Eind maart tweette vice-president Mike Pence een foto van een vergadering tussen Donald Trump en een groep conservatieve Congresleden, de naargeestig rechtse ‘Freedom Caucus’. Op de agenda voor die vergadering stonden de voorgestelde wijzigingen in de zorgwetgeving over, onder meer, zwangerschap, kraamhulp en gynaecologie. Op Pence’s foto stonden 34 mensen – allemaal mannen.
In eerste instantie reageerden feministen en andere weldenkende mensen verbaasd en verbolgen. Blijkbaar zat de patriarchale misogynie zo diep in het dna van Trumps Witte Huis dat het zelf niet eens in de gaten heeft hoe slecht een foto eruit ziet met 34 witte, rijke mannen die over de gezondheid van alle vrouwen beslissen.
De tweede reactie, op blogs en in opiniebijlages, ging een stuk dieper: wat nu als het geen foutje-bedankt was van een nog onwennige regering? Wat nu als het een impliciete boodschap was van Trumps diep conservatieve, extreem-rechtse achterban? ‘Kijk, wij mannen hebben het weer voor het zeggen.’ Zoiets.
Vrijwel gelijktijdig verscheen op betaalzender Hulu de eerste aflevering van een nieuwe tv-serie, naar het gelijknamige boek van Margaret Atwood: The Handmaid’s Tale. In het eerste shot zie je een jonge vrouw met een kind vluchten door een bos. Ze draagt een stoere jas, een spijkerbroek, haar blonde haar los. Er wordt geschoten, ze verstoppen zich, ze denken dat ze veilig zijn maar dan worden ze toch hardhandig gegrepen door mannen met zwarte jassen, de vrouw wordt met een knuppel neergeslagen.
21 september in TivoliVredenburg:
International Literature Festival Utrecht: de avond van de roman
Met o.a. Marja Pruis, Stephan Sanders en Niña Weijers
Het volgende shot zit dezelfde vrouw voor een raam, het licht valt prachtig de kamer binnen. Ze draagt een lange, stijve, bloedrode jurk, en heeft een soort zeventiende-eeuws kapje op haar hoofd. In de voice-over hoor je haar zeggen dat ze fantaseert over zelfmoord, maar dat ze daar niet aan wil. Ze heet ‘Offred’, zegt ze, al heette ze ooit anders. Ze loopt de trap af en wordt door de vrouw des huizes voorgesteld aan de heer des huizes, aan wie ze een soort spreuk van onderdanigheid moet uitspreken. Zijn naam is Fred, en het duurt eigenlijk best een tijdje voordat je snapt dat ‘Offred’ geen naam is, maar een aanduiding: of fred, ze is van Fred, zijn eigendom.
Normaal gesproken zou je kunnen zeggen dat The Handmaid’s Tale ‘gewoon’ de zoveelste schitterende tv-serie is, ‘prestige television’, geweldig gefilmd met geweldige acteurs. Maar in het klimaat van Trump lijkt het iets meer te zijn. Het lijkt alsof de bedenker van The Handmaid’s Tale de impliciete machtsfantasieën van achteloze male privilege – grab ’m by the pussy – Trump-fans tot het uiterste heeft doorgedacht: een strenge religieuze maatschappij waarin vrouwen ontdaan zijn van hun rechten, hun opleiding, en enkel nog als echtgenote, huishoudster of gedwongen draagmoeder dienen. Alsof Atwood heeft nagedacht over de fantasieën die zelfs Trump en zijn 34 ambtenaren niet hardop durven uitspreken en die op papier heeft gezet. Behalve dan dat Atwood haar roman schreef in 1985.
In een groot profiel van Margaret Atwood (geboren in Ottawa, Canada, in 1939 – haar vrienden noemen haar Peggy) in de New Yorker, afgelopen april, werd beschreven hoe ze haar archief bezocht. Ze schonk het een paar jaar terug aan de universiteit van Toronto. Aanvankelijk, in de jaren zestig, maakte Atwood naam als letterkundige, met een aantal grote studies over wat Canadese literatuur zo Canadees maakt (kort samengevat: zoals Engelse literatuur altijd om het symbool van het eiland draait, Amerikaanse literatuur om het symbool van de frontier, verovering en ontdekking, zo draait Canadese literatuur altijd om overleven). Maar ze had geen ambitie hoogleraar te worden. Ze gaf les om haar schrijven te kunnen betalen: haar eerste roman ging over een vrouw die zodra ze verloofd is, geen hap meer door haar keel krijgt. Haar eerste poëziebundel onderzocht, op een speelse manier, genderverschillen, al sprak niemand toen nog over ‘gender’.
In het New Yorker-stuk, onderweg naar het archief, zegt ze dat ze het moeilijk vond toen al als feministische schrijver aangemerkt te worden. ‘Ik was niet in New York, toen dat allemaal begon, in 1969. Ik was in Edmonton, Alberta, waar geen feministische beweging was en waar er ook nog lang niet een zou komen.’ Inmiddels kan Atwood zeker in Canada niet over straat zonder herkend te worden, door fans met handtekening- of selfieverzoeken, maar ook door verkeersagenten. Van The Handmaid’s Tale zijn een paar miljoen exemplaren verkocht, net als van haar andere grote roman, The Blind Assassin (2000), die veel prijzen won.
