De film Dream werkt als een trance opwekkend mechanisme. Ik zag hem op dvd, diep in de nacht, en had moeite om wakker te blijven – niet omdat hij saai is, integendeel, maar omdat ik onwillekeurig tijdens het kijken in dezelfde gemoedstoestand als de hoofdpersonages belandde. Een sfeer van constant mysterie, David Lynch-achtig, een droomwereld waarin de grenzen tussen licht en donker verdwijnen en het verhaal, het kunstwerk, zich langzaam openvouwt als de met caleidoscopische kleuren bedekte vleugels van de vlinder die in de laatste scène over een ijsvlakte vliegt. De vlinder vormt een hoofdmotief in de film, een prachtig symbool, maar daarover in dit artikel geen enkel verder woord.
Dream is de vijftiende film van de Koreaanse regisseur Kim Ki-duk, maker van een handvol meesterwerken, onder meer: The Isle (2000), Bad Guy (2001), Spring, Summer, Autumn, Winter… and Spring Again (2003) en Bin Jip (2004). Sinds 2006 vertoont het werk van Kim Ki-duk een accentverlegging naar binnen in de vorm van spirituele, toenemend obscure films met een enkel woord als titel, bijvoorbeeld Time of Breath en nu Dream. Een van de gevolgen van deze introspectieve ontwikkeling is dat zijn werk zich steeds moeilijker laat waarderen en analyseren. Een kritische backlash was onafwendbaar, waardoor Breath en Dream tamelijk terughoudend werden besproken. Begin dit jaar voorspelde The Hollywood Reporter dat Dream zonder veel aandacht zou ‘verdwijnen’. Een onbedoeld treffende metafoor: bij Kim Ki-duk staat de boeddhistische notie van ‘leeg of licht’ worden juist centraal. Verdwijnen, dus. In de laatste jaren was de distributie van zijn films inderdaad beperkt. Dream stamt uit 2008, en is nu slechts tijdens het Internationaal Boeddhistisch Film Festival Europa in Amsterdam te zien. Dat is jammer, want juist met deze film toont Kim Ki-duk dat hij verschillende soorten verhalen gebruikt om consequent dezelfde thematiek te onderzoeken. Deze diversiteit van vorm en consistentie van inhoud geeft zijn werk een meerwaarde, een energie die de kijker meesleurt in het grote ‘project’ van de regisseur.
Net als in Bin Jip en Breath staat in Dream de dubbelzinnige, incidenteel gewelddadige relatie tussen een man en een vrouw, die elkaar nauwelijks kennen, centraal. Jin (Joe Odagiri) droomt dat hij ooggetuige is van een auto-ongeluk. Hij wordt wakker en rijdt naar het toneel. Daar ziet hij dat een mooie vrouw, Ran (Lee Na-yeong), de oorzaak van het ongeluk was. Maar dat kan niet, Ran zweert dat ze thuis aan het slapen was. En aan het dromen.
Jin en Ran blijken een mystieke connectie te hebben; ze brengen elkaars dromen in de praktijk. Beiden kampen met trauma’s, Jin vanwege de herinnering aan een verloren geliefde, Ran doordat ze niet kan ontsnappen uit een haat-liefderelatie met haar minnaar. In een poging zich los te wrikken uit de nachtmerrie proberen ze zonder slaap te blijven, bijvoorbeeld door hun oogleden met plakband open te houden. Geweld blijft niet uit; een wrede moord vindt plaats.
Weer The Hollywood Reporter, afkeurend: ‘De troebele plot wordt hoofdzakelijk in beslag genomen door protagonisten die er alles aan doen om wakker te blijven.’ Dat had ik dus ook, problemen om wakker te blijven. Maar Dream is zo’n film waarbij je juist in slaap moet vallen, dat wil zeggen uit de fysieke werkelijkheid stappen, meegaan in de trance, in de audiovisuele cadans die Kim Ki-duk creëert met muziek, felle kleuren die zorgvuldig geschilderd lijken en die stuk voor stuk thematische betekenis hebben, en het schitterende ritme van zijn montage, waarna Dream en Jin en Ran je onderbewuste in sijpelen. Wie wil dan nog wakker zijn?

Te zien tijdens het Boeddhistisch Film Festival Europe, van 3 t/m 5 oktober in Amsterdam