Wat maakt dat je een boek wilt blijven lezen? Die vraag stelt elke lezer zich van tijd tot tijd, maar de grote roman van Max Pam, Leviathan of Het hart in de steen, zette me daar wel erg nadrukkelijk over aan het denken.

Er is iets geks met dit boek. Ik heb er een weekje mee doorgebracht, kon het soms niet wegleggen, las nu eens hele stukken vluchtig en geeuwend, en dan weer betrapte ik me erop dat ik op straat liep te mijmeren over de hoofdpersoon. Ik heb zelfs gedroomd van Albert Steinberg, onderzoeker aan een instituut dat een kruising lijkt van het Niod, Clingendael en het P.J. Meertens. Het is dan ook nogal divers wat er op zijn bordje komt: de moord op Theo van Gogh, het proces tegen Demjanjuk, en dan is er nog de zoektocht in Alberts eigen familiegeschiedenis, die hem voert langs joodse diamantslijpers en de dood van zijn grootvader in Sobibor.

Maar nu dat gekke. Pam stouwt zijn vijfhonderd pagina’s vol met cliffhangers, suspense, stomtoevallige ontmoetingen, auto-ongelukken, overspel, zelfmoord. De hele werkschuur van het hard-boiled-genre is opengeklapt, tot aan een mysterieuze diamantenzwendel toe. Ik merkte dat juist die spanningsverhogende traktaties me koud lieten. Hoe het afloopt met dat diamantencollier dat Albert via een mysterieuze vrouw in de schoot geworpen krijgt – de centrale draagbalk van de romanconstructie – interesseerde me op den duur geen biet meer. Wat maakt dan dat ik bleef lezen?

Waar anderen op hun trommeltjes zouden roffelen, glipt Max Pam ertussenuit © Kors de Bruin

Uiteindelijk komt het, denk ik, altijd neer op deze vraag: wil ik een paar uur in de belevingswereld van deze of gene verteller doorbrengen? En nee, van dat weekje met Albert Steinberg kan ik niet zeggen dat ik spijt heb. Integendeel. Je hoeft geen doorgewinterde Max Pam-watcher te zijn om te weten dat hij voor de Volkskrant het proces tegen Demjanjuk volgde, dat zijn grootvader omkwam in Sobibor en dat hij bevriend was met Theo van Gogh. Het is onzinnig om strikt formalistisch te beweren dat dit geen enkele rol speelt als je Leviathan leest. En zelfs zonder die kennis denk ik dat je wel door hebt dat het bij die onderwerpen menens is. Dan gloeit deze roman op, is hij levensecht en zo sterk dat hij de stuwende verhaallijnen lijkt af te stoten als iets lichaamsvreemds.

Verhalen over Van Gogh en de bijtende toespraak die hij niet mocht uitspreken in aanwezigheid van Beatrix. Details over de zonnebril en de pet waarmee Demjanjuk zich, al dan niet gespeeld doodziek, tooit tijdens zijn proces. Het is allemaal vaker verteld, ook door Pam zelf, maar in dit boek is het nieuw, levend, en dat komt door de vertelstem, waarin je onmogelijk Max Pam níet kunt horen doorklinken: ‘Als Geert Wilders zijn functie niet had overgenomen, zou Theo van Gogh voor grote groepen Nederlanders nog steeds de meest gehate figuur zijn geweest. Hij zou daar met plezier kennis van hebben genomen.’

Maakte Pam er een thriller van omdat hij vreesde dat men het anders als los drijfzand zou zien?

Steinberg, dat heeft iets weg van een van W.F. Hermans’ sterkste vertellers, van wie hij duidelijk de kale scenische registratietechniek heeft afgekeken. Bijvoorbeeld als hij zijn werkgever betrapt op het instituut: ‘Verstrengeld op de bank ligt Oslinga met Hannelore in zijn armen. Ze zijn beiden naakt. Haar prothese ligt op de grond. Ik zie haar schaamhaar en de stomp van haar linkerbeen.’

Ja, het gaat er allemaal wat ruiger aan toe dan in Voskuils Bureau. Overspel, zelfmoord, bedrog en verraad, allemaal in zo’n overdaad dat de waarschijnlijkheid ervan verdampt. Dat lijkt Pam zich ook wel te realiseren. Het is alsof hij Albert daarom zo kort en koel laat blijven bij de dramatische wendingen, zoals de dood van zijn vriendin. Waar anderen op hun trommeltjes zouden roffelen, glipt Pam er haastig tussenuit, zodat we nergens de emotionele impact ervaren van die klappen.

‘Mijn manier van verwerken is verdringen’, zegt Albert zelf, maar dan is het toch aan de auteur om al die verdrongen emoties subtiel onderhuids voelbaar te maken. Dat gebeurt ten dele, en het sterkst in de familiegeschiedenis, het verhaal van de grootvader, deels via dagboeken verteld.

Door af te dalen tot in de negentiende eeuw, en uit te waaieren over half Europa, doet de roman een brede, panoramische greep, die je in ons binnenkamerlandje maar zelden in dank wordt afgenomen. Maakte Pam er daarom een thriller van? Omdat hij vreesde dat men het anders als los drijfzand zou zien? Terwijl die samenhang er uiteraard is. Onrustig Nederland, van het Palingoproer tot de moord op Van Gogh. De uiteindelijke onkenbaarheid van de geschiedenis, zowel persoonlijk als van een familie. En de eeuwige kwesties als schuld, beschadiging, vergeving. Dat is allemaal niet mals, maar heeft geen bindgaren nodig. Al die plotlijnen snoeren het verhaal in en dat knelt. Tegen het einde ontwikkelde ik nog een andere hypothese: is het wellicht de auteur zélf die verwerkt middels verdringing, en daarom de inslagkracht dempt met al die op de kop getikte spulletjes uit Hollywood?

Die geven het drama een groteske dimensie, iets komisch dat er ongetwijfeld met opzet zal zijn ingebracht. Een enkele keer schiet dat wel heel erg uit de bocht, bijvoorbeeld als advocaat ‘Bram Snorkowicz’ langskomt – ik trok meteen een gele kaart. Hoe dan ook, luchtig tegenwicht biedt verteller Steinberg al van nature, door zijn vileine ironie, door het plezier waarmee hij anekdotes, feitjes, herinneringen, halve en hele roddels rondstrooit. Dat is Max Pam op z’n best. Hij moet alleen zichzelf er nog van overtuigen dat dat genoeg is.


In een eerdere versie van deze recensie werd de hoofdpersoon steevast aangeduid als Albert Steigman. Dat moet Albert Steinberg zijn.