend wordt beschouwd: het tweedelig werk van de Britse historicus Ian Kershaw. Nog sterker dan Fest beklemtoont Kershaw de structuur van de samenleving waarin Hitler opereerde. Daarmee was volgens hem ook de taak van de biograaf gegeven. ‘Hij moet zich niet op de persoon Hitler concentreren maar op de aard van zijn macht.’ Het historisch fenomeen Hitler zou met een dergelijke concentratie het best verklaard worden.
Het zal niet verbazen – zo gaat het met historische slingerbewegingen – dat Longerich vooral op deze laatste en op dit moment meest geprezen visie zijn pijlen richt. Hitler moet juist niet vanuit maatschappelijke krachten verklaard worden, stelt hij. Ook beweert hij, met name tegenover Fest, dat het onjuist is Hitler te zien als een man die in de schaduw van zijn eigen charisma stond, ‘die meer en meer vervreemd raakte van de werkelijkheid, een “zwakke dictator”. In plaats daarvan’, zo schrijft hij, ‘willen we ons op de autonoom handelende politicus richten.’ En die politicus, aldus zijn kritiek op de aloude nihilistische uitleg van man en beweging, was vervuld van een missie.
Aldus de rode draad van Longerichs werk. Keer op keer beschrijft hij hoe Hitler bewust en nadrukkelijk de omgeving naar zijn hand probeerde te zetten. Dat deed hij op alle mogelijke manieren, via propaganda, geweld, architectuur, aanwezigheid. ‘Opmerkelijk is hoe doelgericht Hitler zijn rol als Führer begon te verstevigen’, schrijft hij in een hoofdstuk over de eerste periode na de machtsgreep. ‘Daarbij paste ook dat hij de permanente zelfstilering verder naar zich toe trok door de resterende mazen in het systeem van controle op de media te dichten.’ Dit is de Hitler van Longerich: een energieke, doelgerichte persoon die zeer goed wist wat hij wilde en van dat doel geen moment afweek. Vandaar ook dat je bij hem voortdurend zinnen aantreft als: ‘Dankzij de consequente benutting van [deze] machtsmiddelen verschafte de dictatuur zich een maximale speelruimte’ en: ‘De Tweede Wereldoorlog was Hitlers oorlog.’ Niets charisma, onderbuik, structuur of andere moeilijk grijpbare verschijnselen en mechanismen. Nee, machtspolitiek, nadrukkelijk en doelbewust.
Dit geldt ook voor het thema dat sinds geruime tijd als de kern van het nationaal-socialistische doen en denken wordt beschouwd, de shoah. Over de vraag hoe het zo ver heeft kunnen komen, zijn bibliotheken vol geschreven. Longerich heeft over het uiteindelijke antwoord weinig twijfel. Het zal niet verbazen: Hitler. Niet alleen was hij er altijd op uit de joden te vernietigen, ook zette hij zijn raciale politiek doelbewust in als wapen. Zo beval Hitler volgens Longerich nadrukkelijk dat de deportaties op klaarlichte dag moesten plaatsvinden zodat de westerse media er goed van op de hoogte waren en vooral de Amerikanen begrepen dat er met Duitsland niet te spotten viel. Maar de jodenvervolging was ook een instrument in Hitlers binnenlandse politiek. ‘In het algemeen ging het erom’, schrijft Longerich, ‘de Duitse bevolking in te stellen op een “wereldbeschouwelijk” gefundeerde strijd.’
Heeft Longerich het bij het rechte eind? Eerlijk gezegd weet ik het niet, wat eigenlijk zoveel is als zeggen: ik denk van niet. Ook hij beklemtoont weer één aspect en wel dat wat gezien de dominante aandacht voor de shoah op dit moment het meest voor de hand ligt: doelbewustheid. Bij de vernietiging van volledige bevolkingsgroepen past geen ‘zwakke’ leider.
Inderdaad, Hitler was geen ‘zwakke dictator’ zoals Hans Mommsen de later populaire structuralistische interpretaties samenvatte. Maar zijn invloed ging ook weer niet zo ver, denk ik, als Longerich doet voorkomen. Alle door hem beschreven uitspraken, gedachten en bevelen zijn van Hitler afkomstig, geen twijfel mogelijk. Maar woorden zijn geen daden. Daarvoor is meer nodig: een land, een volk, een samenloop van omstandigheden. Anders gezegd: eenduidige verklaringen voldoen nooit. Hoe moeilijk wellicht ook te geloven, Hitler was ‘ook maar’ een mens.
Beeld: Adolf Hitler, gefotograffeerd op de middelbare school (Spaarnestad)