Opeens vroeg ik me af waar Milo Yiannopoulos was gebleven, de parelketting-dragende, alt-right ‘internet supervillain’ en lieveling van conservatief Amerika, die in zijn webshop T-shirts en mokken verkocht met ‘Feminism is Cancer’ erop. In 2016 leek Yiannopoulos nog een belangrijke bijdrage te hebben geleverd aan Trumps overwinning; ‘Daddy’ noemde hij zijn leider destijds liefdevol. Inmiddels lijkt het een eeuwigheid geleden.

Een jaar later, in 2017, schreef ik mijn eerste grote artikel voor De Groene, over giftige mannelijkheid. Ook Yiannopoulos figureerde daarin. Volgens de statistieken is dat nog altijd mijn best gelezen stuk, wat me stiekem toch doet afvragen of al mijn bijdrages sindsdien een gestage gang bergafwaarts vormen. Soms ben ik daar bang voor, dat ik het niet meer kan, schrijven. Ideeën genoeg, maar ik vrees het moment dat het me niet meer lukt om orde in de chaos te scheppen, al was het slechts voor mezelf, want hoe rijg je nog zinnen aan elkaar als de chaos elke dag alleen maar lijkt te groeien?

In dat eerste stuk noemde ik ook Proud Boys, een obscuur clubje rond frontman Gavin McInnes, die vooral online fulmineerde tegen mannen met make-up. Tegenwoordig lijkt datzelfde Proud Boys uitgegroeid tot een knokploeg van Trump, klaar voor een burgeroorlog: ‘Stand back and stand by’, sprak Trump ze persoonlijk toe tijdens een televisiedebat met Joe Biden. Maar Yiannopoulos hoort niet bij hen. Yiannopoulos was een eenling en zijn fifteen minutes of fame zijn voorbij.

Fifteen minutes of shame, zong Marilyn Manson in de vorige eeuw. Waar is híj eigenlijk gebleven? En het soort muziek dat hij maakte? Nummers over depressie, angst en verdriet zijn er genoeg, maar Manson verpakte die emoties altijd in een maatschappelijke aanklacht: het is de wereld die ons gek maakt.

Voor Yiannopoulos waren het minuten van schaamte, of beter gezegd van shaming, die hem juist beroemd hebben gemaakt. Online nagelde hij alles wat hem niet beviel aan de schandpaal: vrouwen, mensen van kleur, transgenders en de hele politiek-correcte elite erbij. Tot er eindelijk een lijn werd getrokken en hij een levenslange ban kreeg opgelegd door Twitter, Facebook en Instagram. Daarmee verloor hij zijn podium, maar de echte genadeklap kwam pas toen hij in een interview zijn goedkeuring uitsprak over seksuele relaties tussen jonge jongens en oudere mannen. Toen lieten ook zijn conservatieve beschermheren hem vallen.

Er zijn geen narren meer nodig want er valt niet meer zoveel te lachen

Was het Zygmunt Bauman die zei dat in een vloeibare wereld alles zijn vastigheid heeft verloren behalve pedofilie? En mensen daarom alleen nog in kindermisbruik een moreel anker, een idee van goed en kwaad, en dus houvast vinden?

Destijds, in 2017, riep Yiannopoulos dat niets van dit alles hem kon deren, hij was te groot om klein te worden gekregen, maar het laatste nieuws over hem bericht enkel nog over geldproblemen en een glas water dat hij in een restaurant over zich heen kreeg gegooid.

Misschien is hij ook gewoon overbodig geraakt. Yiannopoulos was een nar, een narcist en een nihilist, net zoals de meeste van die gefrustreerde alt-right-jongens van vier jaar geleden. Hun racisme, fascisme en seksisme was vooral for the lulz, zoals ze zelf zeiden. Dat je er ook veel aandacht en geld mee kon verdienen was ondertussen mooi meegenomen. Inmiddels heeft hun gedachtegoed zich echter ontwikkeld tot een serieuze beweging, met intellectuele voormannen als Jordan Peterson en politieke leiding van Bolsonaro en Trump. En zijn de aantijgingen ook veel serieuzer geworden: de linkse elite is geen naïeve kliek in geitenwollensokken meer, maar een baby-etende, pedofiele cabal. Er zijn geen narren meer nodig want er valt niet meer zoveel te lachen.

In het magistrale boek The Dirt, een biografie van de jaren-tachtig-glamrockband Mötley Crüe, beschrijven de bandleden succes als een zelfstandig opererende machine die iedereen vermaalt die ermee in aanraking komt. Wie goddelijk geluk, een goede timing en de tijdgeest mee heeft, kan van het eerste plateau, een bestaan in obscuriteit, naar het vierde en hoogste geraken, dat van wereldfaam. Maar tijdens die weg omhoog zul je wel alles van waarde verliezen, liefde, vriendschap en gemoedsrust, waarna onherroepelijk ‘The Crusher’ wacht.

Ik moest daaraan denken, nog mijmerend over Yiannopoulos, toen ik onlangs op de website Astronaut.io stuitte. Bekijk de aarde van een afstand, is de opdracht ervan, en zie de mensheid voor wat hij werkelijk is. In dit geval komt die ware aard tot uitdrukking in een eindeloze opeenvolging YouTube-clipjes, elk tien seconden lang, met allemaal één ding gemeen: ze zijn titelloos en hebben nul views. Een meisje dat zingt, het promopraatje van een tandarts, een kledingkast, een man die over straat loopt (was hij maar tegen een paal gelopen, dan had hij viral kunnen gaan!). En opeens stelde ik me voor dat ik Milo Yiannopoulos hier voorbij zou zien komen, alleen op zijn kamer, foeterend tegen de camera over de kanker die feminisme is, weer gereduceerd tot een van de velen: ongezien en ongehoord.

Wat is het verschil? Voor iedere persoon die het bovenste niveau van de machine haalt zijn er miljoenen die dat niet doen, maar vroeger of later valt iedereen. ‘The only way to beat the machine is to die’, aldus Mötley Crüe. Het is zowel een mistroostige als een hoopvolle gedachte, afhankelijk van je blik: uiteindelijk gaat alles voorbij, ook dit.