De hele suburb?
Halverwege de Old Providence Road, op een kleine groene heuvel tussen de onmetelijke landgoederen en de luxueuze villa’s, staan drie gammele huisjes die bewoond worden door zwarte families. Aan de andere kant van de weg ligt het terrein van de Matthew Murkland Presbyterian Church. Op dit terrein stonden tot voor kort twee ‘zwarte kerken’: een houten kerk die honderd jaar geleden is gebouwd, en een nieuwe bakstenen kerk die 23 jaar geleden aan de oude houten is toegevoegd om de groeiende gemeenschap te kunnen herbergen. De houten kerk is vorige maand platgebrand. Nu liggen er nog slechts de verkoolde resten.
De leden van de congregatie stappen over de gele band - ‘Do Not Cross, Charlotte Fire Dept.’ - waarmee het terrein van de afgebrande kerk is afgezet. De dominee van de Matthew Murkland Presbyterian Church, reverend Larry Hill, spreekt een laatste zegen uit over de zwartgeblakerde resten, die volgende week zullen worden opgeruimd. Het gospelkoor, getooid in paarse gewaden, zet een hymne in en de leden van de gemeenschap krijgen de gelegenheid om de puinhopen te beklimmen en wat bakstenen van het fundament mee te nemen als aandenken.
De dominee ziet deze aanslag op Gods huis als een teken des tijds: ‘Kerken worden in brand gestoken en de daders houden zich schuil, te laf om hun gezicht te laten zien. Er is sprake van een groep vervreemde mensen binnen de samenleving die het op de andere Amerikanen heeft gemunt. Het ziet ernaar uit dat niet alleen onze kerk daar slachtoffer van is. De bomaanslag in Oklahoma City, de tot de tanden bewapende Freemen die zich in een vesting in Montana hadden opgesloten, en daarnaast de brandstichtingen - alles wijst erop dat er een golf van haat door Amerika trekt.’
HET ZUIDEN VAN de Verenigde Staten wordt opgeschrikt door een serie aanslagen op kerken van zwarte gemeenschappen. In anderhalf jaar zijn meer dan veertig kerken in vlammen opgegaan. Afgelopen maand kwam er, weliswaar aan de late kant, ook vanuit Washington een geschrokken reactie. President Clinton heeft aangekondigd ‘alles in het werk te stellen om de krachten van haat te laten zien dat ze niet kunnen winnen’. De FBI en het Bureau of Alcohol, Tobacco and Firearms (ATF) hebben op landelijk niveau een grootscheeps onderzoek ingesteld naar de aard van de brandstichtingen die de zwarte gemeenschappen treffen. Het merendeel bleef vooralsnog onopgelost. Er zijn geen aanwijzingen dat achter de brandstichtingen een extremistische samenzwering schuilgaat. Veeleer lijkt het om individuele acties van racistische groeperingen te gaan, of om een serie van copycat crimes - misdaden die op andere plaatsen door andere misdadigers worden nageaapt. Juist de schijnbare willekeur maakt de zaak voor de federale politie een stuk gecompliceerder om op te lossen. Niet alle kerken die uitbranden zijn van zwarte gemeenschappen, maar toch lijken hoofdzakelijk racistische motieven aan de brandstichtingen ten grondslag te liggen.
Een lokale bank in Charlotte, een provinciestad van nog geen half miljoen inwoners, loofde een beloning van vijfhonderdduizend dollar uit en Justitie een bedrag van tienduizend dollar voor informatie die zou leiden tot de arrestatie van de brandstichter van de Matthew Murkland Presbyterian Church. Het duurde dan ook niet lang of de dader werd in de kraag gevat. Het bleek geen Ku Klux Klan-lid of neo-nazitsiche redneck te zijn, maar een dertienjarig meisje uit een welgestelde familie uit de buurt. Dominee Hill: ‘Ze goot een jerrycan benzine over de rechter achterhoek van de kerk. Het was een hels vuur. Binnen enkele minuten was de kerk afgebrand.’
