Temmink is een vechtfilm uit de onderklasse van het genre. Een soort B-film. Nu is voor de Nederlandse situatie het probleem dat B-films hier helemaal niet gemaakt kunnen worden om de eenvoudige reden dat er geen A-films worden gemaakt. Nederland kent geen regelmatige industriële filmproductie; elke gemaakte film is hier een al dan niet gelukkig incident. De klassieke B-film bewoog zich in Hollywood in de marge van de filmindustrie. Met behulp van tweedehands decors, op de zwarte lijst geplaatste regisseurs, aan de drank geraakte sterren en in studio’s die tussen het draaien van twee echte films leegstonden, werden de B-films in elkaar gedraaid. In alle opzichten tweederangsfilms die een publiek vonden omdat ze rauwer, platter, sensationeler, gewelddadiger en seksueler waren dan de veel voorzichtiger A-film voor het brede publiek. B-films hadden, zeker voor liefhebbers, wel bijzondere kwaliteiten. Hun ruwe vulgariteit kon hoogst filmisch uitpakken en ook al werden ze gehaast met een laag budget gemaakt, het was wel vakwerk, misschien wel juist omdat het lopendebandwerk was.
Temmink wil er dus uitzien als B-film zonder echt B-film te kunnen zijn. Hij is, zoals de meeste Nederlandse films, een lowbudget-film. Er is wel een nieuw decor nodig (omdat in een land zonder filmindustrie tweedehands decors niet bestaan), maar het mag niet meer kosten dan een tweedehands. Het is het verschil tussen economisch (de B-film) en armoedig (de lowbudget-film). In de categorie lowbudget zijn mooie, eenvoudige en artistieke films te maken (zoals het productioneel aan Temmink gelieerde De Poolse bruid), maar bij een actiefilm wordt soberheid en eenvoud al snel knulligheid.
De film speelt zich af in de nabije toekomst en is strikt genomen niet alleen een vechtfilm, maar ook nog sciencefiction. De film speelt in een soort Brave New World met geheel andere juridische en wetenschappelijke inzichten ten aanzien van menselijke agressie dan we gewend zijn. Door die andere inzichten zijn we weer terug bij af aan het begin van de beschaving: misdadigers en ketters vechten voor hun leven terwijl het plebs toekijkt. Alleen de duim van de keizer is vervangen door de afstandbediening: de kijker thuis beslist of de overwonnen gladiator moet worden afgemaakt of nog een kans krijgt in een volgend gevecht. Nu behoort sciencefiction tot de duurst denkbare genres. Futurologische locaties zijn per definitie niet voorhanden en vragen bovendien om een overtuigend design. Ik zal er niet te lang bij stilstaan, maar dit laatste is in Temmink niet gelukt.
Enkele critici hebben zich niet zozeer gestoord aan de wat rammelende buitenkant van Temmink, maar vooral aan de vermeende teneur. De film is ‘onfris’ en ‘ranzig’ genoemd. Daarmee werd bedoeld dat regisseur Boris Paval Conen zijn zogenaamd waarschuwende toekomstvisie op menselijke agressie en de exploitatie daarvan door de media alleen maar had verzonnen om ‘lekker’ geweld te laten zien. Zoiets wordt ìn de film ook gezegd. De ene kooivechter probeert de andere te demoraliseren door hem te verwijten dat het doden hem geil maakt. De regisseur zou zich te buiten zijn gegaan aan ‘gore details’, en die animeermeisjes die de gladiatoren ontvangen, vielen ook niet in goede aarde.
Die moraliserende kritiek vind ik zeer misplaatst. Het heeft weinig zin om een jonge filmmaker die nu eens niet een serieuze filmhuisfilm wil maken, te verwijten dat hij een ‘kinderlijke fantasie’ heeft. Conen heeft een film willen maken die in een specifieke traditie staat en die evident verwant is aan stripverhalen en computerspelletjes. Temmink is een jongensfilm. Een film waarbij ouders en meisjes scheldend de zaal verlaten. Temmink is boy power.
- Butcher Boy van Neil Jordan viel helemaal niet tegen. Een roodharige jongen met een veel te grote fantasie moet opgroeien met een dronken vader, een labiele moeder en een buurvrouw die zijn bloed wel kan drinken. En dat ook nog op het ijzigste moment van de Koude Oorlog in een fundamentalistisch katholiek plaatsje in Ierland. Hoogstaand absurdistisch realisme. Jordan vond bovendien de perfecte jongen voor zijn hoofdrol. In veel te weinig bioscopen: Movies (Amsterdam) en Springhaver (Utrecht).
- In het Filmmuseum is een nagenoeg volledig retrospectief van de Japanse grootmeester Shohei Imamura te zien. De films van Imamura gaan over het leven aan de zelfkant, maar achter de rauwe façades vond hij veel gevoeligheid en menselijkheid. Dagelijks, nog tot en met 22 juli.