Niet ongehoorzaamheid maar juist gehoorzaamheid blijkt de eigenschap die het meest van belang is voor de jongeman en zijn Bildung. Waar anderen in zijn omgeving de moed hebben om in opstand te komen tegen het gezag, legt hij zich neer bij de regels die hem worden gesteld. Zijn puberteit is er eerder een van nieuwsgierigheid dan van opstand. Nieuwsgierigheid vooral naar alles wat met seks te maken heeft. Hij wordt zozeer in beslag genomen door die wonderlijke wereld van lichamelijkheid dat hij niet eens de tijd lijkt te hebben zich te verzetten tegen de gevestigde orde. In verschillende gedaanten keert de jongen terug die op het randje van de volwassenheid staat en keer op keer wordt geconfronteerd met de veranderingen in lichaam en geest. Omdat seksualiteit wordt omgeven door een sfeer van besmuiktheid, wordt hij er alleen maar meer door aangetrokken.
Het eerste verhaal heet ‘De worm’. Inderdaad heeft die titel alles te maken met het geslachtsdeel, iets waar vanzelfsprekend om wordt ‘gegniffeld’. Hanno, tien jaar, betreedt de wereld van de dubbelzinnigheid: ‘Al vroeg had Hanno geleerd dat zijn handen en zijn ogen tussen zijn benen niets te zoeken hadden. Toen hij, als hij ging plassen of kakken, toch op zijn lid begon te letten, deed het hulpeloos hangende ding hem denken aan een stuk vlees uit de winkel. (…) Het rook merkwaardig, niet echt lekker, wel echt naar vlees, en wel warm - maar niet te identificeren. “Geur van het reeuwse beest”, gist hij nu: “ik ben de late; ik ben de slechte; ik ben de dwaze.” Later ging het zich dikwijls ongezeglijk verlengen verharden verheffen, minder hulpeloos geworden - als hij er zomaar aan dacht, of er zomaar naar keek in de badkamer. Hij wist van klok noch klepel, maar piekerde er niet lang over, zei bij zichzelf: wat zich verheft, wat verrijst en wijst, is de bestraffende vinger Gods. Met woorden kon hij al flink uit de voeten, vroeg.’
Behalve de seksualiteit is het vooral de taal die de jonge hoofdpersonen maakt tot wat ze zijn, zowel de taal van Homerus en Yourcenar als de populaire teksten van Suske en Wiske en volksliedjes.
Uit alle verhalen in Het uur van ongehoorzaamheid blijkt het schrijftalent van Joris Note. Hij is gezegend met een krachtige stijl en kiest zijn woorden zeer precies. Waar het boek echter aan tenondergaat, is die voortdurende aanwezigheid van seksualiteit. Alsof er helemaal niets anders in hun leven is voorgevallen, laat Note zijn personages telkens weer belanden in een ranzige wereld vol gewillige vrouwen met ontblote borsten, mannen die zonder zich uit te kleden een vrouw van achteren nemen, dames die eieren in hun geslachtsdeel stoppen en er weer uit kakelen, jongetjes die ‘besmuikt gniffelen’ of een ‘dubbelzinnige grimas’ trekken. Veelvuldig citeren uit en verwijzen naar ‘de literatuur’ wordt dan interessantdoenerij.
Stijl alleen maakt nog geen goede literatuur. Het uur van ongehoorzaamheid blijft hangen bij de particuliere wederwaardigheidjes van typisch mannelijke pubers die in de grote wereld alleen hun eigen ontluikende seksualiteit herkennen en verder geen belangrijke thema’s ontdekken. Dit is typisch een boek van iemand die goed kan schrijven en veel weet over literatuur, maar niets te vertellen heeft wat mij kan boeien.
Dichters & Denkers
Vlees en wormen
Joris Note, Het uur van ongehoorzaamheid: Verhalen. Uitgeverij De Bezige Bij, 171 blz., f34,50
In zijn tweede boek, Het uur van ongehoorzaamheid, gaat de Vlaamse auteur Joris Note (1949) terug naar de puberteit, met in zijn achterhoofd de vraag hoe zijn personages zijn geworden wie ze zijn. De vijf verhalen spelen zich af in de wereld van de middelbare school en de vakantiekampen. De verteller gaat terug in de tijd en tracht de geschiedenis van zijn helden te reconstrueren.
www.groene.nl/1995/23