
Ik kijk naar een blauwe tekening van Robert Zandvliet. Wat ik zie is, denk ik, een bevende lijn die, kruipend en sluipend, zichzelf aan het zoeken is – dat wil zeggen op zoek naar welke verdere vormgeving daaruit zou kunnen groeien. Ook is het de vraag hoe precies in haar bewegingen de lijn zijn kan. Want de blauwe kronkel of slinger van vetkrijt is geplaatst in een rechthoek die met dun potlood uit de losse hand eerst getekend is. Die rechthoek geeft de omvang en proportie aan van een eventueel schilderij dat Robert Zandvliet zich bij de tekening zou kunnen voorstellen. Intussen heb ik begrepen dat het ook ging om het herzien van een ouder schilderij. Bijvoorbeeld: het arrangement van drie haarspelden, elkaar doorkruisend, horizontaal en dus landschappelijk in zijn ruimtelijke mise-en-scène. De rechthoek is dan een voorlopige nadere definitie ervan: zo breed ongeveer, zo hoog. In die bijna vierkante vorm waarin richtingen dubbelzinnig zijn, kan energie van vormgeving alle kanten op gaan.

Precies dat is wat ik de lijn zie doen. Ook zie ik een beweging van lijn die hier en daar licht aarzelt. Met andere woorden, als ik zie hoe bedachtzaam de lijn zich voortbeweegt, komt het mij voor dat Zandvliet, terwijl hij de lijn laat ontstaan, tegelijk ook heel aandachtig het voortgaan ervan gadeslaat. Dat is wat ik zijn beheersing noem, van oog en hand. Die beheersing, die kenmerkend is voor zijn handschrift, zie ik ook in de stevigheid van de tekeningen – zelfs in deze die verder zo spaarzaam is. Maar wat die lichte aarzelingen betreft: die zijn, stel ik me voor, er een gevolg van dat hij soms ook impulsief tekent maar tegelijkertijd toch steeds overweegt wat hij ziet gebeuren. Hij is op zijn hoede. Wat er ook in het hoofd van de kunstenaar speelt – de bedoeling is dat denkbeeld hoe dan ook anders te formuleren. Daarbij ging het niet om de details van een formulering maar veeleer om hoe het verloop van een lijn (hoe die zich draait en strekt) een andere dynamische spanning in de ruimte van het blad teweegbrengt. Volgens mij begon de lijnbeweging in het midden aan de linkerkant – en ging toen schuin rechts naar beneden, naar het midden. Als je aan een landschap denkt, is het ook logisch dat de beeldruimte zo vanuit het midden wordt opgevouwen. Het blauwe vetkrijt is zacht van soort, dus, onder druk van de hand, is de lijn eerst dun, wordt dan geleidelijk dikker om weer slanker te eindigen. Met dun bedoel ik niet spits, want de lijn begint daar alsof ze uit het niets te voorschijn kruipt of naar beneden sijpelt. Door die voorzichtige zwelling die dan volgt, ziet de lijn er krachtiger uit. Je ziet dat ze zich spant. Tegelijkertijd zit er een lichte buiging in haar beweging. Dan volgt een nauwe, kromme slinger die na haar ovale verloop weer terugbuigt richting de eerste lijn. Daar, als de beweging zijn voltooiing nadert, zien we de lijn zich weer ontspannen. Vanuit dat punt van ontspanning komt het volgende stuk lijn op gang: eerst een slingerend stuk, wapperend als een vaandel, dat verderop strakker en kantiger wordt. Het eindigt, rechts bovenin, met een hoekige haak. De verdikkingen in deze onrustige zwiepende lijn, en de verslankingen, zijn een gevolg van draaiende bewegingen van de hand met het stuk vetkrijt. Ook die zijn wezenlijk deel van het handschrift – zoals de energie waarmee een pianist de toetsen aanslaat.
Het lijkt alsof er in dit laatste stuk lijn, rechts naar boven toe, een soort versnelling zit. Daardoor wordt ze ook dikker, eindigend in die abrupte haak. De verdikking daar lijkt op die van de lijn linksonder. Die is evenwel gestrekter in haar beweging. De lijn naar rechtsboven begint kabbelend en krijgt dan de energie van een golfslag. Zandvliet tekent daar en denkt tegelijkertijd aan breed bochtige penseelstreken. Eigenlijk is vetkrijt een afkorting voor smeuïge verf.
Nu ik weet dat de tekening een reflectie is op dat oudere schilderij, een ensemble van haarspelden, zie ik dat het blad eerst een samenvatting ervan is en dan een impulsieve herziening. Verloop, richting en energie van de blauwe lijn (gestrekt, draaiend, sneller of langzamer, kronkelend, zwiepend) monden uit in een figuur die breed is en expansief. De ruimte is wijder en losser. Dat moet komen door de dynamische soepelheid van het handschrift die in de tekening de toon zet. Er ontpopt zich, aarzelend en behoedzaam, een nieuwe versie van wat al bestond. Deze tekening is dus, zoals de andere tekeningen ook, een metamorfose naar een formulering die nog niet bestaat maar zou kunnen bestaan. Robert Zandvliet tekent dus, op deze bijna nonchalante manier, om zich andere configuraties te kunnen voorstellen. Hij tekent om te zien. Terwijl wij dan van heel dichtbij meekijken, van krabbel naar krabbel, zien we geleidelijk het opklaren van de tekening.
PS. De tekeningen van Zandvliet zijn tot 4 januari te zien in De Pont in Tilburg. Het fraaie boek erover (en over een groep van zeven nieuwe schilderijen), Stones Sketches, is uitgegeven door Galerie Onrust in Amsterdam
Beeld: Robert Zandvliet, Zonder titel, 2007, grafiet en pastel op papier, 21 x 29,7 cm (Peter Cox, Eindhoven / Courtesy Galerie Onrust). (2) Robert Zandvliet, Zonder titel, 1996, tempera op linnen, 40 x 65 cm (Jaring Lokhorst, Amsterdam / Courtesy Galerie Onrust)