Een paar weken geleden zat ik in een radio-uitzending en vroeg iemand mij, nadat we het over de Verlichting en politieke verwarring hadden gehad: ‘Maar wat waren dan volgens jou de oorzaken van de Franse Revolutie?’ Jeetje, dat was veertig jaar geleden, middelbare school. ‘De staat was bankroet… en de voedselprijzen stegen…’ stotterde ik, en opeens zag ik weer mijn bevlogen leraar voor de klas staan die, met het Communistisch Manifest in de hand, de Franse Revolutie uitlegde en ons warm maakte voor ‘de klassentegenstellingen’ tussen de adel en de burgerij – en ons aan de hand van die Franse Revolutie het marxisme uitlegde. Mooie verhalen over Danton, Saint Just en Robespierre. De Franse Revolutie kan ik geloof ik alleen nog maar marxistisch uitleggen. En toch, anno nu, zijn die helden hun glans totaal kwijt, hoewel ik nog graag over ze lees. Je ziet wat voor onverstandige fanatiekelingen het waren. Robespierre en Danton – waarom moest de een de ander nu met de doodstraf bedienen? Wat wij destijds leerden, was dat gedurende de Franse Revolutie politieke verschillen altijd morele geschillen werden. Daardoor ging de Revolutie ten onder. Het eigenaardige is dat ik dat tegenwoordig eveneens de hele tijd waarneem. Ik heb al eens geschreven dat ik in een Amsterdams kunstenaarscafé kwam en een bekende kunstenaar mij toeriep: ‘Luister nou eens, links is goed en rechts is slecht!’ En naarmate ik meer schrijf en debatteer over de politiek is dat een standpunt dat ik steevast ontmoet. ‘Wilders is toch gewoon slecht?’ ‘Die Rutte deugt toch niet?’ Zijderveld, CDA-ideoloog, had het vorige week ook: de PVV is eigenlijk de NSB, want het is net als de NSB een beweging en geen politieke partij. Hij liet maar even weg dat de NSB zich ergens bij aansloot en de PVV zich ergens tegen afzet. Maar zelfs als hij daarin gelijk zou hebben, dan is de PVV niet te vergelijken met de NSB. Maar ook rechts, en zeker de PVV, beroept zich op morele zuiverheid. En zo zie je dat er niet meer over politiek wordt gesproken, maar over of je deugt of niet. Daarom wordt religiekritiek en zeker islamkritiek, of anti-islamisme, meteen gezien als racisme. Cutting edge: je hebt kritiek op de islam, dan deug je niet, dan ben je namelijk rechts, dus racist. Tegenwoordig voel ik me bijna verplicht een stemverklaring af te leggen tijdens openbare debatten: ‘Dames en heren, ik stem niet op Wilders’, zei ik laatst, en dat werd met gejuich begroet, wat ik vreselijk vond. Nu zeg ik, naar waarheid: ‘Dames en heren, ik weet niet op wie ik ga stemmen. Ik weet het echt niet.’ En dan vraagt er altijd wel iemand: ‘Dus u overweegt ook op Wilders te stemmen?’ Als ik knik, is dat al fout. Nu moet ik ook zeggen dat ik eigenlijk nog nooit in zeer rechtse kringen ben uitgenodigd om te discussiëren, maar ik denk dat het daar net zo zal zijn. Als atheïst (Robespierre was geen atheïst, herinner ik me opeens) hoopte ik altijd dat logica en wetenschappelijk denken het politieke denken zouden overheersen en morele problemen zouden kunnen slechten. Dat is niet zo. Duizend wetenschappelijke rapporten kunnen aantonen dat ontwikkelingshulp niet helpt, toch geven we ontwikkelingshulp, ‘want je kunt die mensen daar niet in de steek laten’. Ben je tegen ontwikkelingshulp, dan ben je wreed en deug je niet. De politieke verwarring die er momenteel heerst heeft daarmee te maken: goed en slecht zijn goed en slecht niet meer. Maar er zijn wel politici die verdomd goed weten wat goed en slecht is, en als we niet denken zoals zij, zijn we slecht, terwijl we liever goed zouden zijn. Dat is verwarrend.