De jaren negentig van de vorige eeuw hadden enkele stemmen die zo karakteristiek waren dat ze dat decennium net zo nadrukkelijk kleur gaven als de Tamagotchi, Friends, tribal-tattoos, Jim Carrey en gabbers. Alanis Morissette, Courtney Love en Shirley Manson waren enkele van die vrouwelijke stemmen; Scott Weiland, Kurt Cobain en Chris Cornell enkele van de mannelijke. Gelukkig zijn er ook mannelijke stemmen die de alternatieve kant van de jaren negentig belichaamden en wél nog leven: Eddie Vedder, Mark Lanegan en Greg Dulli. Lanegan was de zanger van de Screaming Trees, Dulli van The Afghan Whigs. Ze vonden elkaar het vorige decennium in verschillende bands en projecten, zoals The Gutter Twins en The Twilight Singers.

Op het podium vallen ze allebei samen met hun stem. Dulli is de soulzanger in een rocklijf, flamboyant en charismatisch; Lanegans stem komt uit de diepste krochten, en hij staat het liefst net buiten het licht, statisch, als de stem van de schemer. Omdat Lanegans stem zo ongelooflijk diepdonker is, wordt hij vaak ingezet als tegenkleur: tegen de stem van ex-Belle & Sebastian-celliste Isobel Campbell, of als pilaar van vocale onverzettelijkheid te midden van de dynamiek van Queens of the Stone Age. Met sommige van al die projecten ging Lanegan ook op tour, en kwam hij op gigantische podia en festivals terecht. De omgeving veranderde, Lanegan niet: hij stond daar te staan, zei geen woord, bewoog geen meter, opende zijn mond en klonk zoals alleen Mark Lanegan klinkt. Op zijn nieuwe single Skeleton Key wordt hij begeleid door een tamelijk monotone, niet per se wonderschone beat, en dat maakt helemaal niets uit voor de spanning van het nummer: die ligt volledig in zijn voordracht; dreigend, onheilspellend grommend, raspend in zijn langgerekte uithalen in genadeloze zinnen: ‘I spent my life tryin’ every way to die/ Is it my fate to be the last one standin’?’

Het had een Greg Dulli-tekst kunnen zijn: die heeft al lang geleden zelfhaat tot hoeksteen van zijn oeuvre uitgeroepen. En ook zijn tweede soloalbum Random Desire opent in dat opzicht klassiek dulliaans: ‘Desolation, come and get it.’

Maar hij verkent hier andere wegen. Tekstueel, muzikaal, vocaal. Had ‘The Tide’ in al die opzichten nog een (uitstekend) Afghan Whigs-nummer kunnen zijn, in ‘Scorpio’ klinkt en zingt hij lichtvoetig, en in een paar rustige nummers, zoals het fraaie open waaierende ‘Black Moon’ doet hij eerder denken aan Elvis Costello dan aan de jonge versie van zichzelf. De meest fraaie demonstratie van de nieuwe Dulli is ‘Lockless’, dat net als Lanegans single drijft op een elektronische, kale beat. Maar halverwege, rond de twee minuten, duiken opeens trompetten op, die Dulli begeleiden naar de finale. Dulli haalt uit, zijn uithalen gaan onverminderd door merg en been, en hij zingt in weerwil van zichzelf: ‘Won’t you let your savior share your shame?/ Try to keep it together/ moth to blame.’

Greg Dulli – Random Desire (album, BMG). Greg Dulli speelt op 26 maart in Paradiso Noord, Amsterdam. Mark Lanegan – Skeleton Key (single, nu te streamen). Mark Lanegan speelt op 21 mei op Dauwpop in Hellendoorn en 22 mei in Podium Victorie in Alkmaar