Het meisje wordt vastgehouden in een jeugdhuis van bewaring. Een woordvoerder van de politie heeft de lokale pers meegedeeld dat het meisje handelde uit ‘anti-christelijke en anti-Afroamerikaanse gevoelens’. Daarnaast gaan er geruchten dat ze banden onderhoudt met een genootschap van satanaanbidders.
Charlotte kon opgelucht ademhalen. Het ging hier immers om een meisje dat overduidelijk psychische problemen had. De naam van de stad was niet bezoedeld door een rassenrel. Maar volgens dominee Hill blijven er nog heel wat vragen onbeantwoord. ‘Het meisje woont acht kilometer van de kerk vandaan. Hoe kon zij zonder andermans hulp in de holst van de nacht een kerk in een mum van tijd in de as leggen? Het is een teken aan de wand dat ze anti-Afroamerikaanse gevoelens zegt te koesteren. Bovendien is dit geen geisoleerd geval. Er branden dagelijks zwarte kerken af.’
De rond de tweehonderd leden van de zwarte gemeenschap in Charlotte zijn verbijsterd en weten niet wat ze moeten denken. De brandstichting herinnert hen aan de tijd van de segregatie, toen de zwarte bevolking de toegang tot blanke restaurants en blanke bussen werd ontzegd en brandstichtingen en lynchpartijen aan de orde van de dag waren. De 85-jarige Constance - zeg maar Kate - Patrick, geboren en getogen op een steenworp afstand van de Matthew Murkland Presbyterian Church, weet nog goed hoe de kerk in die tijd als toevluchtsoord voor de zwarten diende. Kate Patrick: ‘De kerk is de ziel van de zwarte gemeenschap. In angstige tijden bood zij ons bescherming en gaf zij ons kracht. Daarom treft het de gemeenschap diep in het hart dat er nu weer overal zwarte kerken worden afgebrand.’
DE GESCHIEDENIS van de Matthew Murkland Presbyterian Church is er dan ook een van een lange strijd voor de emancipatie van haar zwarte leden. Kate Patrick kan die geschiedenis uitgebreid uit de doeken doen. In de negentiende eeuw hadden de zwarten uit deze streek geen eigen kerk. Patrick: ‘Zij gingen naar de kerk van de blanke presbyterianen, waar zij achterin plaats moesten nemen. De presbyteriaanse kerk was in die tijd verdeeld over het vraagstuk van de slavernij en splitste zich op in de Presbyterian Church US en de United Presbyterian Church, respectievelijk de Zuidelijke en de Noordelijke Kerk. Een blanke dominee van de Noordelijke Kerk nam het initiatief tot de bouw van onze kerk omdat hij vond dat de zwarte bevolking recht had op een eigen bedehuis. De geschillen tussen beide kerken werden pas in 1983 bijgelegd, toen ze zich herenigden in de Presbyterian Church USA.’
Constance Patrick, die haar leven lang als kleuterleidster gewerkt heeft in een bijgebouw van de kerk, dacht dat het tij voorgoed gekeerd was voor de zwarte bevolking in Charlotte. ‘Er deed zich nog wel eens een incident voor. Eind jaren tachtig reed een politieagent in het verkeer een zwarte vrouw dood. De spanningen liepen even behoorlijk op, maar uiteindelijk werden de gemoederen weer gesust. Nu lijkt de klok te worden teruggezet.’
De beweging voor burgerrechten had aan de staat North Carolina een harde dobber. Jarenlang is er een hevige strijd gevoerd om de uitwassen van de segregatie tegen te gaan. De pensioengerechtigde Walter Cuthbertson, die als kleuter nog in het klasje van mevrouw Patrick heeft gezeten, heeft de strijd van begin tot eind meegemaakt. ‘Het is eigenlijk nog maar sinds kort dat we zonder problemen willekeurig welk restaurant kunnen binnengaan. Ik heb daar tegenwoordig ook het geld voor.’