Het idee van The Handmaid’s Tale, zei Atwood, was niet om slechts de standaardvraag te stellen waarmee zo’n beetje alle dystopische fictie begint – ‘Zou het hier kunnen gebeuren?’ – want in feite wás het al gebeurd. In een van de 474 archiefdozen op de universiteit, gemarkeerd als ‘Handmaid’s Tale, background’ zat het bewijs, zei ze. In de doos zaten tientallen uitgeknipte krantenberichten uit de jaren tachtig. Een artikel over het verbod op abortus en contraceptie in Roemenië, een verhaal over de teruglopende geboortecijfers in Canada, berichten over pogingen van Republikeinse senatoren in de VS om subsidies aan zorginstellingen terug te draaien die aan abortussen meewerken. Er zaten knipsels in over de Bhopal-ramp in India en de langetermijneffecten daarvan op de bevolking en over een sekte in New Jersey waarbij vrouwen als ‘handmaiden’ werden aangeduid, ‘dienstmaagd’. Het woordje ‘handmaiden’ was in het knipsel onderstreept.

Atwood trekt je heel langzaam het leven van Offred binnen. Ook zij begint met de kamer waar het licht zo mooi naar binnenvalt. Ze beschrijft het warme hout, de gepoetste deurknoppen, sprei en vloerkleed die allebei handgemaakt zijn, authentiek, omdat ‘ze’ van de traditionele normen en waarden houden die van handgemaakte dingen uitgaan. Maar Atwood laat haar Offred ook opmerken dat er geen balken in de kamer zijn, ‘of andere dingen waar je een touw om kunt knopen’. Het raam kan helemaal open, maar is wel ‘shatterproof’. Weglopen is geen probleem, want ver zul je niet komen. ‘Ze’ zijn eerder bang van ‘those other escapes, the ones you can open in yourself, given a cutting edge’.
Het duurt lang voordat je begrijpt wie ‘ze’ zijn, voordat Offred haar kamer en haar huis uitkomt. ‘Ze’ is de regering van Gilead, een theocratische militaire dictatuur die ontstond in een deel van de VS nadat het door een ecologische ramp en een burgeroorlog in fragmenten uiteenviel. Omdat vruchtbare vrouwen door de ramp zeldzaam zijn geworden, worden ze bij gezinnen geplaatst. Ze mogen niet lezen, niet schrijven, en moeten op gezette tijden geritualiseerde seks ondergaan met hun meester of eigenaar. Zelf noemt Offred het geen verkrachting, want het hele proces is te raar om het met seks te associëren, zegt ze. Misschien is het ook niet het ergste voor haar: erger dan het fysieke is het mentale. Wanneer haar eigenaar Fred een keer bezorgd aan haar vraagt of hij haar leven beter, draaglijker kan maken, en vraagt wat hij haar kan geven, zegt ze: ‘Ik wil het weten.’ Wat?, vraagt hij. ‘Alles wat er aan de hand is.’
Het is moeilijk te begrijpen dat er mensen waren die verbaasd waren toen tijdens de verkiezingen de tape uitlekte waarop Trumps ‘grab ’m by the pussy’-opmerking te horen was. Wie verbaasd was had bitter weinig mensenkennis, want je hoeft een man als Trump niet heel lang mee te maken om aan te voelen dat dit een man is die graag op mensen neerkijkt, en op vrouwen in het bijzonder. Wat veel moeilijker te begrijpen was, was dat het blijkbaar niet uitmaakte. Trump scoorde slecht bij vrouwen – maar lang niet zo slecht als verwacht. Maar sinds mensenheugenis scoorde een presidentskandidaat niet zo goed bij (witte) mannen. Dat hij het niet tegen een man opnam, maar tegen Hillary Clinton, bracht de giftige masculiniteit van hem en zijn beweging alleen maar scherper in beeld. Zoals een commentator in The New York Times opmerkte, Trumps supporters waren niet alleen tegen Hillary Clinton, ‘they hated her with unchecked phallic rage, wearing “Trump That Bitch” T-shirts’.
Het wijze van Atwood is dat ze in The Handmaid’s Tale aan de ene kant schetst hoe de uiterste consequenties van die ‘phallic rage’ eruit zouden kunnen zien, maar tegelijk ook het onhoudbare van die machtsfantasieën laat zien. Op een heel impliciete manier laat ze merken dat de regenten in Gilead ook maar nauwelijks in hun dogma’s geloven. Fred, een hooggeplaatste commandant, krijgt er iets zielig door; als hij Offred vraagt of hij iets kan doen om het draaglijker te maken, snapt zij meteen dat als haar leven draaglijk zou zijn het voor hem oké wordt.
Maar het is meer dan dat. Hij lijkt ook aan te voelen dat doordat hij haar menselijkheid onderdrukt, hij daarmee ook een deel van zijn eigen menselijkheid onderdrukt. Atwood noemt zichzelf geen feministische schrijver, maar als haar roman één ding laat zien, dan is het wel dat ‘we should all be feminists’, dat er niets moois aan is om man te zijn als vrouwen geen vrouw mogen zijn.
Dat is precies wat zo tragisch is als je weer de beelden ziet van de gal spuwende, boze Trump-aanhangers. Alsof ze hun eigen menselijkheid per ongeluk thuis hebben gelaten. Het is jammer dat Trump alleen tv-shows kijkt, geen tv-series. (Of hij de aandachtspanne heeft een heel boek te lezen is verder niet bekend, maar the odds are against it.) Hij zou van The Handmaid’s Tale heel veel over zijn eigen bange, boze onderbuik kunnen leren.