Bij de aanvaarding van zijn tweede ambtstermijn heeft president Bush een historische rede gehouden. Visionair. Hij heeft gezworen dat Amerika de roeping van de tijd zal volgen: de vrijheid overal op onze aarde bevorderen. Wat had hij anders kunnen doen? Iets over Irak zeggen, en over Afghanistan, of wat minder een beroep op God doen. Scherpslijpers hebben 28 keer het woord «vrijheid» geteld. Maar historisch bleef het. Vrijheid en democratie moeten verder in de wereld worden verbreid. En «de bondgenoten van de Verenigde Staten moeten weten dat we hun vriendschap eren, dat we rekenen op hun raad en afhankelijk zijn van hun steun».
Gefeliciteerd. Wat had je trouwens anders verwacht? Het staatshoofd heeft gesproken, zijn best gedaan om boven de partijen te staan. Nu komt het weer aan op het verrichten van de grote daden. Volgende maand is Bush in Brussel om de vrienden van het oude Europa te ontmoeten. De verkiezingen in Irak zijn dan bijna vier weken achter de rug, zodat we ongeveer kunnen weten hoe het volk daar zijn entree in de democratie ervaart.
Misschien hebben de ministers Rice en Rumsfeld zich intussen nader uitgelaten over de ervaringen van de Special Forces in Iran. Hoeft dit land nog niet pre-emptive te worden aangevallen? Is de mars naar de wereldvrijheid niet verstoord door een grote aanslag? Zijn er geen bekende wereldburgers vermoord, martelschandalen in een gevangenis ontdekt? Onder zulke relatief ideale omstandigheden kunnen de westerse leiders rustig bespreken wat ze van elkaar verwachten.
Er is om te beginnen één ouverture die moet worden vermeden: dat een van de partijen met een groot gebaar zal verklaren dat de andere weer in genade wordt aangenomen. Het grote politieke probleem in Brussel is Irak. Daarbij moet Europa zich op het slechtste voorbereiden. Hoe de verkiezingen in Irak ook verlopen, ze zullen door Bush gepresenteerd worden als het bereiken van de volgende mijlpaal op de weg naar de democratisering van het Midden-Oosten. En terwijl we in Europa van harte hopen dat hij gelijk heeft, houden we rekening met het andere scenario: dat in een land in deze toestand, zonder democratische traditie, geteisterd door terrorisme en op weg naar de burgeroorlog, de tegenstellingen door de uitslag verder worden verscherpt. Verkiezingen kunnen de polarisatie stimuleren. In Irak zijn de omstandigheden daarvoor praktisch ideaal.
Maar de weg naar uitstel is afgesneden. Hoe dit waagstuk ook uitpakt, Irak is het gemeenschappelijke probleem van Amerika en Europa. Als het experiment de chaos bevordert, wordt het de nachtmerrie van het Westen. Daarbij zinken alle door Washington opgesomde voordelen in het niet. De verwijdering van Saddam Hoessein, de bevrijding van de dictatuur, de geopende weg naar de vrijheid voor het volk, die hele opsomming waarmee de oorlog wordt gerechtvaardigd is waardeloos geworden als de bevrijder er niet in slaagt de orde te scheppen die het beloofde land binnen bereik moet brengen. Op grond van bijna twee jaar ervaring mogen we daar ernstig aan twijfelen. «Een opsomming te geven van het verschil tussen bedoelingen en resultaten is ondoenlijk; het land is ermee bezaaid», noteert de Amerikaanse historicus John Lewis Gaddis in het laatste nummer van Foreign Affairs. In zijn poging de wereld te overtuigen van zijn grote strategie is Bush te kort geschoten. Het wachten is op de komende vier jaar.
Hoe de toestand in Irak zich na de verkiezingen ook zal ontwikkelen, het land op korte termijn ontruimen is voor de Amerikanen niet mogelijk. En langzamerhand wordt duidelijk dat ze het alleen niet meer aankunnen. De onderneming gaat te veel geld kosten, de steun van de openbare mening brokkelt af, misschien zijn er te weinig troepen. In ieder geval is er een schrijnend gebrek aan goed nieuws. Washington heeft zichzelf in de naderende crisis gevangen. Dat is overal ter wereld al ruim voor het begin van de oorlog door velen voorzien. In minder ernstige gevallen zou dat een reden kunnen zijn voor leedvermaak. Maar daarmee wordt de ernst van het geheel onderschat.
Vóór de oorlog begon, was Saddam een obsessie voor een kleine groep politieke denkers in Washington. Nu is Irak het grootste probleem voor de buitenlandse politiek van het hele Westen. Ook Europa wordt in Irak gevangen genomen. Een groot deel van het land is verwoest, de terreur heeft zich er gevestigd, de antiwesterse stemming, niet alleen in Irak maar in de hele regio, is groter geworden. Herinneren we ons het historisch-visionair getetter van twee jaar geleden en bekijken we het resultaat. Een treuriger tegenstelling hadden we ons niet kunnen voorstellen.
Europa heeft het over zich heen laten komen. Het heeft zich óf bepaald tot de rol van toeschouwer, óf laten verleiden tot kritiekloze medeplichtigheid in de mislukking. Politiek gezien maakt het geen verschil. In Irak heeft Europa niets te vertellen. En het lijkt alsof het zich daarbij heeft neergelegd. Aangaande het geheel van het Midden-Oosten bestaat geen duurzame gedachtewisseling, laat staan een plan of een initiatief.
Dat is onbegrijpelijk kortzichtig. Door zijn oorlog heeft Bush een regionaal probleem tot een van de grootste vraagstukken van deze tijd bevorderd. Het is in het belang van de Arabische wereld en Europa dat de chaos daar wordt getemd. Dat moet Bush in Brussel horen. Met een alternatief dat van meer kennis van zaken getuigt dan wat Bush experts ten beste hebben gegeven. Het begin van de oplossing ligt in het einde van het Amerikaanse geweldsmonopolie. Dat moet de president in Brussel worden gezegd. Misschien luistert hij.