Walter Cuthbertson (62) is in de kerk gedoopt en getrouwd. Ook zijn kinderen zijn er gedoopt. Net als de meeste leden van de gemeenschap is hij al zijn hele leven aan de Matthew Murkland Presbyterian Church verbonden. In zijn jonge jaren werkte hij als katoenplukker op het land dat in die tijd de kerk omringde. De kerk en de omliggende huisjes vormden toen nog maar een klein boerengehucht. Katoen- en maisvelden strekten zich uit zo ver het oog reikte. Pas vanaf de jaren vijftig begonnen welgestelde blanke families zich in de streek te vestigen en bouwden er villa’s. Zo verrezen hier de suburbs. De zwarten vonden een betrekking in de industrie en trokken weg naar andere delen van de stad. Cuthbertson ging voor een glasfabriek werken aan de andere kant van de stad. Maar elke zondag nog komt hij van mijlenver naar zijn oude kerk gereisd. ‘Leden van zwarte gemeenschappen zijn zeer trouw aan hun moederkerk’, stelt hij.
‘HET SIMPELE gegeven dat wij Afroamerikanen kilometers door een blanke wijk moeten rijden om naar onze eigen zwarte kerk te gaan, geeft aan dat er een scheidslijn door de samenleving loopt,’ merkt dominee Hill op. ‘Aan ons ligt het niet. De deuren van onze kerk staan wagenwijd open voor iedereen. Wij hebben de blanken in de buurt uitgenodigd om naar de kerk te komen. Er is nooit iemand gekomen.’
Een aantal blanke buurtbewoners is dit keer wel naar de zondagsdienst in de bakstenen kerk gekomen om hun medeleven te betuigen met de gemeenschap. Een vrouw van middelbare leeftijd stapt op de dominee af. ‘Wij vinden het afschuwelijk wat er met de kerk is gebeurd’, deelt ze hem mee. ‘Als bewoner van deze buurt voel ik me verplicht te laten weten dat dezer dagen onze gedachten naar de gemeenschap uitgaan.’
Voor de buurtbewoners is het de eerste keer dat zij een Afroamerikaanse dienst meemaken. ‘Het zal een hele ervaring voor u zijn’, grijnst dominee Hill. Inderdaad. Diensten in zwarte en blanke kerken verschillen als dag en nacht van elkaar. Als de piano begint te spelen en het gospelkoor inzet, klappen de kerkgangers uitgelaten mee op het ritme van de muziek. De stem van de geexalteerde koorleidster, die ooit een rol als gospelzangeres in de film The Color Purple heeft gespeeld, schalt boven het koor uit. De preek van de dominee heeft meer weg van een dialoog met het publiek dan met een toespraak. ‘Iemand zegt amen’, roept hij de kerkgangers toe. ‘Amen’, klinkt het uit het publiek. ‘Ooo yeah’, roept Constance Patrick, gezeten op de voorste bank, in trance. De buurtbewoners klappen enthousiast mee.
Niet alle buurtbewoners tonen zich even aangedaan. Een norse oude man van een jaar of tachtig beweegt zich moeizaam op zijn twee krukken voort door de buurt. Hij zegt niet geschokt te zijn door de brand. ‘Ik ben in mijn leven nog nooit geschokt geweest. De kerk was een oud bouwvallig hok en de dader was een verward meisje van dertien.’
DOMINEE HILL heeft geprobeerd contact op te nemen met de vader van het meisje. ‘Ik heb zelf een zoon van zeventien. Ik moest dan ook allereerst aan de ouders van het kind denken. We hopen niet dat dit voorval haar leven vernielt. We hopen dat er verlossing voor haar zal zijn.’
De vragen omtrent de jeugdige dader houden de zwarte gemeenschap voortdurend bezig. Een leider van de Presbyteriaanse kerk in Charlotte, de algemene presbyter James A. Thomas Sr. (48), vindt dat de autoriteiten van de stad voorbarige conclusies hebben getrokken. Thomas: ‘De autoriteiten zeggen dat de brand niets met rassenproblemen te maken heeft. Laat ze eerst maar eens uitzoeken wat voor banden het meisje onderhoudt met welke organisaties. Laat ze ook onderzoeken of ze geen hulp heeft gekregen toen ze de kerk platbrandde.’
