Waarschijnlijk had ik niet op een onhandiger manier kennis kunnen maken met het werk van Christine Angot door deze in Frankrijk reeds bekroonde roman als eerste te lezen, maar er is gewoon niet zoveel van haar vertaald, en toen ik deze binnenkreeg begon ik en ben ik gewoon niet meer opgehouden. Een onmogelijke liefde is de geschiedenis van de liefde tussen Pierre en Rachel, verteld door hun dochter Christine. Het is een liefde waarvan heel langzaam de exceptionaliteit tot je doordringt, omdat het de schrijfster lukt een volkomen naïef gezichtspunt in te nemen. Hoe onvoorstelbaar en griezelig knap dat is – al vind ik ‘knap’ altijd een beetje een raar compliment, misschien kan ik beter zeggen ‘geslepen’ – besef je als lezer, en als niet-kenner van het werk van Angot, pas helemaal op het eind. Wat je krijgt voorgeschoteld is een dolverliefd stel waarvan alleen de een al gauw gedoemd is de méér willende partij te zijn, en de ander de afhoudende. Omdat, nogmaals, het verhaal zo matter-of-factly wordt verteld, met behulp van vele integraal geciteerde brieven over en weer, dringt het feit dat de man nogal een klootzak is, misschien wel slechte motieven in de zin heeft, maar heel langzaam door. Het komt erop neer dat hij Rachel wel ergens wil stallen, zwanger en wel, maar dat hij haar niet echt in zijn leven wil. Er zijn voortdurend redenen waarom hij niet bij haar en zijn dochtertje kan zijn, en de moeder klampt zich vast aan ieder klein woordje van toekomstig weerzien in de brieven. Er blijven ontmoetingen en vrijages, in hotelkamers, autoritjes, met de kleine Christine erbij die dol is op haar vader, en de moeder die de lof van de vader tegenover haar dochtertje blijft zingen.
Een groot deel van de roman is het oproepen van een andere onmogelijke liefde, namelijk die tussen de moeder en de dochter. Christine is als klein meisje verliefd op haar moeder, die ze de mooiste van de hele wereld vindt. De precieze kleine anekdotes die Angot opdist, de adoratie van het kind voor de moeder, haar omhelzingen, het wachten op haar, zijn van een ongelooflijk ontroerende kracht. Temeer omdat in de intensiteit de tijdelijkheid al besloten ligt, en inderdaad is er van de bekoring van de dochter tegen de tijd dat ze in de puberteit komt niet veel over. Slaperigheid, ergernis en afkeer voeren nu de boventoon, en ook dit fenomeen, het type slaperige walging dat je alleen ten opzichte van je moeder lijkt te kunnen voelen op zeker moment in je leven, wordt ongelooflijk strak beschreven. Angot hanteert een bijzondere schrijfstijl en put uit een zakelijk idioom, ik weet er geen betere omschrijving aan te geven dan dat ze een soort anti-roman lijkt te schrijven, vol herhalingen, en heel feitelijk registrerend. De liefde van Christine lijkt zich te verplaatsen van de moeder naar de vader, de derde onmogelijke liefde, en de meest navrante.
Ik denk dat ik zal moeten proberen het andere werk van Angot in het Frans te lezen, want nu ik het een en ander over haar heb opgezocht daagt het me dat incest het grote thema van haar werk is en dat alles tezamen waarschijnlijk één groot kunstwerk vormt, het kunstwerk dat ze van haar leven heeft gemaakt. Ik verklap dan ook niet echt iets – op de achterflap is sprake van verkrachting van de dochter, wat ik eigenlijk nogal vreemd geformuleerd vind – als ik zeg dat de roman uitmondt in een gesprek tussen moeder en dochter waarin én de dochter haar moeder ter verantwoording roept, én haar met hervonden mededogen bekijkt. Ik kan me voorstellen dat in het licht van haar eerdere werk de laatste bladzijden van deze roman zich nog meer laten lezen als een apotheose, een inzicht dat de schrijfster misschien na zoveel tijd heeft verworven, dat de vader in zijn minachting van een geliefde die Joods was en uit een lagere sociale klasse afkomstig, haar definitief dacht te kunnen vernietigen door hun kind jarenlang te misbruiken. Ik moest denken aan een ander ingrijpend werk over een vader-dochterverhouding, The Kiss, van de Amerikaanse schrijfster Kathryn Harrison, uit 1997, gevat in weliswaar een andere taal, maar ook een taal van verlangen en bezit, en ook een uiterste poging om via die taal te zegevieren.