Hij was vastbesloten bioloog te worden om zijn in de gevangenis ontwikkelde theorie over het functioneren van het menselijk brein te bewijzen. Dus week hij uit naar Cambridge, waar hij een typisch Brits middenklassenhuis betrok met een heel lange achtertuin. Tijdens jaren van eenzaamheid in de gevangenis had hij in gedachten ook een kasteel gebouwd, steen voor steen, kamer voor kamer, verdieping na verdieping. En dus moest het huis in Cambridge zijn ‘kasteel’ worden. In Wales vond hij de juiste steen voor zijn open haard. Vervolgens kocht hij leren ‘kasteelmeubelen’, precies zoals hij zich had voorgesteld. In de tuin vond hij de lange aarden hobbels echter maar raar, vooral toen in het voorjaar stengels naar buiten begonnen te steken. Hij trok ze eruit en verbrandde ze, tot afschuw van zijn buren, want die wisten heel goed dat het asperges waren, en asperges zijn in Engeland heilig.
Vladimir Boekovski groeide op in Moskou, een onbevreesd straatjochie dat alle straatjes en binnenplaatsjes op zijn duim kende die de stad toen nog rijk was. Dat kwam eind jaren vijftig heel goed uit, toen bij het Majakovski-monument voordrachten werden georganiseerd. Eerst met werk van bekende onderdrukte sovjetdichters als Anna Achmatova en Osyp Mandelsjtam, later met die van de dissidenten van het eerste uur. Boekovski’s taak was om de dichters na afloop in veiligheid te brengen, daar was hij een meester in.
In 1963 volgde zijn eerste arrestatie en opsluiting in een psychiatrisch ziekenhuis. Wie in de Sovjet-Unie een dissident was, werd afgeschilderd als geestesziek. Er zouden nog twee arrestaties volgen, de laatste in 1971. Deze resulteerde in een veroordeling tot zeven jaar werkkamp en vijf jaar verbanning, deze keer omdat hij een lijvig pakket documenten naar het Westen had gesmokkeld die het politiek misbruik van de psychiatrie aan de kaak stelden en die het Westen cruciaal bewijs opleverden in hun campagne tegen dit misbruik. Boekovski werd ongenadig hard afgestraft, maar bleef ongebroken.
Ik leerde Boekovski kennen toen ik nog scholier was. Na het lezen van Solzjenitsyns Goelag Archipel besloot ik in 1977 Boekovski een brief te schrijven. Hij was korte tijd ervoor, in december 1976, op het vliegveld van Zürich uitgewisseld tegen de Chileense communistenleider Luis Corvalán. Tot mijn verbazing reageerde hij op mijn brief. We raakten bevriend en correspondeerden voortdurend, zo ontstond een wat ongewoon contact tussen een Rotterdamse scholier en een wereldbekende held uit de Sovjet-Unie.
Na aankomst in Engeland kreeg Boekovski van premier Margaret Thatcher een pen met de mededeling ‘hiermee moet je je memoires schrijven’. Hij ging aan het werk. Hij schreef ’s nachts, terwijl overdag een typiste zijn handgeschreven teksten uittikte. Na drie maanden waren zijn memoires klaar. In het Nederlands kwamen ze uit onder de titel Kasteel tussen vier muren, een verwijzing naar het kasteel dat hij in de cel in zijn hoofd had gebouwd. Het was een meesterwerk, dat de opkomst van de dissidentenbeweging in de Sovjet-Unie beschreef, vol humor, diepe inzichten en rare beschrijvingen van situaties. Boekovski op zijn allerbest.
Vanaf 1978 bezocht ik Boekovski zeer geregeld, eerst in Londen, later in Cambridge. Hij was nog relatief jong, vooral van geest. Vanaf zijn twintigste had hij vrijwel zijn hele leven achter tralies doorgebracht, hij had nogal wat in te halen. Hij was zestien jaar ouder, in vele opzichten een mentor die mij voorbereidde op mijn carrière als mensenrechtenactivist, maar in andere opzichten nog even jong en onbezonnen als ik. Nooit vergeet ik de avonden die we na middernacht doorbrachten in een Grieks restaurant in zijn straat. Na sluitingstijd ging in de kelder het feest verder, ditmaal alleen voor genodigden. Boekovski vond het Griekse gebruik om borden tegen de muur kapot te gooien geweldig en bestelde het ene voorgerecht na het andere om maar borden te hebben om mee te smijten.
In Cambridge haalde hij op zijn sloffen zijn diploma. De neurowetenschapper besloot zijn studie voort te zetten in Stanford in Californië, waar hij in een promotieonderzoek zijn theorieën wilde bewijzen. Maar dat viel hem zwaar, hij verveelde zich dood wanneer hij urenlang om de twintig minuten op een knop moest drukken om een elektrische schok toe te dienen aan proefkonijnen. De behoefte om zich geheel te concentreren op zijn strijd tegen de kgb en het communisme in het algemeen werd steeds sterker, en hij gaf zijn studie op. Een kardinale fout, zo vond hij later, want daarmee was hij vanaf dat moment een eeuwige rebel. Eerst tegen het communisme, later ook tegen alles wat hij ‘sovjetachtig’, ‘totalitair’ of simpelweg te bureaucratisch vond.
Dit was ook de tijd dat onze relatie verzuurde. We kregen onenigheid over te nemen stappen, en enerzijds reageerde hij als een soort vader tegen een ongehoorzaam kind, anderzijds duldde hij geen tegenspraak. Als product van een sovjetopvoeding was hij niet erg democratisch aangelegd, en bovendien vond hij dat het doel de middelen heiligde. Zo sloot hij onheilige allianties met rechtse regimes alleen omdat ze anticommunistisch waren, en ging hij om met dubieuze figuren. Uiteindelijk minimaliseerde ons contact zich tot een paar e-mails per jaar. Maar de emotionele band bleef, als een soort gebrouilleerde vader/zoon-relatie. Zijn dood laat een vreemd soort leegte achter, met onverwerkte gevoelens, maar ook in het besef dat een groot man is heengegaan, een man die zelf moeilijk met zijn eigen grootsheid kon omgaan en die veel van zijn verdriet en onvermogen onder meer met behulp van drank probeerde te vergeten.