Volgens de presbyter doen de autoriteiten alles om het racistische karakter van de brand teniet te doen. Zij zijn bang dat een rassenkwestie het imago van de stad schaadt. Charlotte is een booming town. De laatste tien jaar is de stad uitgegroeid tot een belangrijk financieel centrum. Talloze banken hebben zich de afgelopen jaren in downtown Charlotte gevestigd. Er is onlangs een grote congreshal aangelegd, die bezoekers uit alle delen van de wereld moet trekken. Tegelijkertijd heeft de stad een goede naam verworven door de wijze waarop het met rassenkwesties omgaat. Thomas: ‘Het stadsbestuur pakt de problemen serieus aan. Het stelt programma’s op om de zwarte en blanke bevolking te laten integreren. Onder het motto to get to know each other gaan kinderen van verschillende minderheden gezamenlijk naar zomerkampen en ook worden er voor ouderen van verschillende rassen avondjes georganiseerd.’
Thomas verwijt het stadsbestuur dat het, alle goede bedoelingen ten spijt, het rassenprobleem in de stad probeert te verhullen en dat het de situatie rooskleuriger voorstelt dan ze in werkelijkheid is. Met de explosieve groei van de stad deden ook de bijbehorende sociale problemen hun intrede. Werkloosheid, misdaad en geweld nemen toe. Overdag hangen talloze zwarten rond op de centrale boulevard. Zij hebben geen werk en bedelen een paar centen bij elkaar. Thomas: ‘De stad moet zijn sociale problemen niet ontkennen. De zwarte bevolking maakt nog steeds de onderste lagen van de maatschappij uit. Werkloosheid heerst vooral in de zwarte getto’s. Het proces van desegregatie dat vanaf de jaren vijftig op gang kwam, heeft zich voornamelijk op het vlak van het onderwijs voltrokken. Zwarte kinderen werden opeens op blanke scholen toegelaten. Maar wij hebben nog steeds een achterstand. Onderzoek heeft uitgewezen dat veel zwarte kinderen als analfabeet van de middelbare school komen. Na schooltijd keren de blanken terug naar hun suburbs en de zwarten naar hun verarmde wijken. De desegregatie houdt dus na schooltijd op.’
DE ZWARTE bevolking in de Verenigde Staten voelt zich weer in de verdrukking. De zwarte ex-presidentskandidaat, dominee Jesse Jackson, heeft gezegd dat niet alleen Klan-leden in witte gewaden een racistische boodschap verspreiden. Volgens de zwarte leider geven ook wetgevers in blauwe pakken voortdurend racistische signalen door misdaad en werkloosheid af te doen als een ‘zwart probleem’. Ook de veelgehoorde roep om een eind te maken aan positieve discriminatie ziet de illustere dominee als een aanval op het zwarte ras.
Wat presbyter Thomas betreft is de Amerikaanse samenleving nog steeds gesegregeerd: ‘De strijd voor emancipatie en tegen racisme is nog lang niet voorbij. In de jaren zeventig en tachtig dachten velen dat de strijd gewonnen was. De brandstichtingen bewijzen het tegendeel en hebben ervoor gezorgd dat we wat dat betreft extra op onze hoede zijn. Ik weet zeker dat wij hier sterker uit tevoorschijn zullen komen.’
Met al de publiciteit die de kerk aan de Old Providence Road heeft gekregen, vreest Thomas hier in Charlotte geen herhaling van de brand. Vooral nu ook andere kerken in de bres springen voor de getroffen zwarte gemeenschap. Zowel door de regering als door de Nationale Raad van Kerken zijn fondsen beschikbaar gesteld voor de wederopbouw van de afgebrande kerken. Zelfs van niet-christelijke kant is steun gekomen; dominee Hill is op en neer naar New York geweest, waar hij tienduizend dollar uit handen van de New York Board of Rabbis heeft ontvangen voor de opbouw van zijn kerk.