China, Japan, Zuid-Korea en Hongkong zijn de landen die betrokken waren bij de productie van The Promise, de nieuwe film van Chen Kaige (1952), die vooral bekend is van de internationale hit Farewell My Concubine uit 1993. Kaige is samen met Zhang Yimou het boegbeeld van de «Vijfde Generatie», een beweging in de Chinese cinema die eind jaren tachtig een breuk met de conservatieve cinematografische traditie in dat land bewerkstelligde en vrije, radicale films opleverde. Kaige en Yimou oogstten vooral in het Westen veel lof voor het feit dat het visuele in hun werk even belangrijk was als het verhaal en de personages. Dat succes leidde ertoe dat de Chinese cinema toenemend een internationaal publiek trok en recent nog twee meesterwerken opleverde: Hero (2002) en House of Flying Daggers (2004) van Yimou. Kaige daarentegen haalde in de laatste jaren nooit meer zijn oude niveau, ondanks dure, transnationale producties en de betrokkenheid van grote Amerikaanse distributiemaatschappijen. Hoe frustrerend het falen van Kaige is, blijkt ook uit The Promise.

Een beeldschone prinses, Qingcheng (Cecilia Cheung) sluit als kind een duivelspact met een verleidelijke, vrouwelijke geest: in ruil voor de eeuwigdurende bewondering van alle mannen geeft zij het recht op bij die ene man te zijn die echt van haar houdt. Slechts wanneer tijd «achteruit loopt» kan deze vloek worden verbroken. Wanneer een dappere strijder, generaal Guangming (Sanada Hiroyuki) de prinses redt, wordt ze verliefd op hem. Maar was dat wel Guangming? Of was het de slaaf Kunlun (Kan Dong-Kun) vermomd als de generaal? Dit gegeven is maar het topje van de ijsberg, want er volgen zo veel nevenverhaallijnen dat je er duizelig van wordt. Hierbij biedt het magisch realisme ook geen uitkomst. De sprookjesachtige sfeer is hypnotisch én frustrerend: ondanks de complexiteit van vorm en inhoud wordt het verhaal nooit echt dramatisch.

Toch is The Promise een werk waar je graag van zou willen houden. Het speelt zich af in een visueel wonderland, een wereld waarin iedere scène qua compositie perfect in balans is, waarin de jurken van prinses Qingcheng niet alleen prachtig zijn, maar vooral ook prachtig waaien in de wind. Dit overdrijven kan mooi zijn: als de geest verschijnt, vloeit haar haar soepel naar achteren terwijl bloemen uit de hemel vallen; als generaal Guangming zijn wapenrusting aandoet verandert hij in een knalrode, bovennatuurlijke figuur; en als Kunlun rent, is hij een bliksemschicht tegen de achtergrond van het onwerkelijke landschap van het verhaal én van de film.

The Promise faalt, omdat de kijker geen moment echt met de personages begaan kan zijn. Interessante motieven als liefde, verraad en het noodlot gaan ten onder in de obsessie van de regisseur met visuele bombarie. Anders dan in Yimou’s Hero, waarin de prachtige beelden nooit losstaan van het verhaal, hebben de special effects van Kaige geen ander bestaansrecht dan dat ze mooi zijn. De vraag rijst of Kaige zich inmiddels zo op een buitenlands publiek richt dat hij ook op een overdreven manier rekening houdt met de smaak van westerse kijkers. Dat valt zeker af te lezen aan de stroperige muziek in de stijl van James Horner (Titanic). En de overdonderende special effects in The Promise doen denken aan een nieuwe Hollywoodfilm als Mission Impossible III. Het verschil is wel dat alle «bovennatuurlijke» taferelen in die Tom Cruise-film doorgaans thematisch en verhaaltechnisch gemotiveerd zijn, zodat zijn film kwalitatief veel beter is dan die van Chen Kaige.

Te zien vanaf 15 juni