Emo Verkerk, Meerkoeten, 2020, olieverf op linnen, 120 x 150 cm © Gert Jan van Rooij

Wat op de voorstelling wordt vertoond zijn motieven die Emo Verkerk dit voorjaar, ergens onderweg, tegenkwam in de buurt van Den Helder. Hij woont daar. Het schilderij heet Meerkoeten. Het is nieuw. Eerst vond ik het ensemble van bomen mooi, zoals die daar staan tegen de flauwe helling van een talud. Merkwaardig is dat die bomen, allemaal verschillend, daar ieder voor zich staan – iedere boom ook op zijn eigen stukje grond, met aparte begroeiing en met eigen kleur. Maar dit schilderij is geenszins een gewoon landschap. Eerder een geschilderde collage met landschapsfragmenten – en bomen die in de rij staan. Bij de normale beeldopbouw van landschappen verschijnen bomen, nog met ander groen omgeven, eigenlijk informeel in beeld. In losse opstelling gegroepeerd, schilderachtig, bomen in zuidelijk zonlicht. Met drama kan ook: stevige bomen die hard weer en stormwind weerstaan. Rembrandts ets, bijvoorbeeld, met de Drie bomen, is een meesterlijk opgevoerd landschap. De lucht is groot en hoog en vol atmosferische beweging. Het gaat om onstuimige lucht, regen die er hangt, wolken en een brede horizon waaraan we verte kunnen aflezen. In Emo Verkerks schilderij, intussen, staan de bomen opgesteld als gestalten in een toneeldecor. Het licht is ook een even belichting. De groene contouren lijken geknipt van karton. De ruimte van het tafereel is als een ruime kijkdoos.

Tussen kade en rietkraag ligt een toneel van water

In Meerkoeten is te zien wat de titel vertelt, wat de schilder gezien had. Het is een genrestuk. Emo Verkerk zag twee meerkoeten in het water ruziemaken. Een burlesk incident met watervogels, zo te zien midden in een vaart. Meerkoeten zijn zwart. Het zijn snelle, beweeglijke duikvogels. Hun witte snavel is slank gevormd. Ze zijn ongeveer zo groot als eenden. Terwijl die zich plomp waggelend bewegen zijn meerkoeten daarentegen in het water vliegensvlug. Hun lichaamsvorm lijkt gestroomlijnd als een torpedo. Hun duiken naar waterplanten gaat met glanzend buigzame beweging. Kortom, de meerkoet is een sieraad in de waterwereld.

Er is veel water waar Emo Verkerk woont. Er zijn veel meerkoeten in de stad. Ze houden van rietkragen waar voedsel is. Daar glijden ze in het water heen en weer. Ze maken weinig lawaai. Maar op een dag zag en hoorde de schilder er twee ruziemaken. Dat gebeurde met veel gespetter van water, misschien ook opgewonden gesnater. Ik weet niet of dat een snerpend geluid is. Emo Verkerk viel dit vogelgebeuren op, bij hem in de buurt, omdat het iets buitengewoons was dat plotseling daar in het water ontplofte. Natuurlijk interesseerde hem dat als schilder. Misschien had hij een dergelijk bizarre uitbarsting tussen twee opgewonden vogels, ook zo plotseling, nog nooit eerder gezien – zoals bijvoorbeeld Van Gogh de hoge, bochtige cipressen in de Provence, tot hij ze voor het eerst zag.

Rembrandt, De drie bomen, 1643, ets, droge naald en burijn, gedrukt met lichte plaattoon, 213 x 279 mm © Rijksmuseum Amsterdam

Er was met dat gekrakeel zeker iets uitzonderlijks, hoe de vogels elkaar te lijf gingen. Emo Verkerk zag dat omdat hij sowieso graag met bizarre motieven aan het werk is. Meerkoeten kunnen slecht vliegen, ze doen het ook niet graag.

Het zijn watervogels. Ze hebben vrij hoge poten. Als ze haast willen maken, gaan ze op het water rennen, met veel nat gekletter van brede, platte zwemvliezen. Verkerk zag dat en zag toen, tegelijkertijd, de scène van een schilderij voor zich. We zien de meerkoeten als zwarte silhouetten boven het water. Ze waren rennend op elkaar afgekomen, waarbij ze zich op het laatste moment met hun achterwerk naar elkaar draaiden om elkaar zo met hun tanige poten meppen uit te delen. We zien daar, in vaalgeel, het geklap van poten. Verder draaiden ze met hun lenige nek hun zwart-witte kop sierlijk naar achteren, om zo het vechten goed te volgen. Het water is wit. Er is beweging aan de oppervlakte. Er zijn ook snelle vlekken, wie weet afdrukken die overbleven van rennende zwemvliesstappen.

Midden in het schilderij, op het midden van het water, zien we de twee vogels als een vreemde, symmetrische zwarte figuur. Iets te groot is de contour ervan in verhouding tot de singuliere bomen op de dijk. Maar dat is juist voor de hoofdfiguur in het tafereel. De bomen in het decor zijn grillig van vorm, allen ook van een verschillend groen. Aan de overkant van het water, tegelijk het podium voor de vogels, loopt horizontaal in het water een rietkraag. Parallel daaraan, op de voorgrond, een kade met links en rechts, gepast op afstand, twee bolders. Tussen kade en rietkraag ligt een toneel van water met een verbazingwekkend figuurlijk spektakel. Emo Verkerk heeft daar een bijzonder en ook intiem schilderij van gemaakt dat geheel klopt in zijn evenwicht.


PS Het schilderij van Emo Verkerk zal over een tijdje te zien zijn bij Willem Baars Projects, aan de Hoogte Kadijk te Amsterdam