In het Rotterdamse Pendrecht hield de parlementaire onderzoekscommissie naar het integratiebeleid afgelopen maandag een hoorzitting. Een mooie inkijk in de meningsvorming van maatschappelijk actieven. De eerste generatie migranten bleek timide. Ze verloor zich in het hulpverlenersjargon dat ook de aanwezige oudere Nederlanders gebruikten om de multiculturele samen leving te verdedigen. Ze praatten niet over integratie, maar over «een beetje zachtjes doen met elkaar». De tweede generatie migranten was verre van murw, maar praatte ook niet over integratie. De kekke jongelui waren boos omdat ze vinden dat zij en hun ouders besmeurd worden. Ze eisten de vrijheid om te leven zoals hun dat goeddunkt, veelal religieuzer dan hun autochtone leeftijdgenoten, maar altijd met als uitgangspunt de letter van de Nederlandse wet. Als tegenstander troffen ze de nieuw-rechtse Michiel Smit, een generatiegenoot met een warrig verhaal over «aanpassen of oprotten». Er waren die avond natuurlijk ook groepen mensen afwezig: de voortijdige schoolverlaters, de criminele jongeren en de goochelaars met de sociale voorzieningen.

Kortom, wat je zag was dat het multiculturele conflict andermaal grotendeels in culturele termen werd uitgevochten. Ten onrechte, want daar waar het misgaat met migranten falen niet alleen ouders en individuen maar ook instituties als het onderwijs en de sociale diensten. Maar klaarblijkelijk vechten de woordvoerders van beide partijen het liefst op het terrein van geloof en volksliedjes.

Uit de Rapportage minderheden 2003 van het Sociaal en Cultureel Planbureau kun je ondertussen opmaken dat de migranten die hier al sinds de jaren tachtig zijn het verhoudingsgewijs goed doen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Het zijn de sindsdien binnengekomen migranten (asielzoekers, huwelijkspartners) die voor de niet altijd even vrolijk stemmende statistieken zorgen. Wat het specifieke minderhedenbeleid precies betekend heeft is volgens het SCP moeilijk vast te stellen. Het maakte wel een verschil, maar generatiewisseling en economische groei bewerkstelligden ook dat veel van de relatieve vooruitgang vanzelf ging. Integratie kost meer tijd dan geld. Alle plannen en maatregelen stonden symbool voor het idee dat Nederland een multiculturele samenleving was of zou moeten worden.

Of dat ooit echt gelukt is, staat te bezien. Uit diezelfde Rapportage minderheden kun je opmaken dat Turken en Marokkanen zich de moeite van het schrijven van een sollicitatiebrief besparen. Zonde van de postzegel, want op een brief met een rare naam komt per kerende post een afwijzing. De komende tijd verdwijnt veel ondersteuning voor minderheden, waaronder het meeste beleid gericht op de arbeidsmarkt. Deels vanuit veronderstelde economische noodzaak, maar in ieder geval weer als symbolische daad. Ditmaal om uit te drukken dat multiculturalisme nastreven uit den boze is. Maar als onder een regime van goede bedoelingen het al niet zinvol is een sollicitatiebrief te schrijven, hoeveel kans heeft die jonge Turk dan onder een zakelijk bewind?

Het is een sombere conclusie, maar onder ongewijzigde omstandigheden groeien hier hele generaties jongeren op met toenemende in plaats van afnemende vijandbeelden. Door uitsluiting op de arbeidsmarkt, door onbegrip, door religieus fanatisme. Of beleid helpt, kun je betwisten. Dat niets doen niet helpt niet.