Mijn vader verzamelde vuurwapens. Wanneer hij zijn pistolen poetste, kon hij mijn broer en mij indringend aankijken, vurig hopend dat de vonk zou overslaan. Kijk toch jongens, zei hij dan, hoe mooi dit is gemaakt. Het liet ons koud. De pijn van die genekte bekeringsdrang voelde ik later, toen ik mijn eigen kinderen zonder succes de liefde voor de auto trachtte bij te brengen.
Maar de muziek, die mochten ze niet versmaden. Muziek is het wezenlijke. In 1985 hoorde ik het Concertgebouworkest onder Leonard Bernstein Mahlers Negende spelen, zijn laatste voltooide. Het is een requiem voor een cultuur die niet verder kan. De symfonie wil niet meer luidkeels blazend in de eind-goed-al-goed-modus triomferen. Het spel is al te vaak gespeeld en het is 1910, de wereld staat op springen. De ineenstorting van de Habsburgse dubbelmonarchie in een verschrikkelijke oorlog is het echte verdwijnpunt, dat de Roths en Mahlers in romans en noten instinctief voorzien. De Negende is een zelfvernietigingsmachine die zichzelf wanhopig blijft verwonden en bespotten, een psychisch bouwwerk dat chronisch instort en herrijst tot het in de finale niet meer gaat en de muziek bezwijkt in schitterende onmacht. Toch wil Mahler blijven geven wat hij kan, uit liefde voor het leven. Dat stuk is het hele verhaal van de mensheid. En iedereen die verder wil moet horen wat het is, de moed der wanhoop.
December. Het Noord Nederlands Orkest speelt de Negende onder Antony Hermus. Ik ruik mijn overdrachtsmoment en vraag mijn zoon mee. We zien een volle zaal vol grijze koppen. Ik klaag mijn nood over de publieksvergrijzing, hoor mij grumpy mopperen over de jeugd die liever gamet en tindert. Dan herrijzen, zacht en stokkend, hoorn en harp en cello, klarinet en strijkers met die schutterige, stamelende frasen uit hun crisiscoma.
De uitvoering is grandioos. Hermus is niet benauwd voor het geweld van de wilsinspanning. Hij vreet en laat zich opvreten. Hij sloopt de muren van het labyrint. Laat, waar gehakt wordt, spaanders vallen. Maakt, goed ding, niets mooier dan het is. Het stuk heeft baat bij een zekere rafeligheid en verwildering, ondanks de pijnlijke precisie van de schrijfwijze. Dit dirigeren is ook veldslag tegen veldslag. Het tweede en derde deel grimassen met groteske bekkentrekkerij van een conceptualistische wispelturigheid die het verdomd goed spelende Noord Nederlands Orkest niet altijd even acrobatisch naar het pijpen danst. Het moet zo. De spanning van het leeglopende slot is ontwrichtend. Hermus trekt het einde na de laatste noten diep de stilte van de ademloze zaal in. Het is wederom verpletterend.
Naast mij zie ik iemand geobsedeerd naar de bühne staren. Holy shit, hoor ik mijn zoon zeggen. Hij heeft gehoord en begrepen. De cultuur is gered. Dat in het hoge noorden nu een man zit die dit kan is een godsgeschenk.
De opname is te beluisteren via nporadio4.nl/concerten/9387-mahler-9